CEBECO: NOG MEER DE KRACHTEN BUNDELEN 17 het moment waarop we deze algemene ver- gadering houden hebben bepaalde sectoren van onze vaderlandse land- en tuinbouw het zeker niet gemakkelijk. We beseffen dat bij het vrije on dernemingsschap in land- en tuinbouw de pro blemen zullen blijven en vooral ook zullen wisselen van aard en van bedrijfssector. Zo kunnen wij nu constateren dat met name bijv. in de veredelings- sector de gang van zaken bij een verantwoorde aanpak wat gunstiger ligt. Waar wij echter met name het oog op hebben is de Nederlandse fruit teelt, welke o.i. met de grootste moeilijkheden te maken heeft en waarin jarenlange inspanningen en investeringen thans tevergeefs blijken, zodat ook bedrijven, die nu in volle produktie komen, jaarlijks verlies lijden. Dit geeft grote problemen. Ik wil deze wat algemener stellen dan voor de fruitteelt alleen. Zijn wij er eigenlijk al aan toe om definitieve con clusies te trekken omtrent de toekomst van be drijfstakken, die nu welhaast onoverkomelijke moei lijkheden ontmoeten? Is de situatie in de E.E.G., zo als zij nu ligt al voldoende uitgebalanceerd om te kunnen vaststellen wat wij moeten doen en wat wij moeten laten? Ik geloof, dat ik het recht heb deze vragen te stellen nu wij merken dat de devaluatie in Frankrijk en de revaluatie in Duitsland verschil lende zaken op hun kop zetten. Er wordt naar een nieuwe opstelling gezocht en telkens blijkt dat ieder land en ook iedere bedrijfs tak weer naar zich toe gaat rekenen. Het ontbreken van een harmonisatie in het mo netaire belfejd in de E.E.G., het ontbreken ook van ieder Europees gezag en controle, het ontbreken van de politieke wil om samen te werken, bergen kiemen van desintegratie en een weer groeiend nar toinalisme in zich. Wel beseffend, dat wij met de rationele arbeidsverdeling in de E.E.G. rekening moeten houden en dat wij daarop ook moeten aan sturen, want daar heeft ook ons land belang bij, liggen hier toch grote vragen. Aldus de voorzitter de heer A. M. Geluk van Cebeco in zijn openings rede donderdag j.l. gehouden op de Algemene ver gadering te Amsterdam. VA/ANNEER de land- en tuinbouw zo vaak als de dwarsliggers op de weg naar de toe komst worden gekenschetst, aldus de heer Geluk, mag wel bedacht worden dat allerlei factoren, die in belangrijke mate ook het land- en tuinbouwkli- maat bepalen, nog niet zijn geregeld. Bovendien ontbreken duidelijke wegwijzers. Mogen wij ver wachten dat het succes van de topconferentie in Den Haag een nieuwe impuls geeft? Het enige wat wij kunnen doen is goede orde op eigen zaken stel len. Maar dat is gemakkelijk gezegd als men niet als individuele boer of tuinder in het eigen bedrijf voor onoverkomelijke moeilijkheden wordt ge plaatst. Wij mogen van de overheid verwachten, dat zij op dez- ontwikkelingen attent blijft en waar nodig de helpende hand biedt. Wij zelf zullen onze be drijven zo sterk mogelijk moeten maken-, ook door gezamenlijk op te treden en dat betekent, dat wij ons moeten verenigen in krachtige organisaties en coöperaties, die als het ware als „windschut" kun nen dienen als de storm losbreekt. Maar niet alleen om de wind tegen te houden-, we moeten ook zo vaak tegen de wind in om ons doel te bereiken. Dit brengt ons bij de wenselijkheid om nog meer dan tot nu toe de krachten te bundelen. Topcoöpe- raties, met name die uit de zuivelwereld, de suiker wereld, de aardappelsector, de aan- en verkoop sector, de vleessector, de banken, om er enkele te noemen, zouden bij een gezamenlijk optreden op verschillende terreinen belangrijke nieuwe aktivi- teiten ter hand kunnen nemen. Het blijft tot nu toe wanneer men let op wat de woordvoerders van deze toporganisatie zeggen een bereid verkla ren zonder dat het komt tot zaken doen. Van CE- BECO-zijde staan we positief tegenover een samen werking op onderdelen. Wij willen gaarne helpen om te stimuleren dat een economisch en technisch deskundige commissie deze materie gaat inventari seren en bestuderen, opdat concrete voorstellen worden gedaan waar en op welke wijze nieuwe aan pak mogelijk of gewenst is, aldus de heer Geluk. Zonder ons te moeten overschatten, we ónder- schatten wel eens waartoe we gezamenlijk in staat zijn, wat we samen zouden kunnen trekken als we zoals de paarden voor de ploeg maar tegelijk aanzetten. We dienen geen tijd en geld te verspillen aan kleine zaken nu zoveel belangrijke processen in gang gezet moet worden. Dat we daarbij niet enkel nationaal, maar ook internationaal moeten gaan denken en handelen, ligt voor de hand. De contacten tussen de grote coöperaties in Europa zijn veelbelovend, maar moeten nauwer worden aangehaald, ook op zakelijke basis. Het ia duidelijk dat. wanneer de tijden verande ren, wanneer de manier waarop wij de land- en tuinbouw uitoefenen verandert, ook tiet werk van de coöperatie verandert, en er op zal moeten aan sluiten. We hebben te maken met een zeer snelle technische ontwikkeling, waarvan we gebruik ma ken bij ons werk. Maar we krijgen steeds grotere behoefte juist wel hierdoor aan betere plan ning, aan meer informatie, aan nog betere en snel lere communicatie, aan snelle administratieve ver werking en aan interne vergelijking 7O komt er eigenlijk op een wat andere wijze dan vroeger het geval was weer zoveel ander werk op ons allen af. Bij het oplossen van deze problemen komt het er op aan, om te profite ren van de mogelijkheden om de bronnen van de menselijke geest als het ware groter bereik te geven, te verdiepen. De techniek kan ons daarbij behulpzaam zijn als we bijv. denken aan automatir sering, of aan inschakeling van de computer. Natuurlijk dienen we te beseffen wat de com puter vermag, en vooral niet vermag. Het is en blijft een instrument. Maar als we dit instrument met gevoel en met verstand gebruiken program meren zal het ons in het coöperatieve milieu nog veel diensten kunnen bewijzen. Laten wij daarbij niet vergeten dat wij de con currentie vóór moeten zijn om deze toepassingen op uitgebreide schaal te gaan gebruiken. Of we willen of niet, we moeten immers mee in deze bewogen tijd. Soms wordt het ons te erg ieder kent zo'n moment maar als we niet meelopen, blijven we achter. We zien het om ons heen, met bedrijven, met bedrijfstakken, met landen. De sfsranden tussen koplopers en achter blijvers lijken helaas eerder toe in plaats van af te nemen, net is uuiueiyk dat dit spanning veroor zaakt, onrust, ónvrede. WE krijgen er allen mee te maken; eer we het weten is telkens het moment daar dat we weer moeten kiezen, weer moeten beslissen, of dat we voor voldongen feiten geplaatst zijn. Een bevre digend boekjaar nu, van CEBECO, van uw vereni ging, houdt niet in dat u zo maar mag concluderen dat het zo wel zal blijven gaan. Eigenlijk is deze conclusie soms een rem voor een tijdige en soepele groei naar het voeren van een meer gezamenlijk beleid hoe we ons ook verheugen over een gun stige gang van zaken tot nu toe. (Zie verder pagina 24)

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsch landbouwblad ... ZLM land- en tuinbouwblad | 1969 | | pagina 17