UIT de 17e eeuw en eerder zijn daaromtrent
geen gegevens gevonden, doch omstreeké
1700 werd de hofstede bewoond door Laurus
Reijnout. Van hem zijn o.a. twee zoons bekend,
n.l. Pieter en Adriaan, die hoogstwaarschijnlijk
samen het bedrijf hebben gevoerd. Ze worden
genoemd in het Rekeningenboek van de Lands-
parochie van Goes in 1763 tot en met 1766.
N\ het overlijden van Kees Goense op
14 juni 1965 bleef zijn vrouw Janna
woonachtig te Bergen op Zoom haar
eigendom beheren. Zij verpachtte om redenen
die hier niet terzake doen, omstreeks 1966 de
helft van het grondbezit der hoeve aan Rinus
Pietersen de Winter, zodat het bedrijf thans niet
van grote omvang is.
li
(Vervolg van pag. 9)
EIGENAARS EN BEWONERS
Eertijds had de hoeve twee woonhuizen (niet
op de kaart van Hattinga aangegeven). Eén
huis stond direct oostelijk van het paadje naar
de Vreelandsedijk en is rond 1900 afgebroken.
Hierin rentenierde doorgaans de oude boer, ter-
wijl de opvolger in het woonhuis bij de schuur
zijn intrek nam.
Genoemde Adriaan Laurusse Reijnout wordt
in mei 1752 vermeld als kerkmeester van de
Landsparochie. Hij overleed op 8 juli 1754. Zijn
vrouw was Neeltje Jacobse Boonman.
De hofstede wordt nog genoemd als „Wed.
Adr. Laurusse Reijnout's Hofstede in de
Caneelpolder" in een stuk van 7 maart 1774
(zie Inventaris Lasonder nr. 2859, Hoedekens-
kerke). Zij overleed op 14 september 1789.
De mede-eigenaar van de hoeve, Pieter Lau
russe Reijnout was reeds in 1764 of 1765 ge
storven. Er is althans omstreeks die tijd sprake
van zijn weduwe.
Van de kinderen van Adriaan Reijnout, t.w.
Janna, Josina, Laurus, Jacob, Jan en Joost, was
het Laurus Adriaanse Reijnout die op de Ka-
neelpolder opvolgde. Ook hij was kerkmeester
van de Landsparochie van Tergoes. We noem
den hem reeds als eigenaar van een kerkhoeve.
Hij overleed op 7 april 1796.
Zijn jongere broer Jacob Adriaan Reijnout
bleef, ongehuwd, op de hoeve tot zijn dood
20 maart 1805 Tot in dit jaar waren d©
Reijnouts dus reeds meerdere generaties lang
eigenaars van deze hoeve. Van hen is bekend
dat zij lang niet onbemiddeld waren. Dat bleek
toen na veel vijven en zessen in Kwadendamme
in 1801 de eerste katholieke kerk in het zuide
lijk deel van Zuid-Beveland werd gebouwd.
Laurus Adriaanse Reijnout had reeds in 1792
een som van 33.08.01 aan de parochie voor
geschoten en uit gegevens van 1802 is bekend
dat Jacob Adriaanse Reijnout (broer van Lau
rus) 100.had geschonken, hetgeen inhield
dat hij als mede-eigenaar van de kerk gold.
Toen Jacob in maart 1805 was overleden,
had deze geen directe erfgenamen. Wel waren
er toen nog Reijnouts in leven, doch Jacob's
eigendomsrechten in de kerk, zowel als zijn
overig bezit de hoeve gaan over naar
Laurus Janse Huige, een zoon van Jacob's zus
ter Janna. Deze Laurus overleed op 10 decem
ber 1806. Hij woonde niet op de Kaneelpolder-
hoeve.
Waarschijnlijk is het diens broer Cornelis
Janse Huige, die er zich vestigde, althans in
1810 is dat zo (zie register van Belastingen op
Deuren en Vensters van 1810, gem. archiel
Hoedekenskerke).
|N de inventaris Lasonder nr. 3803, Ooster
en Middelzwake (Rijksarch. M'burg)
komt onder datum 12 oktober 1805 een stuk
voor, waarin als „eenige en universeels Erfge-
naamen van wijlen Jacob en Lauris Adriaanse
Reijnout worden genoemd Lauris Huige, Pieter
Pieterse Hoondert (gehuwd met Geertruida
Huige) en Cornelis Huige.
Genoemde Cornelis Janse Huige overleed op
24 mei 1830 en zijn erfgenamen waren: Jan,
Adriaan en Clasina. De hoeve wordt dan in drie
delen gesplitst, waarvan 2/3 aaneen blijft bij de
hoeve, die op naam komt van Jan Cornelisse
Huige. Clasina Huige krijgt in totaal 24 gemet
De korte wand van de schuur met schild en laag dak aan de mestputzijde.
7 roeden, n.l. in de Caneelpolder 8 gem. 86 R
zaailand en de rest verdeeld over percelen in
de Hoek Zandweg en Aalweg, in Slabbekoorn
en in Ponshoek. Dit betrof percelen weiland.
Nadat Jan C. Huige op 1 aug. 1832 was over
leden kwam de hoeve zeer waarschijnlijk weer
in bezit van nakomelingen van Laurus Janse
Huige, n.l. Joannes (Jan) en Adriaan.
Jan overleed op 17 maart 1858 en Adriaan op
23 maart 1888. Deze laatste was na Jan's dood
eigenaar van de hoeve geworden (door koop of
erfenis).
Hij was gehuwd met Joanna Allemekinders
van Heinkenszand. Zij was geboren op 31 dec.
1797 en overleed op 1 maart 1885. Van hun drie
kinderen stierven er twee op jeugdige leeftijd.
De enige dochter Joanna (Janna) bleef op de
hoeve en huwde in 1865 met Laurentlus (Lau)
Goense, een welgestelde weduwnaar.
Hij werd in 1872, met zijn vrouw, lid vap het
Schuttersgilde St. Sebastiaan te Kwadendamme,
waarvan hij hoofdman was toen in 1899 het
grondbezit van dat gilde werd verkocht. Dit
gebeurde tegen zijn zin en hij nam daarop ont
slag als hoofdman en lid.
In laatstgenoemd jaar verhuisde hij naar
Hansweert en kwam zijn zoon Adriaan Goense
op de Kaneelpolderhoeve. Omstreeks di^ tijd
is de eerder vermelde woning aan het Padje
afgebroken.
Adriaan was gehuwd met Piet (Petroneha)
Acda. Hun dochter Janna, geboren ca. 1897,
werd de latere eigenares van de Kaneelnolder.
Omstreeks 1920 trouwde zij met Kees Goense
van „De Steenen Hoeve", later Ferme Vive
Labeur genoemd
De Kaneelpolderhoeve werd van toen af ver
pacht. De eerste pachter was Aalbrecht Marti-
nusse Rijk, geb. te Driewegen op 12 dec. 1897
en overleden te Kwaddendamme op 25 april
1969.
Na het overlijden van Aalbrecht Rijk kwam
diens dochter Corrie Rijk, gehuwd met Arjaan
Cornelisse Rijk (van Ferme Vive Labeur) op de
Kaneelpolderhoeve, waar zij thans het bedrijf
nog voeren.
Wat eens een hoeve van formaat was, is
door omstandigheden „eworden tot een klein
bedrijf. Aan de gebouwen is in de loop van de
tijd weinig gerestaureerd of gemoderniseerd.
Aan een kant valt dat wel wat te betreuren,
aan de andere kant is wellicht de aanwezigheid
van de oude tegels daaraan te danken.
Dit artikel kwam weer tot stand door wat
speurwerk in oude archieven, doch veel gege-
vens werden ontleend aan hetgeen de heer A.
de Boo te Kwaddendamme daarover reeds had
aangetekend. Hem zijn we dan ook in het bij-
zonder dankbaar voor zijn medewerking, ter
wijl we tevens erkentelijk zijn voor de gast-
vri;heid door de bewoners der hofstede ver
leend.
Nisse, december 1969
Hij viel als een steen door de mand en werd
meteen ingerekend. Hij loog en fantaseerde er
duchtig op los, maar men luisterde niet eens meer.
Op 15 november 1765 stond Abraham Magarris
met een strop om zijn nek onder de galg van
Brouwershaven. Hij werd niet opgehangen, maar
wel „zeer streng met roeden gegeeselt en met
dubbelen swaerde gebandmerkt". Maar niet dan
nadat hij zijn levensgeschiedenis geheel en naar
waarheid had opgebiecht. Bij weigering zou men
de strop wèl aanhalen. Heel Brouwershaven ge
noot van de voorstelling, behalve Maria en haar
vader! Boeren, burgers en buitenliu waren op de
been om te zien 'hoe men op Schouwen een op
lichter had ontmaskerd die heel Nederland e.o. te
slim afgeweest was.
ÉÉN FOUT GEMAAKT
MAAR Bram kwam niet vrij. Met een schip
werd hij naar Middelburg gebracht om daar
levenslang in het rasphuis te worden opgesloten!
Een rasphuis was een soort tuchthuis, waar men
de hele dag blokken verfhout moest raspen. \Jit
het aldus ontstane schrapsel maakte men in die
tijd verf.
IN het Middelburgse rasphuis zat een arbeider
van de Zeeuwse Munt, die valse daalders had
geslagen en uitgegeven en daarvoor eveneens
levenslang had gekregen. U ziet: met straffen was
men toen niet misselijkMet deze valsemunter
wist Bram te ontsnappen. Bij Bergen op Zoom
maakten ze één fout. Inplaats van naar Antwer
pen uit te wijken togen ze naar het noorden. In
Wouw achterhaalden de Zeeuwen hen. De Mid
delburgse rakkers bonden beiden aan hun paar
den en lieten hen 't hele eind lekker terug lopen.
Meer dan 30 jaar lang, tot zijn dood toe, heeft
Abraham Magarris in het rasphuis gezeten. Een
gruwelijke straf in onze ogen. Tot nóg grotere
schande voor die tijd moet gezegd worden, dat
het rasphuis voor het publiek toegankelijk was.
Men mocht daar komen om de gevangenen uit te
jouwen en te bespotten! Bram trok veel bekijks
uit heel Walcheren en Zuid-Beveland. Marktbe
zoek werd veelal gekoppeld aan rasphuisbezoek.
De bewakers streken aanzienlijke fooien op en
mede daardoor werd Brammetje meer als gast
dan aLs gevangene behandeld! Hij moest vooral in
leven blijven als bezienswaardigheid
TE BONT GEMAAKT
MARIA treurde als een weduwe, want het hu-
welijk was een huwelijk. Daar was niets
aan te doen! Bram overleefde haar. Overzien wij
het geheel, dan kan men zeggen dat Bram alles
veel te mooi gedaan heeft. Had hij zich bepaald
tot het maken van een enkele vervalsing en had
hij daarna als eerzaam en rustig burger verder
geleefd, het zou alles goed gegaan zijn. Hij maak
te het veel te bont en de valse referenties braken
hem de nek. Precies zoals geniale oplichters op
bepaalde punten soms achterlijk zijn
In elk geval: Brouwershaven was maar wat
trots de sluwe vos te hebben gevangen. En de
vroedschap, vooral de vaders van door Maria ver
smade jongelui, hadden hun leven lang plezier
van de afloop. Met innig genoegen gingen zij af
en toe een kijkje nemen in Middelburg om te
zien of Bram er nog zat. Hij heeft ze alleman'
overleefdDe stakker!
W. G.