x ~VJ222 0 j222 wm ft 9 De topstang dient vlot verstelbaar te zijn. Zorg daarom voor een goederechte topstang die gemakkelijk te bedienen is. hoar stomp Stompe en/of versleten scharen hebben vele bezwaren. Naast het feit dat ze de grond niet in willen hebben zij veelal een groot draagvlak op de achterzijde. Daardoor smeren ze de bodem van de voor dicht. Bovendien zal hierdoor de mogelijke gewichtsoverdracht sterk verminderenterwijl de trekkracht en de wielslip vaak toenemen. Opgemerkt wordt dat niet goed geplaatste nieuwe en/of onjuist uitgesmede scharen eenzelfde effect kunnen op leverenEen goed geplaatste scherpe schaar zal alleen met de snijkant de grond raken. i Si- Deze tekening geeft de standaard afstelling van het schijfkouter (ach teraanzicht). Op hei veld worden deze zonodig bijgesteld. Let er voor al op dat alle schijven ook gelijk staan. Zowel de gang van de ploeg, de werkbreedte per schaar als de grondlegging worden mede door de stand van de schijven beïnvloed. ff H twiiïi "-■mé. Het resultaat van de afstelling van de schijven is goed zichtbaar aan de vaste kant van de voor. Door te breed gestelde schijven ontstaat een trapjeen de snijbreedte van het betref fende ploeglichaam is te groot. Staan de schijven te smal, dan is het effect precies omgekeerd en brokkelt de vaste kant af. Alleen met een juiste vlakstelling in de leng terichting zullen alle plöeglichamen even diep werken. Dit is nodig voor een gelijk matige grootte en lig ging van de ploegsne- den. De topstang zal hiertoe op de juiste lengte gesteld moeten worden. By een goede afstelling is in de bo» dem van de voor een lichte afdruk van het zooiijzer zichtbaar. 'opaoog te j<jn$ hg é*ro i ithaar fcv' k Nadat met het ploegen is begonnen en de voor de gewenste diepte heeft bereikt, komt de vlak stelling aan de beurt. Bij de vlakstelling (van achter gezien) letten we vooral op een verticale stand van de plöeglichamen. Afstelling over buik en rug zijn beide fout en hebben een min- der goede grondlegging tot gevolg. De bodem van de voor behoort vlak te zijn. De breedtestelling Ook de verstelling van de werkbreedte dient bruikbaar te zijn. Bij rondgaande ploegen beperkt dit zich in hoofdzaak tot de krukas waarmee de ploeg aan de trekker wordt gekoppeld. Van links en rechts-werkende ploegen wordt de breedte vaak met draadspillen en aanslagbouten geregeld. Deze fijnregelvoorzieningen moeten vrij van speling en gemakkelijk te bedienen zijn. De scharen Voor goed ploegwerk is de stand van de scharen belangrijk. Behalve een gelijke stand en een vloei end verloop van schaar naar rister dient een schaar steeds een zekere ondergreep te hebben. Zijgreep van enige betekenis is voor alle grondsoorten onge wenst. Vooral scherpe scharen zijn nodig zowel voor een groot indringend vermogen en voldoende gewichtsoverdracht als voor een geringe trek kracht. Goedstaande, scherpe scharen met voldoen de ondergreep zijn zaken waaYaan veelvuldig te weinig aandacht wordt besteed. Stompe scharen ;meren de bodem van de voor dicht, verminderen de mogelijke gewichtsoverdracht, vragen meer trekkracht en vergroten de kans op wielslip. Door dit alles kan de bodemstructuur ernstig worden be dorven. De schijven Deze moeten scherp zijn, terwijl de diameter minstens 40 cm zal moeten bedragen. De naven mogen geen speling vertonen en de schijven moeten soepel draaien. Als vuistregel voor de afstelling kan men een afstand van 2 cm buiten het zooiijzer aan houden. Voor de diepte-afstelling geldt dat de af stand van de onderkant van het zooiijzer tot de naaf van de schijf groter moet zijn dan de ploeg- diepte. Zet vooral ook alle schijven gelijk. COMBINATIE TREKKER EN PLOEG Nu volgen in een logische volgorde de belang rijkste punten voor de afstelling tijdens het ploe gen Hefinrichting Op gewenste ploegdiepte stellen. Pas als de ge wenste diepte van de voor is bereikt, komt de verdere afstelling aan de beurt. Vlakstelling (dwars op de rijrichting) Het frame van de ploeg horizontaal stellen. Te gelijkertijd behoren de plöeglichamen verticaal te staan. De bodem van de voor is dan horizontaal en vlak. Dit wordt bij links- en rechtswerkende ploe gen geregeld met de vlakstelling van de ploeg en bij rondgaande met het draaikrukje in de hefstang van de hefinrichting. Vlakstelling (in de rijrichting) Deze is nodig voor een gelijke diepgang van alle plöeglichamen en een gelijkmatige grondlegging. De vlakstelling in de lengterichting wordt geregeld door de topstang van de hefinrichting langer of korter te maken. Als deze afstelling goed is, is de afdruk van het zooiijzer juist zichtbaar op de bo dem van de voor. Bijstellen van de schijven De juiste stand van de schijven is zichtbaar aan de vaste kant van de voor. Als de ploeg en de schij ven goed staan is de zijkant van de ploegvoor zui ver verticaal en glad. Staan de schijven te breed, dan vertoont de zijkant een „trapje"; staan ze te smal dan is de kant afgebrokkeld. Evenals de plöeg lichamen moeten uiteraard de schijven verticaal staan. Bijstellen van snijbreedte De werkbreedte van alle plöeglichamen moet gelijk zijn. Het bijstellen van de snijbreedte heeft steeds betrekking op het voorste ploeglichaam. Meet daartoe de breedte v&n de eerste ploegsnede tegen de schijf. Met corrigeren geschiedt door het frame t: verdraaien (links- en rechtswerkende ploegen} of door het verschuiven en/of verdraaien van de trekas (rondgaande ploegen). Voorscharen Zodra êen gewas of een produkt met een ploeg ondergewerkt moet worden, zijn voorscharen nodig. De voornaamste punten voor de afstelling van êen voorschaar hebben betrekking op de plaats van be vestiging, de stand, de werkbreedte en de werk- diepte. De stand en de plaats van bevestiging wor den vooral bepaald door het onder te brengen pro dukt. Zb stellen bijv, stalmest en hiet winterharde groenbemesters vrijwel geen bijzondere eisen. Dat is wel het geval met winterharde gróenbèmesters, zoals gras. Om grassen goed onder te werken zal de voorschaar verder naar voren en meer dwars ge plaatst moeten worden. Voor alle omstandigheden geldt dat de werkbreedte en de werkdieptê zo be perkt mogelijk moeten worden gehouden. Breed en iiep werkende voorscharen brengen té vêêl grond in dfe voor. Daardoor komt de kering van de ploeg- sneden in het gedrang: een onvoldoende aanslui ting is het gevolg. (Zie verder pag 12)

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsch landbouwblad ... ZLM land- en tuinbouwblad | 1969 | | pagina 9