afstellen
trekkerploegen
J. T. ANDRINGA Ing.,
Rijkslandbouwconsulentschap
voor Landbouwwerktuigen
Ir. A. A. HOFMAN,
N.V. Van Rumpt,
Stad aan het Haringvliet
Voor goed ploegen is een
juiste afstelling van de ploeg
van doorslaggevende beteke
nis. Zelfs met de beste ploeg
kan slechts goed werk wor
den verricht als hij goed is
afgesteld. Ook de trekker
moet aan bepaalde eisen vol
doen om tot de gewenste re
sultaten te komen. Bij de af
stelling en het gebruik heb
ben we dan ook te maken
met de trekker, de ploeg en
vooral ook met de combinatie
van trekker en ploeg.
Over dit onderwerp schre
ven de heren J. T. Andringa
Ing. en Ir. A. A. Hofman een
instructief artikel in het sep
tembernummer van „Land
bouwmechanisatie, waarvoor
grote belangstelling blijkt te
bestaan.
Het geheel draagt het ka
rakter van een gebruiksaan
wijzing voor de meest voor
komende trekkerploegen. In
totaal worden negentien be
langrijke punten besproken,
waarvan het merendeel be
trekking heeft op het wer
ken met de combinatie van
trekker en ploeg. Ook is een
vlugschrift verschenen, waar
in dit artikel onverkort is
opgenomen. Dit is verkrijg
baar bij de regionale consu
lentschappen en bij het Con
sulentschap voor Landbouw
werktuigen te Wageningen.
eenschaarploeg r 130-150 cm
tweeschaarploeg 150-160 cm
drieschaarploeg 170-180 cm
vierschaarploeg 180-210 cm
Voorts moet de spoorbreedte symmetrisch en
voor en achter gelijk zijn.
bepaald door de breedte van de open voor. Een be
laste 12-inch-band is voor een voorbreedte van 30
cm te breed. Hetzelfde geldt voor een 16-inch-band
bij 40 cm voorbreedte. Het profiel van de band
wordt sterk door de grondsoort bepaald. Voor alle
gronden met voldoende weerstand komt een band
met hoge nokken in aanmerking. Voor losse zand-
Aan de bandenspanning wordt veel te weinig aandacht besteed. Zowel een ongelijke als een
te hoge spanning is fout. Voor de aandrijvende 'Melen is eenzelfde lage spanning (max. 1
atm.) nodig. Dit levert maximale trekkracht en minimale wielslip.
Banden grond 'n voor veenkoloniale gronden is een nor-
Voor de banden van de aandrijvende (achter)- maal profiel (lage nokken) op zijn plaats. De ban-
wielen zijn de maat, het profiel en de spanning van denspanning is voor ploegen van veel betekenis,
betekenis. Een grote diameter is voor alle grond- Een relatief lage spanning van maximaal 1 atm. is
soorten gewenst. De maximale breedte wordt sterk nodig. De band is dan soepel en bovendien zelfrei-
Zelfs met de beste ploeg zal slechts goed werk
kunnen worden geleverd indien hij juist is afgesteld.
Ook de trekker moet aan bepaalde eisen voldoen
om tot de gewenste resultaten te komen. Bij de af
stelling en het gebruik hebben we dan ook te ma
ken met de trekker, de ploeg en vooral ook met
de combinatie van trekker en ploeg. In het kader
van dit artikel willen we ons beperken tot de be
langrijkste richtlijnen die gelden voor het ploegen
op zaaivoor en op wintervoor. Bij het afstellen is
het steeds gewenst systematisch te werk te gaan.
Het volgende schema is voor de praktijk goed
bruikbaar.
DE TREKKER
Spoorbreedte
Er bestaat een duidelijk verband tussen ploeg-
breedte en spoorbreedte. De volgende gemiddelde
waarden voor de spoorbreedte van de trekker (mi
nimum en maximum) worden aanbevolen voor
een:
IIIIU II'/'O'»'—