De crisis
in de
fruitteelt
8
r)E fruitteelt verkeert in een ongekend diepe
crisis. Vooral als gevolg van een ongebrei
delde, met overheidssteun aangemoedigde uitbrei
ding in Frankrijk, is er sprake van overproduktie
•n daardoor te lage prijzen.
Al verscheidene jaren wordt zelfs op de beste,
modernste fruitbedrijven in ons land met verlies
gewerkt. Een voorheen bloeiende bedrijfstak wordt
met ondergang bedreigd, wat tevens verstrekken- 4.
de gevolgen kan hebben voor o.a. de veilingen, toe
leveringsbedrijven, werkgelegenheid enz.
In een rapport aan het Hoofdbestuur der ZLM
heeft Je heer A. van Oosten, economisch-sociaal
voorlichter van onze Maatschappij, een aantal fa
cetten belicht waarbij uitvoerig ingegaan wordt op
de concurrentiepositie en het bestaansrecht van de
Nederlandse fruitteelt en de maatregelen, die tot nu
toe van overheidswege zijn getroffen om verbete
ring in de situatie te bewerkstelligen. Daarbij is de
nadruk gelegd op de overbruggingsfinanciering, die 5.
ten doel moet hebben de levensvatbare bedrijven
door de moeilijke jaren heen te helpen. Aangetoond
wordt dat van deze regeling te weinig effekt ver
wacht mag worden en dat derhalve verstrekkende
maatregelen noodzakelijk zijn.
TEVENS wordt in eer. 8-tal bijlagen een groot
aantal gegevens verstrekt betreffende de
bedrijfsgrootte, leeftijdsopbouw en subsidies in de
E.E.G. en onder meer een voorbeeld van de over
bruggingsfinanciering voor een fruitteeltbedrijf van
7 ha met een overzicht hoeveel bedrijven voor een
overbruggingskrediet in aanmerking komen. Het
rapport geeft een voortreffelijk inzicht in de situatie
in de fruitteelt en antwoord op een aantal vragen
die in fruitteeltkringen leven. Hopenlijk geven de
conclusies die in dit rapport verwerkt zijn, de Mi
nister van Landbouw aanleiding om snel tot wijzi
ging van het door hem gevoerde beleid te komen!
Het rapport bévat zoveel gegevens dat wij moe
ten volstaan met het vermelden van de belangrijk- 7,
ste conclusies daaruit.
1. Bij gelijke concurrentievoorwaarden is in de 8.
E.E.G. alleen een deel (de bovenste helft) van
Frankrijk in het voordeel en dan nog alleen bij
de teelt van Golden Delicious. Vergeleken met
de meeste fruitcentra in de E.E.G. is Nederland
enigszins in het voordeel.
2. De structuur van de bedrijven in ons land laat
te wensen over (te veel kleine en/of verouder
de bedrijven). Dat is in de andere E.E.G.-lan-
den echter ook het geval. Het verschil is be
perkt. Daarom is in de hele E.E.G. een sanering
gewenst, mede door middel van een rooi-
premie. Daarmee zou wellicht tegelijk het over- 9.
produktieprobleem opgelost kunnen worden.
3 Het lijkt of bij de afzet van Golden Delicious
het verzadigingspunt is overschreden. De ex
port van Franse Golden loopt sterk terug, de
vraag naar onze Cox's en Goudreinette neemt
toe. ook voor uitvoer. Door het rooien van
Rapport door
A. VAN OOSTEN
oude bedrijven en het in produktie komen van
jonge Golden-bomen zal het aandeel van de
Golden echter nog verder toenemen. De kans
fs groot dat door dit alles de Nederlandse fruit
teelt met zijn breder sortiment in een gunstiger
situatie komt, met bijv. Cox's, Goudreinette en
Winston.
Minister Lardinois heeft te Bilthoven verklaard,
dat hij een flinke kern van levenskrachtige
fruitbedrijven in ons land wil behouden en dat
hij maatregelen wou treffen om dit te bereiken.
Daartoe kondigde hl) o.a. een overbruggings
financiering aan voor de perspectief biedende
bedrijven. Hij was van mening dat middels het
B.F. hiermee waarschijnlijk een bedrag van
20-50 miljoen gulden zou zijn gemoeid, be
nevens een aantal miljoenen via de R.Z.
ïn werkelijkheid zullen waarschijnlijk slechts
een beperkt aantal bedrijven gebruik kunnen
maken van de financieringsfaciliteiten.
Ten opzichte van het gestelde doel: behoud
van een kern van levenskrachtige bedrijven,
zal het effect van de maatregel gering of nega
tief zijn.
Het geringe of negatieve effect van de maat
regel hangt samen met het feit dat bedrijven
die normaal geen krediet meer konden krijgen,
nu weliswaar geld kunnen lenen met één jaar
rentevergoeding, maar dat de lening tot gevolg
heeft, dat een zwaar belast bedrijf nog zwaar
der wordt belast. Over een lange reeks van
jaren, zelfs nadat de aanplant al afgeschreven
en.misschien zelfs gerooid moet zijn, staat men
voor extra rente- en aflossingsverplichtingen.
Dit zal in principe gaan ten koste van de reser
veringen die nodig zijn voor de continuïteit van
het bedrijf.
Het is dus niet te zien hoe het bestaan van de
groep bedrijven, die van de financieringsrege
ling gebruik kunnen maken, gewaarborgd
wordt.
Bovendien komen levenskrachtige bedrijven
die nog kredietruimte hebben, niet voor dit
overbruggingskrediet in aanmerking.
Een flink eigen vermogen is echter dringend
nodig voor een gezond fruitbedrijf. Als men
geen of lage rente- en aflossingsverplichtingen
heeft, kan men over een aantal jaren fruit telen
tegen een prijs van bijv. 30-35 cent per kg, ter
wijl de kostprijs op basis van bedrijfseconomi
sche normen volgens het L.E.I. op 40 cent ligt.
Gezien de ervaring is dit een voorwaarde om
zich als fruitteler te kunnen handhaven.
Ook voor de continuïteit van het bedrijf is vol
doende eigen vermogen een eerste eis. Alleen
een geheel nieuw jong bedrijf kan enkele jaren
geheel in produktie zijn en de norm van bijv.
25 ton per ha halen. In die tijd kan men lenin-
ger aflossen. Reeds voor het 10e jaar is men
aan het omenten en rooien, waardoor normaal
niet meer dan 80 van het bedrijf in produktie
is en de opbrengst zakt naar 20 ton per ha. Dan
stijgt de kostprijs en daalt de mogelijkheid kre
diet aan te trekken en af te lossen. In Oostelijk
Flevoland kan men tot 18.000,per ha lenen
voor de eerste aanplant en opkweek. Dat be
drag moet men echter van het 5e tot het 15e
jaar terug betalen en voor de dan in principe
noodzakelijke vervanging (2e ronde) van de
verouderde opstand krijgt men geen krediet
meer. Men moet dus intussen voldoende be
spaard hebben.
10. De prijzen van de land- en tuinbouwprodukten
maken het voor de rentabiliteit van de bedrij
ven noodzakelijk dat gewerkt wordt met rela
tief lage pachtprijzen en/of een aanmerkelijk
lagere rente voor het geïnvesteerde vermogen,
dan voor bankleningen moet worden betaald.
Hierdoor is een zwaar belast bedrijf zo kwets
baar, dat het voortbestaan zelfs bij een be
perkte tegenslag direkt in gevaar komt. Daar
om is het dringend gewenst, dat ook steun ge
geven wordt aan bedrijven waar nog krediet
ruimte aanwezig is. Het eigen vermogen is on
misbaar als buffer.
Het als bijlage toegevoegde voorbeeld van
overbruggingsfinanciering van een jong bedrijf
met betrekkelijk weinig eigen vermogen toont
aan, hoe zwak de positie onder die omstandig
heden is.
11. De steun, die de Minister heeft toegezegd,
wordt door de overbruggingsfinanciering niet
waar gemaakt, tenzij de voorwaarden ver
beterd worden. Hiertoe moet het volgende ge
beuren:
a. Naast de rentebetaling op de lening die
volgens de overbruggingsregeling mogelijk
is, is een rentebetaling nodig op het gehele
vermogen dat in de opstand is geïnves
teerd. Een alternatief hiervoor is een toe
slag per ha.
b. Gezien de samenhang van de overbrug
gingsregeling met de Rijksgroepsregeling
Zelfstandigen is voorts nodig dat de kos
ten van het levensonderhoud a fond perdu
ter beschikking worden gesteld.
c. Het is gewenst dat er een officiële toezeg
ging komt dat ook volgende jaren rente
vergoeding kan worden gegeven op de
nieuwe leningen in het kader van de over
bruggingsfinanciering en dat de aflossin
gen zo nodig zullen worden kwijtgeschol
den.
d. Het is nodig dat verdere tegemoetkomin
gen volgen ten opzichte van noodzakelijke
of gewenste investeringen, o.a. door de
toezegging dat men bij nieuwe aanplant
(utibreiding of vervanging) niet alleen in het
eerste jaar voor de aanplantkosten kan
lenen doch dat indien nodig ook geholpen
wordt voor het exploitatietekort in de vol
gende jaren.