iten drie sche-stof en k in 1968 il I. STRUCTUUR VAN DE GROND IN het voorjaar droogde de bovenste laag van de bouwvoor van verschillende percelen van „De Kunstmestakker" zichtbaar sneller op, dan op „De Wisselweide". Na veel regenval voerden de drains van „De Wisselweide" eerder en ook sneller de waterovermaat af dan op de beide andere bedrij ven. De betere doorlatendheid van de bouwvoor op „De Wisselweide" uitte zich ook op de aardappel percelen. Tussen de aardappelruggen van de per celen op „De Wisselweide" heeft nooit tijdelijk stagnerend water gestaan, zelfs nauwelijks in de sproeisporen. Op de aardappelpercelen van „De Kunstmestakker" en „Het Klaverland" werd in regenrijke perioden geregeld water tussen de aard appelruggen waargenomen, het langst op „De Kunstmestakker". De sproeisporen op deze twee bedrijven zijn nooit meer geheel watervrij geweest in de periode vanaf doodspuiten tot de oogst. Het verschil in water- doorlatend vermogen van de bouwvoor heeft tot gevolg gehad, dat bij het rooien van de aardappe len op „De Wisselweide" betrekkelijk weinig stag natie is ondervonden door te natte grond, hetgeen wel en zelfs in ernstige mate het geval is geweest op de beide andere bedrijven. Aan gerooide aard appelen op „De Wisselweide" kleefde belangrijk minder grond, dan bij rooiing op dezelfde rooi- datum op beide andere bedrijven. Zo bedroeg het gewichtspercentage aanklevende grond aan met de hand gerooide aardappelen op 11 september op „De Wisselweide" 1,3 en op „De Kunstmestakker" 3,7 Na veel regenval in een voorafgaande week be droeg het gewichtspercentage aanklevende grond op „De Wisselweide" 2,5 en op „Het Klaverland" 6,9. Het verbouwen van aardappelen na een ge scheurde DA-jarige kunstweide heeft dit jaar het gevolg gehad, dat veel minder aanklevende grond in de bewaarruimte werd gebracht dan bij verbouw van aardappelen na grasgroenbemesting of bij geen organische bemesting. Wanneer het humusgehalte van de bouwvoor daalt tot beneden 2 wordt deze grond veel ge voeliger voor structuurbederf dan wanneer het humusgehalte de 3 r,j nadert. Hieruit valt de voor de praktijk belangrijke conclusie te trekken, dat men op deze zware zavelgrond er goed aan doet er naar te streven dat het humusgehalte niet daalt beneden de 2 Het lijkt er op dat bij deze grondsoort op zui vere akkerbouwbedrijven bij alleen toepassing van intensieve stoppelgroenbemesting (inclusief het onderploegen van bietenkoppen plus blad) het niet zeker is dat het humuspercentage vol doende boven de 2 blijft. Op deze grondsoort yvalt een humusgehalte van 3 waarschijnlijk te bereiken wanneer men kortdurende kunstwei den (misschien ook inschakeling van graszaad teelt) inschakelt in de vruchtwisseling, annex toediening van stalmest. (In het kader van dit onderzoek kan geen uitspraak worden gedaan over de kosten hiervan). Het lijkt er op, dat men bij inschakeling van kunstweiden plus toediening van stalmest op deze grondsoort tevens een humussoort in de grond opbouwt, die van andere geaardheid is dan die welke ontstaat zonder toepassing van, organische bemesting, of bij toepassing van al» leen stoppelgroenbemesting. De proefnemingen lopen nog te kort om hierover met voldoende zekerheid thans reeds conclusies te kunnen trek ken. In de naaste toekomst zal hieraan met het onderzoek de nodige aandacht worden besteed Ir. Van Ouwerkerk vond, dat de betere structuur van de bouwvoor van „De Wisselweide" t.o.v. die van beide andere bedrijven tot uiting kwam in min dere ploegweerstand van de grond en ook in een betere verkruimelbaarheid. Uit het door Ir. Poesse verrichte onderzoek bleek dat bij een gelijke ploeg- diepte en rijsnelheid de bouwvoor van „De Wissel weide" (een niet voorbewerkte tarwestoppel) dui delijk de minste trekkracht vroeg (ongeveer 1 pk minder). II. CM3RENGSTGEGEVENS IN 1968 Kunstm.- Klaver- Wissel- akker land weide ZOMERGERST Korrel kg/ha 5250 5310 5390 1000-korrelgew., gr. 34,3 35,6 36,3 Aantal korrels x 1000/m2 15,3 14,9 14,8 Aantal halmen/m2 769 654 681 Aantal korrels/halm 20 23 22 Gr. korrels/halm 0,68 0,81 0,79 Stro kaf kg/ha 5250 5230 5130 WINTERTARWE Korrel kg/ha 6130 6110 6640 1000-korrelgew., gr. 38,3 37,5 38,0 korrels x 1000 per m2 16,2 16,2 17,5 Aantal halmen/m2 406 427 421 Aantal korrels/halm 40 38 44 Gr. korrels/halm 1,51 1,43 1.60 Stro kaf, kg/ha 10400 10920 10510 Bij de korrelopbrengst van de zomergerst was er geen verschil van betekenis tussen de drie bedrij ven. Van „De Kunstmestakker" naar „De Wissel weide" blijkt het duizend-korrelgewicht geleidelijk toe te nemen met 2 gram, hetgeen waarschijnlijk mede is veroorzaakt door verschil in stikstofleve ring door de grond op de drie bedrijven in de periode na de korrelzetting. Opvallend is het grote aantal halmen per m2 op „De Kunstmestakker". Op dit bedrijf is de gerst het meest uitgestoeid als ge volg van de vrij zware stikstofgift (83 kg N/ha) ia het voorjaar. De wintertarwe op „De Wisselweide'* heeft een belangrijk hogere korrel opbrengst ge geven dan beide andere bedrijven, hetgeen vooral is veroorzaakt door het groter aantal tarwekorrels per aar. (Zie verder volgende pag4 drijven „De Kunstmestakker", „Het Klaver van het Instituut voor Bodemvruchtbaarheid de Noordoostpolder, zijn in 1S68 uitvoerige invloed van verschil in organische-stoftoe- van de bouwvoor en op de >pbrengst van aardappelen en suikerbieten, bouwvoor betreft, bleek „De Wisselweide" beide andere bedrijven. Zowel in voor- als „De Wisselweide" de beste structuur. Dit idheid voor water, betere bewerkbaarheid, Ier benodigde trekkracht bij het ploegen op re bedrijven. Verschillen in structuuraspec- Kunstmestakker" en „Het Klaverland" kon- rigetoond. humustraject tussen 2 en 3 humus in de lang is voor de structuurtoestand van deze ïeden de 2 dan wordt deze zware zavel- het humusgehalte de 3 dan biedt stand tegen structuurbedervende faktoren. ien duur in de praktijk mogelijk is bij deze an 2 in de bouwvoor te handhaven, wan- aemesting toepast met behulp van stoppel- s en gras). Met inschakeling van kortdu- j van stalmest en toepassing van groenbe- bij deze grondsoort een humusgehalte van n 1968 een hoger opbrengstniveau bereikt e, consumptie-aardappelen en suikerbieten, ijk lagere minerale-stikstofbehoefte dan op n voorzichtig moet zijn met het beoordelen onderzoek. Generaliserende conclusies t ligt in de bedoeling in de eerstkomende intensief voort te zetten en de ver- ibliceren. iemvrtichtbaarheid HET ONDERZOEK y IN 1968 OTENHUIS bewerkt door J. F. Blanksma ing. Door ir. P. Boekei van het Instituut is het ver loop van de vochthuishouding in de bouwvoor be studeerd en is uitvoerig structuuronderzoek ver richt. Ir. C. van Ouwerkerk, ook van het I.B., heeft diverse grondbewerkingsaspecten nader bestu deerd, zowel te velde als in het laboratorium te Haren. Bovendien heeft ir. F. G. J. Poesse van het I.L.R. te Wageningen trekkrachtmetingen verricht bij het ploegen op wintervoor van de tarweper- celen.

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsch landbouwblad ... ZLM land- en tuinbouwblad | 1969 | | pagina 11