De uitvoering van de
E.E.G.-regeling voor slacht
en omschakelingspremies
Produktschap voor zuivel
Toenemende zorg over stijgende melkproduktie
6
VANAF 1 december a.s. aanvragen indienen.
DINNENKORT zullen van de E.E.G.-Raadsver-
ordening „Een stelsel van slaehtpremies voor
koeien en van premies voor liet niet afleveren van
melk en zuivelprodukten" de uitvoeringsbepalin
gen van de Europese Commissie van kracht wor
den. In verband daarmede heeft het bestuur van
het Ontwikkelings- en Saneringsfonds voor de
Landbouw thans de uitvoering voor de Neder
landse veehouderij van deze E.E.G.-verordeningen
nader geregeld.
WIE KUNNEN IN AANMERKING KOMEN
Voor de slachtpremie kunnen alle bij de inves-
tarisatie van 4 mei 1969 geregistreerde veehouders
in aanmerking komen, die twee of meer melk
koeien hebben en die bereid zijn alle melkkoeien
uiterlijk 30 april 1970 te laten slachten en voor
een periode van minstens vijf jaar volledig van
de produktie van melk af te zien.
Zoals bekend, zal de Raad van Ministers een
nadere beslissing over de toewijzing nemen, als
het totaal in de E.E.G. aangemelde aantal koeien
hoger dan 250.000 ligt.
Voor de omschakelingspremie kunnen alle per
4 mei 1969 geregistreerde veehouders in aanmer
king komen, die méér dan tien melkkoeien hou
den en kunnen aantonen, dat zij vorig jaar ten
minste 1500 kg melk per koe hebben afgeleverd.
Zij moeten bereid zijn voor een periode van mins
tens vijf jaar af te zien van de levering van melk
en zuivelprodukten en tevens toch een rundvee
stapel aanhouden, die in grootvee-eenheden
uitgedrukt minstens gelijk is aan het oorspron
kelijke aantal melkkoeien.
IIET Centraal Bureau voor de Statistiek heeft
de uitkomsten gepubliceerd van de steek
proef „Landbouwproduktie" per 1 september 1969.
Uit deze gegevens blijkt o.a. dat in vergelijking
met het voorgaande jaar onze rundveestapel met
&20.000 stuks is gestegen waaronder ruim 60.000
melk- en kalfkoeien. Dank zij het zeer mooie
herfstweer was de aan melkverwerkende fabrie
ken afgeleverde hoeveelheid melk in de week van
1218 oktober 20 hoger dan in dezelfde week
van 1968. De melkkoeien komen in een goede con
ditie op stal. De veevoederproduktie voor de ko
mende stalperiode is gunstig, derhalve kan wor
den verwacht dat de melkstroom voorlopig zal
blijven aanzwellen. En dan te weten dat de E.E.G.
poogt deze stroom te verkleinen.
Zoals bekend zullen er in dit melkprijsjaar, dat
loopt tot april 1970 250.000 melkkoeien in het
E.E.G.-gebied kunnen worden afgeslacht volgens
een daarvoor vastgestelde en voor de melkvee
houders financieel aantrekkelijke regeling. Van
de totale E.E.G.-melkveestapel is dit maar een
geringe hoeveelheid; 250.000 melkkoeien afslach
ten van de rond 23.000.000 is maar ruim 1 De
gemiddelde melkproduktie per melkkoe in het
E.E.G.-gebied stijgt per jaar meer dan met 1
Een melkkoe in de zin van deze regelingen is
elk rund, dat tenminste éénmaal heeft gekalfd en
geschikt is voor commerciële melkproduktie, als
mede een vaars, die minstens zes maanden drach
tig" is, d.w.z. die uiterlijk 30 april 1970 afkalft.
Voor de berekening van het aantal grootvee-een
heden voor de omschakelingsregeling worden kal
veren tot vier maanden uitgesloten. Runderen tot
een leeftijd van 12 maanden tellen voor 0,4 een
heid; oudere voor een volle eenheid. Uitgesloten
zijn pinken en vaarzen, bestemd voor de melk
produktie (jongvee-opfok voor melkproduktie)
t.b.v. derden.
AANVRAGEN BIJ DE H.B.H.'s
Aanvragen kunnen vanaf 1 december 1969 wor
den ingediend bij de Districtsbureauhouder
(D.B.H.) op daartoe bestemde formulieren. Voor
de slachtpremie sluit de aanvraagtermijn defini
tief op 20 december; voor de omschakelingspremie
blijft de mogelijkheid tot aanvragen ook na 20
december tot nader order open. Recht op een pre
mie bestaat eerst, nadat de aanvraag is toegewe
zen, een overeenkomst is gesloten en aan de ge
stelde voorwaarden is voldaan.
PREMIEBEDRAGEN
De premie voor het slachten van melkkoeien
bedraagt 724,per koe, echter met een maxi
mum van 7240,per bedrijf. De samenstelling
van de te slachten veestapel moet met die van
een normale bedrijfsveestapel overeenkomen. Dit
betekent, dat geen abnormale wijzigingen in het
bestand mogen hebben plaats gehad en dat han
delsveestapels zijn uitgesloten. Er kunnen niet
méér koeien voor een premie in aanmerking wor
den gebracht, dan het bij de inventarisatie per
4 mei 1969 aanwezige aantal melk- en kalfkoeien.
Voor de omschakelingspremie bedraagt de pre
mie eveneens 724,per koe, mits wordt aange
toond, dat in de periode 1 mei 196830 april 1969
een hoeveelheid melk werd afgeleverd, minstens
overeenkomend met 2000 kg per op 4 mei 1969
aanwezige koe. (Indien zuivelprodukten op het be
drijf werden bereid, geldt 1 kg kaas voor 10 kg
melk, 1 kg boter voor 23 kg melk en 1 kg room
voor 8 kg melk).
Was de hoeveelheid afgeleverde melk lager dan
Indien deze koeien per land ter slachtbank zul
len worden gevoerd in verhouding tot het aantal
melkkoeien, dat elke lidstaat houdt, dan bedraagt
dit aantal voor: Frankrijk 110.000 stuks; Duits
land 65.000 stuks; Italië 43.000 stuks; Nederland
19.000 stuks en voor België en Luxemburg samen
13.000 stuks.
WANNEER men nu even het aantal in ons land
af te slachten koeien vergelijkt met de toe
name van de melkveestapel in september j.l., dan
zal men moeilijk aannemelijk kunnen maken dat
door deze afslachting de melkproduktie zal ver
minderen.
Ook wordt gesproken over het verstrekken van
een premie voor het niet afleveren van melk aan
een fabriek bijv. over melk, die aan zoogkalveren
wordt gegeven. Aan het verstrekken van deze
premie worden bepaalde minimum-eisen gesteld,
die echter niet gebonden zullen zijn aan een ma
ximum per bedrijf, maar wel aan de hoeveelheid
aan een fabriek af te leveren melk of aan de hoe
veelheid produkten, die op het melkveehouders-
bedrijf, bijv. consumptiemelk, boter en kaas, wor
den gefabriceerd. Ongeveer eenzelfde regeling
gold voor de zgn. consumptiemelkgebieden in ons
2000 kg per koe doch hoger dan 1500 kg dan be
draagt de premie slechts 483,per koe. Ook
hier kunnen niet meer koeien voor een premie in
aanmerking komen dan het aantal dat bij de in
ventarisatie per 4 mei 1969 aanwezig was. Voor
een omschakelingspremie is geen maximum per
bedrijf, bepaald.
VOORWAARDEN VOOR UITBETALING
Als de aanvraag wordt toegewezen, zal een
schriftelijke verbintenis worden opgesteld. Voor
de slachtpremie zullen de te slachten koeien wor
den gemerkt en van een registratiekaart worden
voorzien. De veehouder zal het bewijs van tijdige
slachting moeten leveren middels de in te leveren
registratiekaarten, die bij slachting vanwege het
slachthuis zijn afgestempeld. Bedraagt het aan
tal koeien vijf of minder, dan is het totale pre
miebedrag betaalbaar, nadat het bewijs is gele
verd, dat alle koeien zijn geslacht. Bij hogere aan
tallen wordt in eerste aanleg slechts de helft van
de premie uitgekeerd. De andere helft wordt dan
na drie jaren betaalbaar.
Voor de omschakelingspremie zal in een plan
moeten worden aangegeven, hoe het bedrijf in de
toekomst zonder aflevering van melk of zuivel
produkten zal worden gevoerd en toch het gras
land voor het vereiste aantal grootvee-eenheden
wordt gebruikt.
Zodra de aanvraag is toegewezen en een schrif
telijke overeenkomst via de hoofdingenieur-direc
teuren voor de bedrijfsontwikkeling is tot stand
gekomen, zal 50 van het totale premiebedrag
binnen drie maanden betaalbaar zijn. Binnen zes
maanden zal de melkaflevering geheel moeten
worden gestaakt. Indien ook verder aan de voor
waarden wordt voldaan, zal de andere helft van
het premiebedrag in vier jaarlijkse termijnen
worden voldaan.
Bij het niet nakomen van de verplichtingen, of
als onjuiste hetzij onvolledige gegevens worden
verstrekt, zullen de reeds betaalde premies wor
den teruggevorderd. Nadere inlichtingen kunnen
door de D.B.H.'s en de consulenten voor de rund
veehouderij worden verstrekt.
Tenslotte vestigt het bestuur er de aandacht op,
dat het uiteraard mogelijk is, tevens van de be
drijfsbeëindigingsregeling van het Fonds gebruik
te maken.
land in de dertiger jaren, die bekendheid ver
wierf onder de naam van „taxregeling".
IYE afslachtregeling is een feit. We zullen er op
een verantwoorde wijze gebruik van dienen
te maken. De melkveehouders, die 10 of minder
stuks melkvee houden, kunnen voor een gedeelte
op een zeer voordelige wijze deze kleine bedrij
ven, die waarschijnlijk in de naaste toekomst toe
nemende financiële moeilijkheden zullen krijgen,
liquideren. Grotere bedrijven zullen de slechtste
produktiedieren kunnen opruimen. Het is een
sanering in beperkte zin. Het aantal kleine melk-
veehoudersbedrijven in de E.E.G. is te groot.
55 van de 2.865.000 dezer bedrijven houden van
1 tot en met 10 melkkoeien Slechts 3 heeft een
melkveebezetting van meeï dan 50; 30 van 11
t/m 20 en 12 van 21 t/m 50 stuks. Gemiddeld
worden in de E.E.G. 8 melkkoeien gemolken per
bedrijf. Nederland staat aan de spits met bijna 11
en Duitsland aan de voet met 6. Dan volgen Ita
lië met ruim 6, België/Luxemburg" met 8 en
Frankrijk met 10 melkkoeien gemiddeld per be
drijf. Wanneer men naast deze cijfers de gege
vens zou plaatsen van de Landbouwvoorlichting,
die de melkveehouders adviseren zo'n 50 melk
en kalfkoeien per bedrijf te houden, dan is er
nog zeer veel saneringsarbeid op dit terrein te
verrichten. C. ZEE.
met voedseltekort roomboter in veevoeder wordt
verwerkt.
RESERVE VOOR N.I.Z.O.-UITBREIDING
EN WACHTGELDEN
Aan de administratieve heffingen, die per 29
maart 1970 verhoogd worden met 2 cent per 100
kg melk, zal het P.Z. in 1970 25,6 miljoen ont
vangen, zo blijkt uit de begroting voor 1970. Uit
het saldo van vorige jaren zal 1,4 miljoen gulden
worden geput. Het batig saldo eind dit jaar wordt
geraamd op ruim 12 miljoen. De heer Hupkes zei
verhoging van de administratieve heffing niet no
dig te vinden. Hij zou uit het saldo ca. 1,2 mil
joen méér willen putten. Zijn voorstel vond geen
instemming bij de andere bestuursleden. De reser
ve acht men nodig voor de flinke uitbreiding van
het Nederlandse Instituut voor Zuivelonderzoek
(N.I.Z.O.) te Ede en voor toekomstige wachtgeld
verplichtingen. De uitbreiding van het N.I.Z.O.
kost 8,5 miljoen.
Het bestuur was van mening dat het beter is in
de heffingen continuïteit na te streven en niet met
hogere heffingen te komen op het moment dat de
werkzaamheden van het Produktschap beperkt
zouden worden.
Waar het bestuur van het P.Z. al niet over spreekt
bij de zesde openbare vergadering in het nieuwe
kantoorgebouw
MAG DE NEDERLANDSE OVERHEID EEN
MAXIMUMPRIJS VASTSTELLEN VOOR
CONSUMPTIEMELK
Deze vraag hoort men steeds vaker. In Brussel
5s onlangs gesproken over de vraag zij het meer
in algemene zin of de lidstaten van de E.E.G.
wel de bevoegdheid hebben om nationaal maxi-
mumprijzer. vast te stella:!, zolang de vaststelling
van een maximumprijs voor consumptiemelk niet
in een E.E.G.-verordening is geregeld. De diensten
van de Europese Commissie zullen de juridische
aspecten van deze zaak nader bezien. Dit werd
door het secretariaat van het Produktschap voor
Zuivel in de openbare vergadering op 5 november
aan het bestuur meegedeeld.
Reeds eerder hebben de zelfstandige Friese
melkhandelaren bekend gemaakt op 10 november
de prijsstop te doorbreken en de melkprijs met 1
cent te verhogen. Er zullen ongetwijfeld processen-
verbaal volgen. Het Produktschap voor Zuivel
wacht belangstellend af hoe de zaak zich zal ont-
i wikkelen.
GEEN BOTER VOOR VEEVOER
Een uitvoerige discussie ontspon zich over de
bestemming van 900 ton boter, die reeds voor 31
mei 1968 in de koelhuizen werd opgeslagen. Voor
deze oude boter waren aanvankelijk twee bestem
mingen: naar derde-landen als India en Pakistan
verkopen in de vorm van „ghoe" of verwerking in
vetmengsels die te gebruiken zijn bij de bereiding
van kunstkalvermelk.
Het Voedselvoorzienings In- en Verkoopbureau
(V.I.B.) had dit per circulaire bekend gemaakt. Een
dag voor het sluiten van de mogelijkheid tot in
schrijven op boter met bestemming om verwerkt
te worden in veevoeder, werd deze ingetrokken.
Ondertussen had het bedrijfsleven reeds de nodige
voorbereidingen getroffen om van deze mogelijk
heid gebruik te maken. Hij betreurde deze gang
van zaken zeer. Bovendien zou boter voor verwer
king in veevoeder een hogere prijs hebben opge
bracht dan die voor verwerking tot ghoe.
Achtergrond voor deze beslissing, die de Minis
ter van Landbouw genomen heeft, schijnt te zijn
dat men de publieke opinie vreest. Boter, gebruikt
als veevoer, zou meehelpen de melkproduktie te
vergroten, terwijl juist aan de grote melkproduktie
het boteroverschot is te danken. Ook zou men het
een onverteerbare zaak vinden dat in een wereld