Erfrecht IV j. C. SNEEP In ons vorige artikel hebben wij u beloofd om nog enkele voorbeelden te geven van erfopvolging zoals die bij de wettelijke erfopvolging (er was dan géén testament, weet u het nog?) plaats kunnen vinden. We gaan uit van een man en een vrouw, en om de zaak meer kleur te geven zullen we de man Jan noemen en de vrouw Riet. Het gezellige echtpaar is in „gemeenschap van goederen getrouwd". Op dit laatste komen wij nader in een volgend artikel terug. Onthoudt u voor lopig maar dat „in gemeenschap van goederen trou wen" betekent dat man en vrouw wat betreft hun bezittingen hutje bij mutje leggen, dus alles samen delen. NU terugkomend op ons voorbeeld. Uit het hu welijk van Jan en Riet zijn vier kleine Jantjes geboren. Eén van die Jantjes is inmiddels ook weer gehuwd maar tijdens zijn huwelijk overleden. Hij het een vrouw en drie kinderen na. De oude Jan, inmiddels grootvader(I), kan het verdriet niet dra gen dat één van zijn vier zoons is overleden en sterft zelf ook! Een treurige situatie, maar zo is het nu eenmaal in het erfrecht! Na het overlijden van da oude Jan bedraagt het gemeenschappelijk vermogen 90.000. Riet haar deel, n.ï. de helft, want ze zijn in gemeenschap van goederen getrouwd. Dit is ƒ45.000. Dit erft ze niet, neen, dat is haar deel! De erfenis bedraagt dus 90.000 minus 45.000 ƒ45.000. Riet met haar vier kinderen erven elk 9.000, want ook de vrouw krijgt een „kindsdeel" als er geen uitsluitende bepalingen voor haar gemaakt zijn. Nu zult u zeggen: ja maar, Riet heeft toch geen vier kinderen (Jantjes) meer want er is er eentje overleden! Juist, dat hebt u goed opgemerkt maar voor de overzichtelijkheid heb ik hem toch maar even er weerbij gehaald. Waarom? Wel omdat de 9.000 van het vóóroverleden kind (één van de vier Jantjes) aan diens drie kinderen komen. Deze drie kleinkinderen van de erflater (oude Jan) krij gen elk 3.000. Deze drie kleinkinderen zijn in de plaats gekomen van hun vader, zij hebben het recht van representatie of plaatsvervulling. Nog even in schema: Gemeenschappelijk vermogen 90.000 j Echtpaar: Jan t Vier kinderen: de helft kindsdeel grote Jan Jan Jantje kleine Jan ƒ9.000 9.000 ƒ9.000 (is overleden) Riet 9.000 xind kind kind 3.000 f 3.000 f 3.000 J Als er broers of zusters vóóroverleden zijn, dan komen hun kinderen weer bij representatie of plaatsvervulling aan de beurt. De kinderen van zo'n zuster of broer vormen samen weer een „staak". Het erfdeel van ieder ouder is nimmer minder dan een kwart. Een voorbeeld ter nadere toelich ting: A B D F (vóóroverleden) (één staak) g A en B zijn deouder s van C, D, E en F. F. is reeds overleden en liét drie kinderen na, n.l. g, h en i. Wij gaan ervan uit dat E overlijdt en dus erflater is, hij „laat" immers een erfenis na. E overlijdt na F en E is ongehuwd. Zijn erfgenamen zijn volgens de regels uit het Burgerlijk Wetboek: zijn ouders A B, zijn broers of zusters C en D en de drie kindertjes van F bij representatie. De drie kinderen van F vormen sa men één staak. Normaliter moeten A, B, C en D ieder eenvijfde en g, h en i samen eenvijfde of ieder van hen eenvijftiende erven. Maar, de ouders van E moeten ieder minstens een kwart deel erven, dat is samen dus een half. Er blijft voor C en D en de drie kinderen van F tezamen een half over, waarvan C en D ieder één derde of éénzesde van V2) krijgen. g, h en i krijgen samen ook éénzesde of ieder éénachttiende. Conclusie: A en B krijgen ieder een kwart, C en D ieder éénzesde; g, h en i ieder éénachttiende. Tweede voorbeeld Een weduwe heeft zes zoons. De oudste zoon sterft en laat geen vrouw of kinderen achter, ech ter wel een kapitaal van 400.000 (hij is blijkbaar „goed" met z'n aardappelen geweest!). Vraag: hoeveel erft ieder van de nabestaanden? De weduwe heeft recht op een vierde oftewel 100.000. Haar overgebleven vijf zoons krijgen ieder 3/20 van 400.000 en dat is 6(T000 DERDE GROEP VAN ERFGENAMEN ANTBREKEN ook de verwanten in zo'n tweede groep, m.a.w. er zijn geen ouders, broers, zus ters en afstammelingen van dezen, dan wordt de nalatenschap gedeeld. De ene helft is voor de va derlijke, de andere helft voor de moederlijke linie. In iedere groep erven de grootouders, overgroot ouders enz., de z.g. opgaande lijn of ascendenten. Als die ascendenten er niet zijn komen de zijver wanten aan bod, waarbij de naaste in bloedver wantschap de anderen uitsluit. Zijverwanten erven niet bij versterf als zij verder dan zes „graden" van de erflater verwijderd zijn. (Wat betreft de graden zie het slot van dit artikel). De ene linie krijgt slechts alles, als er in de an- dere linie geen versterferfgenaam aanwezig is. Voorbeeld Als men van vaderszijde een overgrootvader na laat en van moederszijde een oom of neef, dan ont vangt ieder de helft. Opmerking: Als er tot en met zes graden van de erflater geen verwanten meer zijn, erft de Staat de nalatenschap. Goede raad(!): mocht dat bij u het geval zijn dan kunt u beter een tes tament nalaten waarin staat dat u bijv. uw Maat schappij van Landbouw, of nog beter onderge tekende, uw nalatenschap na wilt laten! GRADEN VAN BLOEDVERWANTSCHAP Wij werken in dit artikel en over het algemeen ln het erfrecht met „graden" van bloedver wantschap. Als u de graad van bloedverwantschap tot iemand te weten wilt komen, moet u de stam boom opstellen tot de gemeenschappelijke stam vader en via die stamvader het aantal geboorten tellen, zonder die stamvader zelf mede te tellen. Voorbeeld: Echtpaar kind A achterkleinkind E kleinkind C kind B kleinkind D achterkleinkind F Ouders staan tot hun kinderen in de eerste graad, kinderen tot hun ouders óók. Broers en zusters (A en B) staan tot elkaar in de tweede graad. Kleinkind C staat tot kind B in de derde graad. Omgekeerd ook. Achterkleinkind E staat tot kind B in de vierde graad, tot kleinkind D in de vijfde graad, tot achterkleinkind F in de zesde graad. We hebben nu in dit vierde artikel de wettelijke erfopvolging bij versterf in grote lijnen behandeld, dit is de erfopvolging als er geen testament is. In het derde artikel is de testamentaire erfopvol ging voor een deel behandeld, al zullen wij daar later nog wel eens wat aan toevoegen. De volgende week zullen wij met u o.m. de rechts positie van de erfgenamen en enkele afzonderlijke belangrijke punten uit het erfrecht behandelen. PREMIES SOCIALE VERZEKERINGEN De minister van Sociale Zaken en Volksgezond heid, Roolvink, heeft voor een aantal sociale ver zekeringswetten de premies vastgesteld voor het jaar 1970. Voor het volgende jaar zullen de hier onder genoemde sociale verzekeringswetten de daarbij vermelde premiepercentages gelden. Volksverzekeringen: 1970 1969 verschil algemene ouderdomswet 9,1 9,1 algemene weduwen- en wezenwet 1,5 1,5 algemene kinderbijslagwet 2,0 2,3 0,3 algemene wet bijz. ziektek. 1,2 1,0 +0,2 Opmerking: de vrouw van kleine Jan erft niets want zij heeft geen enkele bloedband met haar schoonouders, haar kinderen wel! Tweede voorbeeld We gaan weer uit van een echtpaar Jan en Riet. Zij zijn op „huwelijkse voorwaarden" getrouwd (ook hierop wordt nader teruggekomen), d.w.z. hun vermogen blijft in het huwelijk gescheiden. Riet gaat dood en laat haar echtgenoot Jan en bovendien twee kinderen en drie kleinkinderen na. De drie kleinkinderen zijn van een vooroverleden kind. Riet haar vermogen bedraagt 100.000. Dat is haar vermogen, dus niet van haar man! Hoeveel krijgt ieder? Wel, Jan krijgt een kwart, dit is 25.000 (een kindsdeel), de twee kinderen krijgen ook ieder een kwart, dus samen 50.000, en de drie kleinkinderen van het vooroverleden kind krijgen samen een kwart of 25.000. Opmerking: Een tweede of volgende echtgenoot is, volgens de-regelen van het huwelijksvermogens recht, beperkt tot de verkrijging van een kindsdeel met een maximum van een kwart. Wij hebben nu, naar mag aangenomen worden, voldoende de eerste groep van erfgenamen, n.l. de echtgenoot (-note) en dè kinderen, bij versterf, dus als er géén testament is, behandeld. TWEEDE GROEP VAN ERFGENAMEN Als er geen kinderen, noch een echtgenoot of echtgenote nagelaten worden dan komt de tweede groep aan de beurt die bestaat uit ouders, broeders, zusters en afstammelingen van dezen. Werknemersverzekeringen: kinderbijslagwet voor loontrekkenden wet op de arbeids ongeschiktheidsverzekering werkloosheidswet (werkloosheidsverzekering) 3,3 3,2 0.1 5.3 5,1 0,2 0,8 0,8 Totaal 0,2 Het premiepercentage voor de verplichte zieken fondsverzekering voor het jaar 1970 is nog niet vastgesteld. De minister wacht nog een advies van de ziekenfondsraad. Verwacht mag worden, dat dit percentage t.o.v. het huidige percentage van 7,5 geen afwijking van betekenis zal vertonen. Loon en inkomensgrenzen: Binnenkort kan de publikatie van een koninklijk besluit worden verwacht tot verhoging van het be drag, waarover ingevolge de algemene ouderdoms wet, de algemene weduwen- en wezenwet, de alge mene kinderbijslagwet, de algemene wet bijzon dere ziektekosten en de kinderbijslagwet voor loon trekkenden maximaal premie wordt geheven. Deze premie-inkomensgrens, welke thans 16.200,be draagt, wordt verhoogd tot ƒ17.450,Deze ver hoging zal 1 januari 1970 ingaan. - Voor de berekening van de premie ingevolge de wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering, de ziektewet en de werkloosheidswet zal het maximum dagloon voor het jaar 1970 89,bedragen. Voor 1969 was dit 83, (Vervolg van pag. 6) BIJDRAGE O. EN S.-FONDS LIGBOXENSTALLEN VóóR 2 DECEMBER AANVRAGEN Het niet voorziene aantal van dertig ingezonden systeembouwontwerpen is er mede oorzaak van, dat net Bestuur van het Ontwikkelings- en Sanerings fonds voor de Landbouw nog niet geheel gereed is gekomen met de keuze-bepaling en daarbij de aan gekondigde vijf onderwerpen heeft kunnen goed keuren in het kader van de Bijdrageregeling voor de bouw van gestandaardiseerde ligboxenstallen. Het Bestuur verwacht overigens, binnen enkele weken de goedgekeurde bouwsystemen te kunnen bekend maken. Teneinde stagnatie in de uitvoering van deze bij drageregeling te voorkomen, heeft het Bestuur thans besloten, met onmiddellijke ingang de mogelijkheid te openen tot het indienen van aanvragen voor be doelde bijdragen. De bijdrage zal aan de ondernemer worden ver leend; zij zal ook geheel of gedeeltelijk aan de prach- ter kunnen worden verstrekt, indien de bouw van de Rgboxenstal geheel of gedeeltelijk voor zijn rekening geschiedt. Krachtens deze regeling kan aan ten hoogste 200 ondernemers, die hun hoofdberoep in de landbouw hebben, een bijdrage worden verleend in de bouw- en inrichtingskosten van ligboxenstallen, die voor de stalling, van melkvee zijn bestemd en gebouwd zijn wegens een door het Bestuur van het fonds goed gekeurd bouwsysteem. De investeringkosten mogen niet meer dan f 1100,per stallings-grootvee-een- heid bedragen. Om voor een bijdrage in aanmerking te komen, dient het bedrijf op het moment van de aanvraag ten minste 25 melk- en kalf koeien te omvatten en moet de aanvraag betrekking hebben op de bouw van een ligboxenstal, die voor tenminste 30 melkkoeien wordt ingericht. De bijdrage kan voorts slechts worden ver leend, als de ligboxenstal uiterlijk 31 december 1970 voor gebruik gereed is. De bijdrage bedraagt 250,— per stallings-groot- vee-eenheid; indien echter de grondgesteldheid ter plaatse heien noodzakelijk maakt, bedraagt de bij drage 330,per stallings-grootvee-eenheid. Aanvragen voor een bijdrage dienen vóór 2 decem ber 1969 te worden ingezonden aan de H.I.D. van de Bedrijfsontwikkeling in de Landbouw van de provin cie Zeeland, Landbouwcentrum te Goes.

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsch landbouwblad ... ZLM land- en tuinbouwblad | 1969 | | pagina 9