Enkele speciale punten
De opzet
w
9
Voor de regelmaat van de pïantplaatsenver-
deling in de rij werden als kriteria genomen af
standen <10 cm en >60 cm tussen opéénvolgencte
plantplaatsen. Zowel bij de begin- als ei-idstanden
blijken tussen de aantallen kleine c.q. grote af
standen enerzijds en de aantallen bbd ander
zijds duidelijke verbanden te bestaan. Bij machi
naal dunnen is de invloed van de standdichtheid,
bereikt na de dunbewerking, op het aantal grote
gaten 4 x zo groot als de invloed van de stand
dichtheid na opkomst.
PEEN samenhang werd gekonstateerd tussen
suikergehalte bij de oogst en dunmethode in
het voorjaar. De wortelopbrengst daarentegen
vertoonde wel een duidelijke relatie. Gemiddeld
genomen bleken alle arbeidsextensieve teeltwij
zen een lagere opbrengst tot gevolg te hebben.
Tussen de methoden bestaan duidelijke verschil
len in opbrengstderving en de kans op opbrengst
derving. In geval van een te dunne stand bij het
zaaien op eind afstand, was het gemiddeld aan
zienlijk hoger bietgewicht niet in staat een op
brengstderving te voorkomen.
T.a.v. de grondtarra bestond geen duidelijke in
vloed van de dunmethode. De koptarra werd bij
alle arbeidsextensieve dunmethoden met ca. 1 O
verhoogd.
Drie proeven zijn geanalyseerd op schadelijke
N in de biet en het gehalte aan K en Na in het
suikerfiltraat. De gegevens waren te summier om
hieraan conclusies te kunnen verbinden.
CONCLUSIES
AP basis van dit onderzoek en mede op grond
van ervaring op praktijkpercelen, in bedrijfs
verband, kunnen de volgende samenvattende kon-
klusies worden gesteld:
1. Indien in de verzorgingsperiode op het bedrijf
voldoende arbeidsuren beschikbaar zijn, is dun
nen in handwerk nog steeds de meest renda
bele methode, Moet echter speciaal voor het
bietendunnen gedurende het gehele jaar één
extra arbeidskracht worden aangehouden, dan
verdient een arbeidsextensieve teeltwijze de
voorkeur.
2. Zaaien op eindafstand is mogelijk, mits men
verzekerd is van een goede veldopbrengst. Dan
nog bestaat een reële kans op een opbrengst
derving van 13 ton/ha. Op gronden met een
minder goede of wisselvallige veldopkomst ver-
Vergelijking van aantallen gaten zonder
daarbij de standdichtheid van de eind
stand te betrekken is een zinloze zaak.
De eindstand na het dunnen heeft een
ruim 4x zo grote invloed op het aantal
gaten na het dunnen dan de standdicht
heid vóór het dunnen.
De betekenis van de beginstand op het
resultaat van blind machinaal dunnen
mag niet worden overschat.
Dit in tegenstelling tot de mening dat
blind machinaal dunnen alleen verant
woord zou zijn, bij een beginstand van
minstens 18 a 20 bbd.
In de praktijk is een veel gehoorde me
ning dat de wortelopbrengst bij een (te)
laag plantenaantal voldoende wordt ge
compenseerd door een hoger gemiddeld
bietgewicht. Uit deze proeven is dit niet
DUNNEN IN HANDWERK (alle jaren)
Zaaiafstanden: 1965 4,8 cm; 1966 5,7 cm;
1967/'68 6,7 cm. Nawieden indien noodzake
lijk.
VOLLEDIG MACHINAAL DUNNEN
Zaaiaf standen 1965 4,8 cm; 1966 5,7 cm.
Geen nakorrektie van het gewas met de
hand. Nawieden in handwerk indien nood
zakelijk.
Zaaiaf stand 6,7 cm (alle jaren) voorts als
boven.
ZAAIEN OP EINDAFSTAND
0 Zaaiafstand 12,5 cm (alle jaren); 15 cm
(1967 en 1968).
Beide objecten geen correctie met de hand,
nawieden indien noodzakelijk.
RIJENAFSTAND
50 cm.
ZAAIMACHINE
Stanhay met tandwielaandrijving, zaai-
diepte 2,5 a 3 cm.
gebleken. Hoewel een holle stand van het
gewas inderdaad kan leiden tot grote en
zware bieten, blijkt in objecten gezaaid
op eindafstand dat de opbrengstdervingen
toch zeer aanzienlijk waren. Hierbij is het
zeer goed mogelijk dat er in dit opzicht,
gelet op het toelaatbare minimum aantal
bbd, rasverschillen kunnen bestaan.
Over dit aspekt geven deze proeven ech
ter geen antwoord.
Golbaal kan worden gesteld dat alle ar
beidsextensieve dunmethoden het percen
tage koptarra met ca. 1 hebben doen
toenemen. Een en ander hangt samen met
zowel een onregelmatigere verdeling van
de plantplaatsen in de rij, alsook grotere
verschillen tussen opéénvolgende planten
in bietgrootte in vergelijking met hand
dunnen.
CHEMISCHE ONKRUIDBEST RIJ DING
Pyramin 1,6 kg/ha bij rijenbespuiting (ca.
20 cm spuitbreedte) en 4 kg/ha bij volvelds-
toepassing.
MACHINAAL DUNNEN
Gewerkt is met landwielaangedreven Vi-
con sling er dunners met 32 cm slaglengte;
type mesjes met centrale steel; het dunnen is
uitgevoerd in één bewerking tijdens het 2
a 4 echte bladstadium van de planten. Af
hankelijk van de beginstand van het gewas
werd de gewenste dunintensiteit bereikt mid
dels de grootte van de mesjes, hetgeen zeer
goed heeft voldaan. Steeds is gestreefd naai
een stand van ca. 1' bbd na het dunnen.
MACHINAAL SCHOFFELEN
1 a 2 maal. Op de Scheldemonden werd één
van de schoffelbewerkingen uitgevoerd in
kombinatie met het machinaal dunnen, wat
zeer goed voldeed.
ROOIEN
Hetzij met 1-rijige Vicons, hetzij met BM-
Volvo's. De wortelopbrengsten zijn uitslui
tend op basis van door de machine gerooide
bieten bepaald, dus geen korrektie van het
gewicht voor achtergebleven of verloren ge-
gane bieten e.d.
Machinaal dunnen vraagt een hoger aantal plantplaatsen per ha.
dunbewerking is zeer belangrijk.
dient deze methode geen aanbeveling, aange
zien deze veel te riskant is; bij een minder goe
de tot slechte opkomst moet op een opbrengst
derving van 510 ton/ha worden gerekend.
Wordt de methode toegepast dan is 1213 cm
zaaiafstand te prefereren boven 15 cm of meer.
3. Volledig machinaal dunnen, uitgaande van een
zaaiafstand van 6 a 7 cm, is een veel betrouw
baardere methode gebleken, waarbij men veel
minder afhankelijk is van de veldopkomst. Wel
moet ook hierbij in vele gevallen gerekend
worden op een opbrengstderving van 13 ton/,
ha. Uit een oogpunt van bedrijfszekerheid ver
dient deze methode de voorkeur boven zaaiea
op eindafstand. De machinale dunbewerking
als zodanig dient evenwel nauwgezet te wor
den uitgevoerd.