SUIKERBIETEN Machinaal dunnen of zaaien op eindafstand s Proefveld resultaten I965-196S C1NDS 1960 heeft de voorjaarsmechanisatie bij de suikerbietenteelt en alles wat hiermee samenhangt een snelle ontwikkeling doorgemaakt Rekende men tot dan to- voor de verzorgings- werkzaamneden in het voorjaar ongeveer 120 man uren handwerk per ha, de introduktie van het be werkte precisiezaad, de precisiezaaimachine en de langwerkende bodemherbiciden, die thans door de praktijk vrijwel algemeen worden toegepast, deden dit aantal verminderen tot globaal 3040 manuren per ha. Zowaar geen geringe prestatie, die in slechts enkele jaren werd gerealiseerd. Toch was het van meet af aan duidelijk dat het bereikte niet als een eindpunt maar als een overgangsfase moet worden beschouwd naar een nog verder gaande arbeidsextensivering van de voorjaarswerkzaam heden, in de geest zoals we dit ook kennen bij de granen. Dus geheel zonder of met zeer weinig handwerk. Naast de meer technische en organisatorische aspekten van dergelijke teeltmethoden, is de vraag naar het ekonomisch aantrekkelijke ervan minstens zo belangrijk. Bovendien mag het welslagen van een nieuwe teeltmethode niet gebaseerd zijn op een toevallig gunstig jaareffekt. Pas wanneer een methode over meerdere jaren betrouwbaar en eko nomisch verantwoord is gebleken, kan tot een meer uitgebreide toepassing in de praktijk worden over gegaan. Van belang hierbij is dat men zijn keuze kan baseren op konkrete, vergelijkbare cijfers, ver kregen door goed opgezet en goed uitgevoerd on derzoek. En dat niet wordt afgegaan op min of meer vage veronderstellingen of vooroordelen! Om op een snelle wijze in het eigen gebied na der geïnformeerd te raken omtrent de mogelijkhe den suikerbieten te telen met een minimum aan handwerk bij de voorjaarswerkzaamheden, waar voor ook bij een aantal praktici grote belangstel ling bestond, is in de jaren 1965 t/m 1968 proef* veldonderzoek uitgevoerd door de (vroegere) rijks- landbouwkonsulentschappen Goes, Barendrecht en Axel. Ir. M. A. van der Beek, Rijkslandbouwconsulent te Goes heeft nu, na in 1965, '66 en '67 afzonder lijke resultaten te hebben gepubliceerd, in versla gen Landbouwkundig Onderzoek - Mededelingen No. 16 een samenvatting van de belangrijkste re sultaten van deze proeven beknopt weergegeven. Daarin is met name aan de regelmaat van het ge was en de wortelopbrengst de meeste aandacht besteed. uitvoering van de proeven zo uniform mogelijk te laten geschieden. Over het geheel gin omen is dat goed gelukt. Overigens is dit een punt dat veel moeilijker is dan het lijkt en daardoor ge makkelijk kan worden onderschat. Een onderzoek als dit kon slechts tot stand ko men en worden uitgevoerd dank zij de medewer king van verschillende personen en instanties. Ir. Van der Beek richt dan ook in zijn voorwoord bij het rapport een speciaal woord van dank tot de heer J. B. Koert te Wolfaartsdijk voor zijn enthousiaste medewerking en het ter beschikking stellen van grond, mankracht en materieel, de heer ir. H. Rietberg, direkteur van het Instituut voor Rationele Suikerproduktie te Bergen op Zoom, voor zijn adviezen en het analyseren van een groot aantal monsters, en de heer A. A. M. Jansen van de afdeling Bewerkings Waarnemings uitkomsten T.N.O. te Wageningen voor de verwer king en interpretatie van het cijfermateriaal. Bij de proeven, in dit verslag beschreven, is een onderzoek uitgevoerd naar de mogelijkheden suikerbieten te telen door het gewas volledig ma chinaal te dunnen met een blinde slingerdunner en door te zaaien op eindafstand. Met beide methoden is gestreefd naar een mi nimum aantal uren handwerk voor het nawieden, terwijl voorts de waarnemingen zich vooral rich ten op de toekomst, de verdeling van de plant- plaatsen in de rij en de opbrengst van het gewas. De proeven zijn genomen in het Zuidwestelijk Kleigebied in de jaren 19651968 op klei- en zavelgrond; per jaar 3 proeven, iedere proef be staande uit 4 herhalingen. De proefobjekten wer den gevormd door: handdunnen; volledig machi naal dunnen tot ca. 11 bbd uitgaande van een zaaiafstand van 4.8 a 5.7 cm en 6.8 cm; zaaien op eindafstand met als zaaiafstand 12.5 en 15.0 cm. Gewerkt is met precisiezaaimachines, een lang- werkend chemisch onkruidbestrijdingsmiddel en tot en met 1967 met bewerkt precisiezaad van en kele rassen, in 1968 met natuurlijk I-kiemig zaad. De tellingen zijn uitgevoerd als bbd-karteerte1- ling. De opbrengsten zijn uitsluitend bepaald door middel van machinaal rooien. Overzicht van het proefveld te Wolfaartsdijk. Nauwkeurig uitvoeren van de machinale dunbewei IYE proeven zijn uitgevoerd in het kader van de Werkgroep voor Technisch Onderzoek van de Rijkslandbouwkonsulentschappen in het Zuid westelijk Kleigebied. De opzet van de proeven stoelt op gezamenlijk overleg. De gegevens en resultaten zijn centraal. Er is naaf gestreefd de DE opkomstresultaten vertonen grote verschil len tussen de jaren en de proeven onderling; een variatie in de berekende veldopkomst van 2968 Voor het machinaal dunnen gaf dit geen problemen, wel voor het zaaien op eindaf stand, waarbij in een groot aantal gevallen geen gewenste standdichtheid werd bereikt. Met beide werkwijzen bleek het mogelijk bij weinig onkruid met minder dan 10 manuren hand werk per ha te volstaan. Veel onkruid deed dit aantal oplopen tot 40 a 60 manuren. Een afdoende onkruidbestrijding is dan ook essentieel.

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsch landbouwblad ... ZLM land- en tuinbouwblad | 1969 | | pagina 8