Hoe werkte de rijksgroepsregeling zelfstandigen voor fruittelers Moeilijke procedure en het duurt vaak te lang! De fruitteelt in Frankrijk 5 Van 1 januari 1969 tot 1 juli 1969 hebben 150 fruittelers informatie ingewonnen binnen bij de voorlichters van de standsorganisaties over de mo gelijkheden van de Rijksgroepsregeling Zelfstan digen. Op grond van deze voorlichting hadden in die periode 90 telers een aanvraag voor hulp via de Rijksgroepsregeling Zelfstandigen ingediend. Bijna de helft van deze aanvragen, te weten 43, werden voor 1 augustus J.I. afgewerkt, waarvan 30 verzoeken werden ingewilligd en 13 aanvragen wer den afgewezen. Per 1 augustus j.l. waren dus nog 47 aanvragen in behandeling. Deze gegevens zijn, op verzoek van het Land bouwschap, verstrekt door de voorlichtingsdiens ten van de drie Standsorganisaties. Mede met het oog op het door haar te voeren beleid ten behoeve van de in zorgen verkerende fruittelers achtte het Landbouwschap het gewenst, dat zij een inzicht zou hebben omtrent de toepas sing van de Rijksgroepsregeling Zelfstandigen in de fruitteelt. Daarom hebben de voorlichters van de stands organisaties niet alleen de gegevens verzameld omtrent de aantallen aanvragen. Zij hebben tevens een overzicht verstrekt omtrent hun ervaringen met de behandeling van de aanvragen. Bovenvermelde gegevens krijgen daardoor meer achtergrond en een aantal moeilijkheden bij de uitvoering van de regeling konden daardoor worden opgespoord. ERVARINGEN MET DE BEHANDELING Bij de behandeling van een aanvraag voor finan ciële hulp in het kader van de Rijksgroepsregeling Zelfstandigen zijn betrokken: a. de gemeente waarin „Te fruitteler woonachtig is en waarbij de aanvraag moet worden ingediend. b. de rijkstuinbouwvoorlichtingsdienst, die een advies moet uitbrengen aan de hulpverlenende instantie. c. het Ministerie van CultuurRekreatie en Maat schappelijk Werk in Den Haag, voorzover de gevraagde hulp groter is dan 2000,bedrijfs kapitaal. Vooral in kleinere gemeenten verloopt de be handeling van een aanvraag soms gebrekkig en traag, doordat de betrokken ambtenaar weinig er varing heeft met de toepassing van de Rijksgroeps regeling Zelfstandigen en soms ook onvoldoende op de hoogte is van de voorschriften. Die voorschriften laten weer veel speelruimte toe, zodat bij de ene gemeente meer kan dan bij de andere. Formeel zijn deze bezwaren te ondervangen. Wet telijk is iedere gemeente gehouden tot antwoord binnen één maand na indiening van de aanvraag. Tegen onjuiste toepassing van de regeling kan be zwaar en beroep worden aangetekend. Deze for mele wegen blijken echter vaak voor de aanvrager te lange wegen te zijn. Ben betere oplossing zou zijn indien men op het terrein van de uitvoering van de Rijksgroepsrege ling zou komen tot intergemeentelijke samenwer king, waarbij de deskundigheid van het ambtelijk apparaat kan worden opgevoerd. Een aanvraag voor bijstand onder de Rijks groepsregeling Zelfstandigen wordt door de ge meente om advies gezonden naar de rijksland/ tuinbouwvoorlichtingsdienst. De medewerking van deze dienst is goed, hoewel de rapportering soms lang duurt. Meningsverschillen blijken voor te ko men omtrent de interpretatie van enkele bepalin gen in de Rijksgroepsregeling Zelfstandigen door de rijkstuinbouwvoorlichtingsdienst. Zo bijvoor beeld omtrent de bepaling, dat de verwachting moet bestaan, dat na bijstandsverlening het bedrijf van aanvrager voldoende middelen voor het be staan van hem moet kunnen opleveren. Deze be paling legt de nadruk op een beoordeling vanuit de individuele omstandigheden van de aanvrager. Bij de advisering blijkt de rijkstuinbouwvoor- lichting sdienst nogal eens te sterk de nadruk te leggen op een beoordeling vanuit de bedrijfsom standigheden (vooral de bedrijfsgrootte)Zo merkt een van de voorlichters op: „Wij hoorden van een ambtenaar van Cultuur, Rekreatie en Maatschap pelijk Werk, dat 5 ha al te klein was en geen bij stand mocht krijgen, want hij had van de rijks- tun'ibouwvoorlichtingsdienst gehoord, dat fruitbe- drijven in de toekomst zeker 1215 ha moesten zijn". Een soortgelijk meningsverschil kan rijzen om trent de bepaling, dat een aanvrager niet in aan merking komt voor bijstand indien hij door insti tuten voor kredietverlening nog voldoende kan worden geholpen. Moet hierbij alleen worden ge keken naar nog aanwezige zekerheden voor kre dietverlening of moet tevens gelet worden op de omstandigheid, dat de aanvrager de rente- en af lossingsverplichtingen van verdere kredietverle ning moet opbrengen. MOEILIJKE WEG VAN IN BEROEP GAAN EN GOEDKEURING Ook van deze meningsverschillen kan men zeg gen, dat de weg voor oplossing via beroep open staat. Maar hier geldt zeker, dat de weg van beroep zeer lang is. Een goed samenspel tussen de voor lichtingsdiensten van overheid en organisatie dat gelukkig in vele gebieden bestaat kan tot snellere resultaten leiden. Op een aanvraag voor bijstand onder de Rijks groepsregeling Zelfstandigen voor een bedrag gro ter dan 2000,aan bedrijfskapitaal dient de goedkeuring te krijgen van de Minister van Cul tuur, Rekreatie en Maatschappelijk Werk. Deze aanvragen moeten dus ter beoordelnig worden voorgelegd aan „Den Haag". De ervaring van vrij wel alle voorlichters is, dat deze procedure te lang duurt. (Sommigen noemen een termijn van een half jaar). Het in het begin van dit artikel genoemde aan tal ingewilligde aanvragen (30) hebben vrijwel al le betrekking op aanvragen voor levensonderhoud en geringe bedragen voor bedrijfskapitaal. De 47 aanvragen die nog in behandeling waren hadden vooral betrekking op aanvragen voor bedrijfskapi taal van meer dan 2000,Hoe groter de finan ciële moeilijkheden, hoe langer het duurt. Door het Tweede Kamerlid mej. Van Leeuwen (a.v.) is bij de behandeling van de begroting 1969 van het Ministerie van Cultuur, Rekreatie en Maat schappelijk Werk hierop gewezen. Door de staats- sekretaris van dit Ministerie is reeds in april 1969 toegezegd, dat de grens waarbij „Den Haag" toe stemming voor bijstandsverlening zou moeten ge ven, spoedig zou worden verhoogd van 2000,—r tot 7500,Wij wachten thans nog met belang stelling op deze wijziging van de Rijksgroepsrege ling Zelfstandigen. CONCLUSIES 1. Voor fruittelers, die in tijdelijke financiële zorgen verkeren, biedt de Rijksgroepsrege ling Zelfstandigen mogelijkheden (zij het dat in de praktijk blijkt dat deze beperkt zijn Red.) 2. Voorzover er onvolkomenheden in de rege ling zitten, hebben deze vooral betrekking op de procedure. De weg om de mogelijk heden gerealiseerd te krijgen is vaak te lang. Aan een bekorting van die weg dient alle aandacht te worden besteed, wil men bij de aanvragers niet de indruk wekken met een kluitje in het riet te worden ge stuurd. B. VELTMAN. SNELLER WERKEN Uit de vorige week verschenen toelichting op de begroting 1970 van het Ministerie van Cultuur, Rekreatie en Maatschappelijk Werk is ons gebleken dat inmiddels maatregelen zijn genomen om aanvragen in het kader van de Rijksgroepsregeling Zelfstandigen sneller af te werken. Op aanvragen om bedrijfskapitaal beneden 7500,kunnen de gemeentebesturen nu zelf beslissen. Voorheen mochten gemeen tebesturen slechts zelf beslissen over aan vragen voor bedrijfskapitaal beneden 2000 gulden. Aanvragen voor bedrijfskapitaal boven 7500,moeten nog ter beoordeling aan het Ministerie van Cultuur, Rekreatie en Maatschappelijk Werk worden voorgelegd. Maar ook daar zal een versnelling van de behandeling van aanvragen worden door gevoerd, voorzover het gaat om aanvragen voor bedrijfskapitaal tot 25.000, Tenslotte schrijft de Minister in zijn toe lichting op de begroting van 1970 dat hij intergemeentelijke samenwerking op het stuk van de bijstandverlening krachtig zal blijven bevorderen vanwege het hiermee gediende belang van een deskundiger be handeling van bijstandsaanvragen. B. VELTMAN. ^AN 11 tot 22 augustus van dit jaar werd door de heren ir. Wertheim, G. Toorenaar en C. Kortieve een studiereis gemaakt naar de belangrijke fruitteeltgebieden in Frankrijk. De heer Kortieve van het tuinbouwconsulentschap te Emmeloord gaf hierover in het „Berichtenblad voor Noord-Holland en de IJsselmeerpolders" enkele indrukken weer, die hieronder grotendeels worden overgenomen: De totale oogst aan Golden Delicious in Frankrijk werd door een „kenner" 100 miljoen kg groter dan in 1968 geschat. Van noord tot zuid hebben we in Frankrijk Golden gezien van uitstekende kwaliteit. Mooi gaaf en onvoorstelbaar glad. Verreweg de meeste aanplantingen worden goed onderhouden. Van verwaarlozing is maar op zeer kleine schaal sprake. Op de grote bedrijven (70170 ha) vertelde men ons voor deze prijzen (1968) nog wel appels te kunnen telen. De kleine telers in het zuiden heb ben een slecht bestaan. De kleine telers zouden wel willen stoppen of om schakelen, maar niemand weet, wat dan. Noodge dwongen gaat men dus door om zoveel en zo goed mogelijk fruit te telen. Ingeplant wordt er in Frankrijk niet of nauwe lijks, gerooid in enige omvang evenmin. De verzorging van de gewassen op de grote be drijven (70170 ha) is over het algemeen uitste kend. Van enige teeltvei*uwing is op de meeste van deze grote bedrijven geen sprake. Veelal heeft men één arbeidskracht op 46 ha. Op de grote bedrijven verzorgt men veelal zelf de afzet. De wijze waarop men het fruit de consu ment aanbiedt,' is duidelijk meer „bij de tijds" dan hier het geval is. De Fransen zagen in de devaluatie van de franc een lichtpunt voor hun fruitexport. De bedrijven waar in 1964 veel bomen door water overlast afstierven, zijn weer „ingeboet". Deze inboeters dragen nu weer flink. COMMENTAAR De heer Kortieve brengt in het voorgaande enkele punten, die voor de Nederlandse fruitteelt van door slaggevende betekenis zijn, helder" en indringend naar voren. Als hij gelijk heeft, ziet het er voor de teelt in ons land somberder uit dan we dachten. Immers, tot nu toe is door deskundigen herhaaldelijk gezegd dat ook in Frankrijk algemeen met verlies wordt gewerkt. Dat werd gestaafd met voorbeelden van zeer lage veiv koopprijzen, klachten van telers en mededelingen over op grote schaal uit.de markt nemen van onver-i koopbare appels via de interventieregeling. Aansluitend hierop werd de theorie ontwikkeld dat men in Frankrijk straks ook op grote schaal zou gaan rooien en dat o.a. daardoor over enkele jaren weer evenwicht tussen vraag en aanbod zou ontstaan. Met betere prijzen. Ook is steeds naar voren gebracht dat men in Frankrijk in sommige jaren ook teeltmoeilijkheden heeft, zoals slechte vruchtzetting, stip en ook wel schilverruwing, vooral in het zuiden. Nu lezen we alleen over hoge opbrengsten, goede verzorging en prima kwaliteit. En wat nog belangd rijker is: op de grote Franse fruitbedrijven wil men voor de huidige prijzen nog wel appels telen. Voor de Nederlandse fruitteler zijn dat ontmoet digende berichten. Er rijzen echter vragen. Is de con-i currentiekracht van de Franse fruitteler inderdaad sterker dan tot nu toe werd aangenomen? Moeten we concluderen dat de toekomstkansen voor de fruit-< teelt in ons land daardoor ongunstiger zijn dan werd gedacht? Of is het beeld in Frankrijk dit jaar gun-< stiger dan normaal? Is de opmerking van de heer Kortieve over „tevreden'' Franse telers in tegeni spraak met de eerdere verslaggeving of is hier slechts sprake van een anders leggen van accenten? Hoe groot is de groep van 70170 ha bedrijven? En voor-* al ook: in hoeverre worden de resultaten beïnvloed door overheidssteun? Om verwarring te voorkomen lijkt het ons gewenst dat de diverse „Frankrijk-vaarders" komen tot een weloverwogen, eensgezinde, goed gefundeerde uit-* spraak over de concurrentiekracht van de Franse fruitteelt. A. v. O.

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsch landbouwblad ... ZLM land- en tuinbouwblad | 1969 | | pagina 5