Miljoenennota
en landbouw
Verkeerde indruk
K. N. L. C.
Deze week
3
STRUIKENK AMP
EEN NUCHTERE RIJKSBEGROTING
Het lijkt nuttig om eens met „agrarische" ogen
de Miljoenennota 1970 door te bladeren. In deze
„Nota over de toestand van 's Rijks financiën"
wordt immers een algemeen inzicht gegeven in
het geheel van uitgaven en inkomsten van het
Rijk in 1970, in de hoofdzaken van het regerings
beleid, alles gezien tegen de achtergrond van de
bestaande en verwachte situatie in ons bedrijfs-
en maatschappelijk leven. Welke, ook voor boe
ren en tuinders als zodanig, interessante dingen
komt men dan tegen?
Wat de hoofdlijnen van de rijksbegroting 1970
betreft zegt de minister van financiën zonder om
haal dat het kabinet een scherpe afweging van
prioriteiten heeft moeten toepassen (wat niet en
wat wel en in welke volgorde). Om de toename
van de overheidsuitgaven op een bepaalde grens
te houden, nl. 6 Die grens wordt bepaald door
de verwachte toename van de ontvangsten. Zo
doende gaat er dan van de bestedingen van het
rijk geen opjagend effekt uit op de spanning, die
er toch wel in onze volkshuishouding zit en voor
lopig blijft zitten.
Het jaar 1970 wordt nl. het jaar van de pogin
gen om de prijsstijgingen terug te dringen. Die
liepen dit jaar vooral als gevolg van de nieuwe
omzetbelasting uit de hand. „Begin 1969 is het
licht van de schijnwerpers verrassend snel ver
schoven van de werkgelegenheid naar de prijzen",
aldus de eerste zin van de Miljoenennota 1970.
Behalve dat de overheid zich zelf in haar uit
gaven beperkingen moet opleggen om de span
ning niet te vergroten, wil zij ook ons besteed
bare inkomen verbeteren zonder lonen (en prij
zen) te veel te verhogen. Een dubbele reden dus
om zuinig aan te doen. Maar daartegenover staat
dan de groeiende behoefte aan aktiviteiten op
allerlei terreinen.
PRIORITEITEN
Welke uitgaven hebben voorrang in het rege
ringsbeleid voor 1970 Als eerste is dat de post
voor ontwikkelingshulp, want in 1971 moeten we
op 1 van ons nationaal inkomen zijn voor dit
doel. Ook de nieuwe 24 min. zuivelhulp zit hier
in. Dan is daar de forse stijging van de onderwijs
uitgaven. De uitgavenstijging voor verkeer en
waterstaat mag er ook zijn. In dit verband zij nog
vermeld, dat ook het kleine bedrag van verleden
jaar voor de waterschappen (ƒ9 min.) een ver
hoging heeft ondergaan (tot 16 min.), een geluk
kig voortgaan op de goede weg. Er ::al meer wor
den gedaan aan stadssanëring, krotopruiming e.d.
Dan worden ook genoemd als uitgaven, die bij
zondere aandacht kregen, die voor enkele maat
regelen ten behoeve van enkele groepen van min
der draagkrachtigen. Dat betreft totaal 80 min.
voor ziekenfondspremieverlaging (o.a. voor be
jaarden) en voor verhoging van de inkomensgren
zen in de kinderbijslagregeling voor k!9ine zelf
standigen. Ook onder boeren en tuinders zullen
er zijn, die van deze maatregelen kunnen profi
teren. We maken er ook daarom even melding
van, omdat voor deze verlichting al geruime tijd
door landbouw- en middenstandsorganisaties is
geijverd. Dit punt kwam o.a. voor in het urgen
tieprogramma van het K.N.L.C., dat in april 1965
gepubliceerd werd.
Belangrijk meer geld dan vorige keer is nu uit
getrokken voor steun aan en ontwikkeling van
diverse bedrijfstakken en -gebieden. Voor die
hardleerse lieden in onze samenleving, die nog
menen dat alleen landbouw altijd steun krijgt in
tegenstelling tot andere bedrijfstakken, is kennis
neming van de betreffende passage heel leer
zaam. Genoemd worden de mijnen, de spoorwe
gen, scheepsbouw, textielindustrie, binnenscheep
vaart, visserij en streekvervoer. De Miljoenen
nota konstateert: „In de afgelopen jaren is de
toeneming van het aantal bedrijfstakken, die
steun behoeven, zorgwekkend".
Tenslotte moet een groot tekort in het Gemeen
tefonds worden gedekt. Het zijn vooral de kosten
voor sociale zorg, die de gemeenten parter. spelen,
vooral ook de uitvoering van de Algemene Bij
standswet. Men is bezig met een onderzoek naar
het verloop van deze sociale uitkeringen.
BELASTINGMAATREGELEN
De regering vindt de aanpassing van de in
komsten- en loonbelasting thans urgent. Het gaat
hier om het ongedaan maken van de geruisloze
belastingverhoging, sinds 1968, die het gevolg is
van le. de geldontwaarding (en daardoor in gul
dens, maar niet in werkelijkheid hogere inkom
stenbedragen) en 2e. de progressie in de belas
tingheffing (naar verhouding meer belasting over
hogere inkomsten). Verder heeft dit kabinet eerst
ook gedacht aan het tevens ongedaan maken van
de uitwerking van de in werkelijkheid hogere in
komsten in de belastingheffing, maar van zo'n
echte belastingverlaging kan helemaal geen spra
ke meer zijn. De straks genoemde belasting-aan
passing zou niet helemaal voltrokken worden per
1 januari a.s., maar slechts voor twee derde; de
rest dan een jaar later. De Sociaal-Economische
Raad had in zijn laatste halfjaarlijkse rapport de
regering aangeraden deze belastingaanpassing te
verschuiven naar 1971. Het is gelukkig, dat de
regering in dit opzicht de S.E.R. niet heeft willen
volgen. De belasting-aanpassing, desnoods voor
twee derde, is een dringende zaak. Natuurlijk is
het voor iedere belastingplichtige aangenaam om
een kleinere aanslag te ontvangen. Maar voor
boeten en tuinders, evenals voor andere zelfstan
dige beroepsbeoefenaren, is het gewoon een nood
zaak. Aan de ene kant omdat hun besteedbaar in
komen deels nodig is om bedrijfsinvesteringen en
passende sociale voorzieningen mogelijk te ma
ken. Anderzijds omdat dan tenminste iets wordt
gedaan aan het, vaak grote, nadelige verschil in
direkte belasting voor de Nederlandse landbouw
ondernemers ten opzichte van hun E.E.G.-col-
lega's. We moeten dan ook vurig hopen dat nu aan
de voorgestelde belastingaanpassing niets meer
afgedaan wordt.
De vermogens- en de vennootschapsbelasting
zouden op het bestaande peil moeten blijven, het
afbreken van de omzetbelasting op investeringen
wordt verder vertraagd en tenslotte zou medio
1971 het tarief van de B.T.W. (nu in de Miljoenen
nota overal weer omzetbelasting genoemd) wor
den verhoogd, tot 13 en 4,3 Dit laatste is in
E.E.G.-verband gezien een logische zaak van aan
passing. Een uitstel van de B.T.W.-invoering in
België zou evenzeer betreurenswaardig zijn.
Tot onze spijt is gebleken dat er misverstanden
zijn ontstaan omtrent ons artikel in het nummer va»
12 september j.l. over „Biggenopfok op batterijen".
Het woord „samenwerking" tussen de Landbouw
Hogeschool te Gent en Vinco N.V. dat in deze ge
bruikt werd, blijkt voor de bij deze proefnemingen
direkt betrokkenen bezwaren ontmoet te hebben. In
verband hiermede stellen wij het op prijs hier alsnog
te vermelden dat de onderzoeker Dr. Ir. H. van der
Heyde, onder leiding van Prof. Dr. J. Martin van de
Rijksfaculteit der Landbouwwetenschappen te Gent
volledig zelfstandig deze biggenopfokmethode ontwik
keld heeft. Vinco N.V. heeft de nodige basisgegevens
van dit onderzoek van de Rijksfaculteit ontvangen
en is daarmede in de praktijk van start gegaan. De
betreffende reportage had dan ook betrekking op
datgene dat door Vinco N.V. aan gegevens, bij een
bezoek aan een biggenopfokbatterij te Eeklo, aan ons
werd verstrekt. Waarvan akte
BI
LANDBOUW EN E.E.G.
In de Miljoenennota wordt ook een kort over
zicht gegeven van de overheidsmaatregelen ten
behoeve van de landbouw. Rekening is gehouden,
wordt gezegd, met „een uitbreiding van de akti
viteiten ter verbetering van de landbouwstruk-
tuur". Ook wordt stilgestaan bij de stijging van
het nadelige saldo van het Landbouw-Egalisatie-
fonds. De verschillende posten van het LE.F. wor
den uiteindelijk natuurlijk voor een groot deel
verrekend met het Brusselse landbouwfonds. De
stijging van de uitgaven komt door meer kosten
aan suiker, fruit en vooral zuivel. De stijging in
de zuivelsector is helaas voor een deel vertekend,
omdat de vorige begroting maar op negen maan
den sloeg. Tegenover deze uitgavenstijging staan
ook meer inkomsten, nu Brusselse vergoedingen
over verstreken boekjaren tot uitkering beginnen
te komen.
Maar, zo wordt gekonstateerd, de lasten voor
de rijksbegroting zijn per saldo zwaarder gewor
den door te sterke produktieverhogingen en daar
om moet op een „herbezinning" van het E.E.G. -
landbouwbeleid aangedrongen worden.
Akkoord, maar dan is het wel jammer dat in
het aparte hoofdstuk over het algemene E.E.G--
beleid in de Miljoenennota niets te bespeuren is
van een ernstige wil om in dat grotere verband
tot verdere uitbouw van de sociaal-economische
politiek te komen, mede ten behoeve van de land
bouw. Integendeel, in dat hoofdstuk wordt uitge
gaan van een gewenst nationaal beleid en er is
tussen de regels de vrees te lezen dat de nationale
speelruimte verder wordt ingeperkt.
Gekonstateerd wordt dat een gemeenschappe
lijke landbouwpolitiek nodig was om één land
bouwmarkt te krijgen. En passant wordt dan ge
suggereerd dat de gemeenschappelijke bescher
ming van de landbouw hoger is uitgevallen dan
het gemiddelde van de zes vroegere. En lakoniek
wordt dan alleen maar opgemerkt, dat het ge
meenschappelijke landbouwbeleid moeilijkheden
ondervindt door een uiteenlopende sociaal-econo
mische ontwikkeling in de E.E.G.-landen en de
nodige wijziging van wisselkoersen!
Geen woord over de noodzaak of zelfs maar de
wenselijkhed om dan op die andere terrejnen op
zijn minst een nauwere samenwerking tot stand
te brengen. Terwille van wat al bereikt kon wor
den op E.E.G.-landbouwterrein. Hopelijk krijgt
dit punt bij de algemene politieke beschouwingen
direkt de nodige aandacht. Als behalve nationaal
ook nog in E.E.G.-verband het landbouwbeleid
stagneert, wordt de situatie voor boer en tuinder
helemaal somber.
TT/U weten nu weer iets meer van de belas-
TT tingplannen die de Regering voor 1970 heeft
opgesteld. De dagbladen hebben er uiteraard naar
aanleiding van de miljoenennota nogal wat aan
dacht aan besteed. Het zal er nu verder om gaan
of de regering de plannen ook tot werkelijkheid
kan maken. Er is in ons land meningsverschil ge
noeg over de koers die op financieel-economisch
gebied gevolgd moet worden. Het kan dus straks
wel anders uitvallen dan het nu is gepland.
De bedoeling van de regering is het tarief van
de inkomstenbelasting te verlagen. De belasting
vrije voet wordt wat opgetrokken. De belasting
die een gehuwde zonder kinderen moet betalen
bij een inkomen van 10.000,zou f 113,lager
worden, bij een inkomen van f 15.000,200,
lager enz. Dit te bereiken in 2 etappes. Voor 1970
ongeveer van deze bedragen. Voor 1971 volle
dige ver la ng. Veel kleiie zelfstandigen, d.w.z.
ook de boeren, zouden een verlaging van de in
komstenbelasting toejuichen!
iy ATUURLIJK staat er ook heel wat tegenover.
De Rijksuitgaven zijn gestegen en uiteinde
lijk moeten dan ook de belastingen stijgen. Alles
bij elkaar met 3.5 miljard gulden.
Een punt dat voor de landbouw van belang is,
is dat de destijds „tijdelijke" verhoging van de
vermogensbelasting van f 5,naar 6,per
1.000,nu weer voor 2 jaar gehandhaafd blijft.
Op zichzelf lijkt dit niet zo belangrijk. Aan het
blijvende van „tijdelijke" verhogingen zijn wij al
lang gewoon. De vermogensbelasting is met een
opbrengst van ongeveer 300 miljoen een van de
kleinere belastingen. Voor de landbouw zit er toch
wel iets meer aan vast. En dat komt doordat men
voor de grond nog steeds wordt aangeslagen naar
VERKOOPWAARDE. Met het zeer lage rendement
van de grond wordt geen rekening gehouden. Het
gevolg hiervan is dat de vermogensbelasting, die
uit het inkomen betaald moet worden, voor de
landbouwers en voor de verpachters een zware
last betekent. Daarom is het voor deze categorieën
te betreuren dat de 20 tariefsverhoging minder
tijdelijk zou zijn. dan eerst was vastgesteld.
J?LN ander belangrijk punt is de verhoging van
de B.T.W. die per 1 juli zou moeten ingaan.
Dat is ook een moeilijke zaak. Wij hebben er in
deze artikeltjes al heel wat regels aan gewijd. Het
wordt steeds duidelijker dat de B.T.W. voor de
boer een kostenfactor is. Verhoging ervan zal be-
tekenen dat de kosten stijgen. En dat is iets wat
wij allerminst kunnen gebruiken. Het is dan ook
erg jammer dat destijds het agrarisch loonwerk
niet gebracht is onder het verhoogde tarief. Als de
verhogingsplannen in behandeling komen is het
gewenst, dit punt nog eens nader te bekijken en
er iets aan te doen. Dat de verrekening van de
B.T.W. op investeringen voor 1970 ook op 30
blijft in plaats van op 60 te komen was te ver
wachten.
Aan de andere punten gaan wij nu maar voor
bij. Uiteraard moeten wij afwachten wat er van
de plannen terechtkomt. De landbouw zal bij de
behandeling ervan in de Staten-Generaal erop
moeten letten dat ook zijn belangen worden be
hartigd. De buitenlandse concurrentie zit als regel
met een gunstiger belastingstelsel dan wij. Dat zal
men steeds in de gaten xoeten houden. Als wij
niet van de markten weggedrukt willen worden
zal er iets aan moeten gebeuren!
PA AU WE.