Landbouwbegroting 1970
(Vervolg van pag. 3)
OVERZICHT DREMPELPRIJZEN PER 100 KG
Zachte tarwe
Rogge
Gerst
Haver
Mais
Sorghum
1968/69
37,79
34,62
33,37
31,37
33,55
„32,22
1969/70
37,79
34,62
33,74
31,71
33,92
32,56
Oliehoudende zaden. Het gemeenschappelijk
prijsbeleid voor oliehoudende zaden heeft voor de
oogst 1968 bevredigend gewerkt. De aan de telers
>n uitzicht gestelde richtprijs voor koolzaad kon
ruimschoots worden gerealiseerd. Deze richtprijs
werd geëffectueerd door middel van een subsidie
bij de verwerking gelijk aan het verschil tussen de
wereldmarktprijs en de richtprijs. Voorts werd bij
de uitvoer naar derde landen een restitutie ver
leend op de export. Voor het oogstjaar 1969/70 is de
basisrichtprijs voor koolzaad gehandhaafd op
73,30 per 100 kg.
Vlas. Aangezien ook nu nog geen voorstellen ter
zake van een gemeenschappelijk vlasbeleid bekend
zijn, is besloten het nationale beleid voor dit sei
zoen vooralsnog te handhaven. De toeslag is ge
handhaafd op 320 per ha in Nederland verwerkt
vlas en is ongeveer gelijk aan de toeslagbedragen
die in België en Frankrijk op de teelt en de ver
werking worden verleend. Met het Bedrijfschap
voor de Vlasindustrie en het Landbouwschap is een
regeling getroffen om het in gang zijnde onderzoek
naar nieuwe en/of rationeler bewerkingsmethoden
met kracht voort te zetten.
Suiker en suikerbieten. Zoals bekend is sedert
1 juli 1968, na een overgangsperiode van één jaar,'
een gemeenschappelijke marktordening voor sui
ker in de E.E.G. van kracht op basis van gemeen
schappelijke prijzen en een vrij verkeer van suiker.
De produktie en afzet van suiker over het seizoen
1968/69 vond dientengevolge plaats onder de voor
de suikersektor geldende beperkte gemeenschap
pelijke financiële verantwoordelijkheid van de
E.E.G.
De Nederlandse suikerproduktie ontwikkelde
zich in de afgelopen jaren als volgt:
Areaal
1966/67 91.500 ha
1967/68 100.000 ha
1968/69 104.000 ha
Suiker
produktie
528.000 ton
695.000 ton
661.000 ton
Suiker
produktie
per ha
5.800 kg
6.950 kg
6.400 kg
De volledige E.E.G.-garantie voor suiker en de
daaruit voortvloeiende minimumprijs voor suiker
bieten 61,54 excl. pulp) geldt voor een suiker
produktie in ons land van 550.000 ton suiker per
jaar, terwijl bij een produktie die daarboven ligt
een beperkte garantie dan wel geen garantie wordt
verleend.
Aangezien de produktie in 1968 genoemd kwan
tum belangrijk overtrof, ligt de gemiddelde prijs
welke voor suikerbieten van de oogst 1968 is uit
betaald ca. 4 per ton suikerbieten lager dan de
minimum-suikerbietenprijs, welke geldt indien
niet meer wordt geproduceerd dan voornoemd
kwantum.
De totale suikerproduktie in de E.E.G. bedroeg
over 1968 ca. 6.880.000 ton inclusief een produktie
van ca. 400.000 ton rietsuiker in de Franse over
zeese departementen. De menselijke consumptie
van suiker bedroeg ongeveer 6.000.000 ton. Het
areaal suikerbieten in de Gemeenschap lag in 1968
op 1.160.000 ha; in 1969 is naar verwachting een
zelfde areaal ingezaaid.
VEREDELINGSPRODUKTEN
De produktie en de afzet van dierlijke verede-
lingsprodukten ontwikkelden zich in 1968 gunstig.
Voor het eerst sedert 1962 vertoonden nu ook de
produktie en de afzet van eieren weer een opgaan
de lijn, welke zich in 1969 voortzette. Deze ontwik
keling mag verheugend worden genoemd, vooral
na de moeilijke jaren welke de legsektor heeft moe
ten doormaken.
De door de producenten ontvangen prijzen voor
veredelingsprodukten waren in 1968 alleszins rede
lijk. Opvallend was daarbij dat in de varkenssektor
in het voorjaar overgegaan moest worden tot in
terventie-aankopen zij het op zeer beperkte
schaal en dat reeds in het najaar de prijzen weer
een hoog niveau hadden bereikt.
De grote vraag naar Nederlands varkensvlees
in het bijzonder van Franse zijde duurt onver
minderd voort. Een opmerkelijk verschijnsel is
voorts dat inmiddels ook een vrij aanzienlijke ex
port van biggen naar Frankrijk is ontstaan. Ook
deze onwikkeling duidt er op dat de Nederlandse
varkenshouderij een zeer vooraanstaande plaats in
neemt op de gemeenschappelijke markt. De Minis
ter heeft er vertrouwen in dat deze gunstige ont
wikkeling zich zal voortzetten. Daarbij moet niet
uit het oog worden verloren, dat in de sfeer van de
prijzen zulks uiteraard met fluctuaties gepaard zal
gaan. De op- en neergaande prijsbeweging op de
varkensmarkt de varkenscyclus blijkt even
zeer inherent te zijn aan de grote E.E.G.-markt als
aan de vroegere nationale markten van de Zes.
De relatief gunstige prijzen voor consumptie-eie
ren in de periode van september 1968 tot medio
april 1969 hebben tot gevolg gehad, dat de inleg
van broedeieren in de gehele Gemeenschap is toe
genomen. Daaruit blijkt dat „het achter de markt
aan produceren" nog voortduurt. Dat deze ontwik
keling op een markt met een vrije prijsvorming zijn
uitwerking op de prijs niet zal missen, ligt voor de
hand. Slechts een grote mate van zelfdiscipline on
der de producenten zou meer stabiliteit in de prij
zen kunnen brengen, doch gelet op het grote aantal
producenten mag men zulks in alle redelijkheid
niet verwachten. In dit verband is het wel belang
rijk, dat een goed toegeruste eiproduktenindustrie
in een zwakke eiermarkt een extra vraag uitoefent.
Voor de continuïteit van de eiproduktenfabrikage
is het anderzijds ook noodzakelijk dat deze indus
trie in perioden met hogere prijzen zich kan be
voorraden met grondstoffen uit niet-E.E.G.-landen.
In de slachtsektor vertonen de produktie en de
afzet van slachtkuikens nog steeds een opgaande
lijn; een markant verschijnsel is voorts dat de pro
duktie van kalkoenen sterk toeneemt. Ook hier
richt de uitvoer- zich vrijwel geheel op de West-
duitse markt.
In de eerste maanden van 1969 was de opzet van
slechtkuiken-moederdieren dermate omvangrijk,
dat gevreesd moest worden dat de produktie van
slachtkuikens zich sterker zou ontwikkelen dan de
consumptie. Nadien liep de opzet van moederdie-
ren terug; het schijnt dat pessimisme thans niet
geheel gerechtvaardigd is. Dit neemt niet weg dat
ook in deze sektor de dreiging van een overvoerde
markt latent aanwezig blijft. Het is van groot be
lang voor een evenwichtige ontwikkeling, dat die
genen die in deze sterk geïntegreerde sektor in
feite de produktie-omvang bepalen, zich bewust
zijn van het feit dat een lichte overvoering van de
markt aanleiding kan geven tot een ernstige ver
storing van de prijzen. Minister Lardinois meent
dan ook dat vooral door het feit dat aan de ge-
integreerde slachtkuikenproduktie een relatief
klein aantal producenten deelneemt enige zelf
discipline hier wel haar nut kan afwerpen.
Minister Lardinois acht het van het grootste be
lang, dat de groei in de melkproduktie in de Ge
meenschap wordt afgeremd en dat tegelijkertijd een
beleid wordt gevoerd dat zoveel mogelijk de con
sumptie bevordert. De nadelen van grote over
schotten zijn evident. Grote verliezen, de prakti
sche onmogelijkheid om aanzienlijke hoeveelheden
van de interventieprodukten af te zetten zonder de
normale handelskanalen te verstoren, alsmede het
psychologische effekt dat door een stijgende pro
duktie zonder grotere afzetmogelijkheden teweeg
wordt gebracht, zijn evenzovele argumenten om
voorzieningen te treffen die tot een beter markt
evenwicht leiden.
HERZIENING E.E.G.-INTERVENTIEBELEID
GROENTEN EN FRUIT DRINGEND NODIG
Herziening van het E.E.G.-interventiesysteem
voor groenten en fruit inmiddels in Brussel in
behandeling is na twee jaar praktijk noodzake-
lijk/Bij de voorstellen van de Europese Commissie
tot wijzigingen en aanvullingen van de regelingen,
die overigens een zeer waardevolle bijdrage leve
ren voor de verbetering van de situatie, plaatst de
Minister kritische kanttekeningen, ondanks instem
ming met het voorgestelde verbod van inves
teringssubsidies voor de produktie van appels,
peren en perziken en met de versterking van de
positie van telersverenigingen.
In hoeverre echter naast die maatregelen een
werkelijke toepassing van de kwaliteitsnormen
hetgeen door de commissie ook wordt bepleit
hierbij van betekenis zal kunnen zijn, is de Minis
ter nog niet geheel duidelijk. Wel kan hij zich een
commercialisaiteverbod van bepaalde sorteringen
en kwaliteitsklassen voorstellen. De bestaande
maatregelen voor de kwaliteitsnormen kunnen bij
dragen tot een stabilisering, doch vereisen wellicht
een geheel andere aanpak.
Het metterdaad gemeenschappelijk maken van
het huidige interventiebeleid door geen nationale
afwijkingen meer toe te staan van de vastgestelde
prijzen en het gemeenschappelijk doen constateren
van perioden van crises kan, mits niet op een te
hoog niveau, bijdragen tot een verantwoorde on
dersteuning van de groenten- en fruitmarkt. Het is
echter zeer de vraag of het gehele systeem van in
terventies niet opnieuw moet worden bezien.
De Minister kan niet instemmen met alle voor
gestelde maatregelen voor de bestemming van uit
de markt genomen produkten gratis verdelen
en van die met betrekking tot het in- en uitvoer
beleid. Hoewel ook hij grote bezwaren heeft tegen
vernietiging van groenten en fruit en hij daarom
gepoogd heeft in de afgelopen periode ook door
middel van gratis Uitreiking de omvang daarvan
te beperken, mag men er de ogen niet voor sluiten,
dat er bij cle verwerking van doorgedraaide groen
ten en fruit op een onverantwoorde wijze kan wor
den ingegrepen in een belangrijke industrietak, ook
met alle nadelige gevolgen voor produktie en han
del. De door de commissie voorgestelde maatrege
len voor de bestemming van deze p)-odukten en
voor het vergemakkelijken van het restitutiebeleid
vervullen de bewindsman met zorg.
0 - EN S.-FONDS
Voor uitbetaling op grond van bestaande en nieu
we verplichtingen, zowel bij de bedrijfsbeëindiging
als bij de maatregelen voor de ontwikkeling van
de landbouw, heeft de Minister van Landbouw en
Visserij voor 1970 57 miljoen tegen 54 mil
joen in 1969 bepaald als bijdrage aan de Stich
ting Ontwikkelings- en Saneringsfonds voor de
Landbouw.
Hiermede onderstreept Minister Lardinois de
prioriteit die aan de fondswerkzaamheden in het
kader van het struktuurbeleid voor de landbouw
dient te worden toegekend. De Minister is van
mening, dat op deze wijze het bestuur van het O.-
en S.-fonds voldoende armslag kan worden gebo
den voor een doeltreffend beleid. Hij constateert
met voldoening, dat na aanvankelijke aarzeling,
het ontwikkelingsbeleid van het O.- en S.-fonds
duidelijk gestalte heeft gekregen in een groot aan
tal concrete en belangwekkende experimenten en
regelingen ter bevordering van de strukturele ont
wikkeling van individuele bedrijven.
In de afgelopen periode werden door het fonds
bestuur goedgekeurd:
concentratie van k.i. voor varkens ter verhoging
van de efficiency;
invoer en toepassing van charolais-sperma ter
bevordering van de vleesproduktie, toepassing
van vloeibaar ammoniak als meststof voor de
akkerbouw, bevordering van de centrale opfok
van jongvee;
proeven op praktijkschaal met het doodbranden
van aardappelloof;
opzet van een fruitteeltbedrijf in Zeeland
(plant verband)
bevordering van de samenwerking met lelie
plantgoed;
geconditioneerde sla-afzet;
ontijzeringsinstallaties voor gietwater in de
tuinbouw;
proeven met geperst ruwvoer waaronder ver
plaatsbare groen voeder drogers;
verwarming en transport in de glastuinbouw;
stimulering van een machinering;
bouw van koeienhutten;
bouw van gestandaardiseerde ligboxenstallen;
automatische verwerking van landbouwbedrijfs
administraties;
grondontsmetting in verband met aardappel
moeheid;
premie voor de afbraak van staand glas bij be
drijfsbeëindiging
uitbreiding van de regeling Tuinbouw Noorden
des Lands;
bouw van eenvoudige bewaarplaatsen voor fa
brieksaardappelen;
stimulering van horizontale samenwerkingsvor
men.
Daarnaast is nog een groot aantal nieuwe projek-
ten in voorbereiding. De ingevoerde werkwijze,
waarbij de Landelijke Raad voor de Bedrijfsont
wikkeling de voorbereiding van ontwikkelings
regelingen met adviezen begeleidt ten behoeve van
de besluitvorming door het fondsbestuur, werkt be
vredigend.
Het fondsbestuur heeft in het kader van de ont
wikkeling aan de ondergetekende positieve advie
zen uitgebracht over enige E.O.G.F.L.-projekten,
t.w.:
doortrekking koelljjn;,
varkensveredelingsbedrijven;
champignoncultuur (onderzoekinstituut);
N.A.K.-gebouw;
rozenzaailingen.
De premieregeling voor het rooien van verouder
de appel- en pereboomgaarden, begonnen in augus
tus 1968, heeft bij de fruittelers grote weerklank
gevonden. De volgende cijfers mogen dit illustre
ren. In totaal zijn thans ruim 5500 aanvragen inge
diend, met een gemiddelde oppervlakte van ruim
1 ha per aanvrage. Dank zij een snelle en eenvou
dige procedure is het mogelijk gebleken met be
houd uiteraard van de noodzakelijke controle van
de bij de aanvrage overgelegde gegevens en de
controle op het rooien de grote stroom aanvra
gen behoudens enkele incidentele gevallen vlot te
verwerken.
Aanvragen worden binnen twee weken na indie
ning afgehandeld. Aan bijdragen is inmiddels ruim
3 min uitbetaald op toezeggingen ten bedrage van
bijna 6 min. Het fondsbestuur heeft inmiddels de
regeling verruimd door de leeftijdsgrens van de i»
aanmerking komende boomgaarden te verleggen
van 1950 naar 1955.
Evenals voor het lopende jaar is er ook voor
1970 rekening gehouden met de mogelijkheid voor
25 rnln aan te gaan aan verplichtingen voor nieu
we ontwikkelingsaktiviteiten, die in 1970 en latere
jaren tot uitbetalingen zullen leiden.
Voor uitbetalingen op grond van aangegane e»
(Zie verder |*ag. 8)
4