Hoofdpunten van het landbouwbeleid r\E Minister van Landbouw en Visserij, Lardi- nois, zet in de Landbouwbegroting 1970 in grote lijn zijn beleid van het vorig jaar ongewijzigd voort. Het kost meer geld, n.l. 120 miljoen gulden meer. Er worden voor verschillende posten grotere bedragen dan voor 1969 uitgetrokken, maar het door hem uitgestippelde beleid blijft ook in 1970 gehandhaafd. Dit blijkt uit de Memorie van Toelich ting die bij de Landbouwbegroting 1970 is gevoegd. Daarbij zijn tevens twee belangrijke nota's opgeno men, n.l. de voorlopige mening van de Nederlandse Regering over het „Plan Mansholt" en de z.g. „Piat telandswegennota". Op enkele van de belangrijkste punten uit de Memorie van Toelichting Landbouw begroting 1970 wordt in het kort ingegaan. 3 Verbetering van de levensomstandigheden van de agrarische bevolking blijft de eerste doelstelling van het landbouwbeleid, nauw verbonden met een zo goed mogelijke bij drage van de landbouw aan het geheel van de Nederlandse economie, hetgeen onver minderd voorwaarde blijft voor het verwezen lijken van het eerste deel der doelstelling. Met handhaving van de bestaande princi piële lijnen in de beleidsopvattingen, acht de regering, zeker bij het optreden van inflatoire spanningen, slagvaardigheid in de landbouw politiek te meer geboden, nu vlak voor de vol tooiing van het gemeenschappelijk markt- en prijsbeleid van de Europese Economische Gemeenschap onevenwichtigheden in de ge meenschappelijke markt aan de dag zijn ge treden. De regering acht de ervaringen met het ge meenschappelijk beleid en een uniform ge- misssen, die niet tot de gewenste resuitaten hebben geleid, zullen opnieuw en in alle nuchterheid onder ogen moeten worden ge zien; bepaalde prijsverhoudingen zullen cor rigerend moeten werken op de marktontwik keling; diepgaand beraad is nodig om te voor komen. dat de noodzakelijke produktiviteits- stijging leidt tot een proudktie-omvang, die het marktevenwicht in gevaar brengt; spe ciale aandacht te besteden aan de agrarische structurele aspecten van het Structuur-Memo randum van de Europese Commissie, waar over een voorlopig standpunt is bepaald. Het agrarische handelsverkeer heeft zich verder ontwikkeld; het voor de Nederlandse deviezenpositie en de betalingsbalans zo be langrijke uitvoersaldo van het totale produk- tenpakket van „Landbouw en Visserij" steeg in 1968 tot 3,2 miljard. Sinds 1960 is de uit voer der voornaamste landbouwprodukten naar E.E.G.-partnerlanden meer dan verdub beld: van ƒ2 miljard tot ca. f 4,4 miljard in 1968. De agrarische export naar andere lan den dan E.E.G.-lidstaten nam in hetzelfde tijd perk toe van f 1,8 miljard tot f 2,3 miljard. Land- en tuinbouw hebben in bijzondere mate profijt getrokken van de E.E.G.-markt. De hoge prioriteit in het landbouwbeleid voor de structuurverbetering komt tot uitdruk king in verhoogde begrotingsposten voor de uitvoering van projecten voor landbouwkun dig en maetschappelijk achtergebleven ge bieden, waarbij de nadruk valt op ruilverka veling. De omvang van de bij stemming te bepalen ruilverkavelingen blijft 55.000 ha per jaar. Voor de verstrekte investering in ruil verkavelingen is in 1970 op een totaal van f 195,2 miljoen op de landbouwbegroting, bij na f 20 miljoen meer beschikbaar dan in 1969 met f 175,4 miljoen. Bij de overige instrumenten van het land- bouwstructuurbeleid komt voor bedrijfsont- heel van marktordening in het algemeen be vredigend. Onmiskenbaar doen zich echter problemen voor en er treden overschotten op. mede als gevolg van het groeitempo van de arbeidsproduktiviteit in de Westeuropese landbouw. De regering staat voor ogen: fundamentele discussie met kritische toetsing van het ge meenschappelijk landbouwbeleid; compro- wikkeling en bedrijfsbeëindiging f 103,7 mil joen (vorig jaar f 100,3 miljoen) beschikbaar. Bij deze gelden is de van f 54 miljoen tot f 57 miljoen verhoogde bijdrage aan het Ont- wikkelings- en Saneringsfonds voor de Land bouw inbegrepen. In het belang van de kre dietvoorziening in de landbouw is het garan tiebedrag voor de door de Stichting Borg stellingsfonds aan te gane borgstellingen met f 10 miljoen verhoogd tot f 40 miljoen. Voo r het landbouwkundig onderzoek is f 122,6 miljoen uitgetrokken (vorig jaar f 106,6 miljoen). Het landbouwonderwijs, dat in heroriëntatie verkeert, is geplaatst in het perspectief van de structurele ontwikkeling van de landbouw, verkrijgt f 21 miljoen meer en nadert in de raming voor 1970 de f 200 miljoen. Bij de landbouwbegroting-1970 verschijnt een Piattelandswegennota, die aanvaard is als uitgangspunt voor de aanleg van wegen, zowel in ruilverkavelingsverband als door la gere publiekrechtelijke lichamen. Hieraan zal geleidelijk uitvoering worden gegeven. De aankoop van bosgronden zal in 1970 /ersterkt worden voortgezet. Ook komt er een bijdrageregeling voor herbebossing op daarvoor geschikte bosgronden. Behalve voor voedselhulp aan ontwikke lingslanden met granen, zijn op de Rijksbe groting-1970 voor het eerst gelden uitgetrok ken 24 miljoen) voor voedselhulp in de vorm van zuivelprodukten. KRITISCHE TOETSING MARKT- EN PRIJS BELEID HERZIENING E.E.G.-INTERVENTIEBELEIO GROENTEN EN FRUIT LAGER LANDBOUWONDERWIJS VERVULT PRAKTISCHE FUNKTIE 20 MILJOEN GULDEN MEER VOOR RUILVERKAVELING MEER GELD VOOR O.- EN S.-FONDS 10 MILJOEN MEER VOOR BORGSTELLINGS FONDS KRITISCHE TOETSING MARKT- EN PRIJSBELEID Nil)NISTER LARDINOIS wijst er enerzijds op dat de Nederlandse land- en tuinbouw in bij zondere mate heeft kunnen profiteren van de open stelling van de gemeenschappelijke markt van de E.E.G. Sinus 1960 is de uitvoer van de voornaamste landbouwprodukten naar partnerlanden naar waar de zelfs meer dan verdubbeld: een stijging van f 2 miljard naar ƒ4,4 miljard in 1968. Onze export naar andere dan E.E.G.-landen is in dezelfde periode belangrijk minder gestegen: van ƒ1,8 mil jard naar 2,3 miljard. Tegenover dit positieve beeld staat bij versto ringen in het marktevenwicht en het optreden van overschotten, in het bijzonder bij de zuivel de noodzaak van een kritische toetsing van het markt en prijsbeleid, dat naar het inzicht van de minister een centrale plaats moet worden toegekend bij de bestrijding van de gevolgen van de ontwikkeling, die in belangrijke mate verband houdt met land- bouwtechnische faktoren. Het is n.l. ongetwijfeld waar, aldus de bewinds man, dat compromissen zijn voorgekomen, die achteraf bezien niet tot de gewenste resultaten hebben geleid. Deze zullen opnieuw en in alle nuch terheid onder ogen moeten worden gezien. Zo is de Minister van oordeel, dat bepaalde prijsverhou dingen corrigerend moeten werken op de markt ontwikkeling. Het prijsbeleid zal er met name toe moeten leiden, dat het houden van melkvee in de voor deze produktierichting als marginaal te be schouwen gebieden en bedrijven wordt terugge drongen. Het ontstaan van overschotten wordt overigens mede in de hand gewerkt door het groeitempo van de arbeidsproduktiviteit in de Westeuropese lan den. FUNDAMENTELE DISCUSSIE Het komende begrotingsjaar zal vooral in het teken staan van een fundamentele discussie over het gemeenschappelijke landbouwbeleid. Het is dui delijk dat in de komende onderhandelingen in de E.E.G.-Ministerraad een nauw verband gelegd zal worden tussen enerzijds de heroriëntatie van de landbouw in de E.E.G. en anderzijds de nieuwe fi nancieringsregeling die op 1 januari 1970 moet in gaan. MARKT- EN PRIJSPOLITIEK AKKERBOUW De Memorie van Toelichting wijst op de mone taire spanningen binnen de E.E.G. die in het oogst jaar 1968/1969 geleid hebben tot enige niet te voor ziene ontwikkelingen in het markt- en prijsbeleid voor de granenwaardoor voor Nederland de doel einden van het gemeenschappelijk markt- en prijs beleid niet konden worden verwezenlijkt. Een overzicht, waarin een beeld wordt gegeven van de produktie, de in- en uitvoer en het binnen lands verbruik van granen laat zien dat zich in het in- en uitvoerpatroon wederom verschuivingen hebben voorgedaan. PRODUKTIE, IN- EN UITVOER EN VERBRUIK VAN GRANEN IN NEDERLAND (X 1000 ton) 1964/ 1966/ 1967/ 1968/ Produktie 1965 2.015 INVOER Uit derde landen 4.287 Uit lid-staten 225 Totaal beschikbaar 6 527 BESTEMMING Veevoeder Overig 3.704 1.443 UITVOER Naar derde landen 1.111 Naar lid-staten 269 Totaal 6.527 Voorlopig. 1967 1.622 4.413 178 6.213 3.348 1.442 1.097 326 6.213 1968 1.840 19690 1.659 4.072 2.900 507 i.309 6.419 5.850 3.574 1.400 2.959 1.700 707 300 738 900 6.419 5.859 Doordat het graanverbruik in de veevoedersek- tor sterk terugliep bleef ook de totale invoer aan zienlijk beneden het niveau van het vorige jaar. De voor het graanprijsjaar 1 augustus 1969 t/m 31 juli 1970 vastgestelde drempelprijzen met daarnaast de drempelprijzen zoals die golden voor het oogstjaar 1968/1969. zijn; (Zie verder pag. 4)

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsch landbouwblad ... ZLM land- en tuinbouwblad | 1969 | | pagina 3