Rassenkeuze wintertarwerassen RIJKSLANDBOUWCONSULENT VAN HET ZUID-WESTELIJK KLEIGEBIED Na een in het algemeen wat latere zaai kwam de tarwe goed door de winter en al spoedig toonde het uiteraard nog jonge gewas een gezonde hergroei. Deze vlotte groei zette zich aanvankelijk door, zodat velen op het moment dat gespoten moest worden tot een bespuiting met CCC overgin gen. Daarna heeft het sterk optreden van meeldauw en bruine roest in kom- binatie met het zomerse weer de groei geremd. Legering trad vrijwel niet op; de stand was zelfs op veel percelen zodanig, dat op het oog te beoordelen niet de optimale stikstofgift was gegeven. Op proeven waar met verschillende stikstofhoeveelheden is gewerkt, blijkt daar entegen, dat juist de hogere giften de opbrengst het meest gedrukt hebben. Zo zelfs dat de laagste N-gift de hoogste opbrengst geeft. Ook de kombi- natie van ruim stikstof 4- CCC heeft niet aan de verwachtingen voldaan omdat een bespuiting met CCC veelal niet in staat is gebleken de opbrengst- verlagende invloed van meer stikstof te voorkomen. Andere aantastingen zo als voetziekte, gele roest en afrijpingsziekten bleven in hun optreden beperkt. Opbrengsten rassenproefvelden in het Zuidwestelijk kleigebied Rasnaam Gemiddelde van 5 proeven Gemiddelde in 1969 1958 t/m 1968 Manella 102 97 Felix 97 93 FJevina 101 94 Ibis 95 95 Jos Cambier 97 102 Carstens 854 101 104 Cebeco 106 108 107 Cyrano (Staud. 18-54) 107 99 Norda 95 109 100 56.6 kg per are 62.5 kg per roest (cijfer 8) en bruine roest (7) is goed. De meeldauwresistentie heeft het cijfer 6. Manella is weinig gevoelig voor schot (8). Felix is een kort en stevig ras waarvan de wintervastheid van vrij goed tot goed gewaardeerd wordt. Felix vraagt een flinke stikstofbemesting. Het ras is weinig gevoelig voor gele roest (9), meer vatbaar voor bruine roest en erg vatbaar voor meeldauw (4). De schotgevoeligheid is gering (8). Flevina stelt geen hoge eisen aan de grond doch vraagt wel een niet te te late zaai. Het stro is vrij kort en vrij stevig. Rijpt vrij laat, waarbij het stro lang groen blijft. Weinig schotgevoelig (8.5). Ibis heeft een goede wintervastheid en een goede produktie als een aan tasting door gele roest uitblijft (5). Teelt als zodanig vooral bij enige om vang riskant. Het stro heeft een gemiddelde lengte en is vrij stevig. Ibis rijpt vrij laat. Schotgevoeligheid cijfer 7, in 1969 meest te dunne stand, BEDRIJFSZEKERHEID Een van de meest geldende redenen om bij de rassenkeuze tot een be sluit te komen is de bedrijfszekerheid van het betrokken ras. Deze bedrijfs zekerheid rust op een aantal eigenschappen die een ras in al of niet belang rijke mate bezit. Voor een gebied als het Zuidwestelijk kleigebied kan in dit verband ge noemd worden een voldoende waarborg of een zo groot mogelijke zeker heid dat het gewas de winter door komt (wintervastheid). Daarnaast geldt onverminderd een voldoende resistentie tegen ziekten die de opbrengst sterk kunnen drukken en tenslotte een voldoende aanpassing aan de huidige oogstmethoden in het voor ons zo wisselende klimaat. Wat dit laatste betreft is het gedrag van het stro en de gevoeligheid voor schot van doorslaggevende betekenis. Tegen deze achtergrond gezien is, hoewel er enige verruiming begint te komen, de variatie in mogelijkheden ook voor 1970 nog beperkt. Ruimer wordt het als wat toegegeven kan worden op de eis van wintervastheid en schot gevoeligheid. Dit zal in het algemeen mogelijk worden als meer dan één ras kan worden gezaaid, zodat uitvriezen relatief minder zwaar geldt, of waar voorzover de vroegrijpheid van een ras dit toelaat voorrang verleend kan worden bij de oogst. In dit rassenbericht zullen de rassen in hoofdzaak op deze punten ver geleken worden. Voor een vollediger informatie wordt verwezen naar de Rassenlijst voor landbouwgewassen, RASSENKEUZE MATIG WINTERVASTE RASSEN Jos Cambier rijpt zeer vroeg en heeft kort stevig stro. De wintervastheid lijkt (cijfer 5.5) niet het sterkste punt van dit ras. Het ras vraagt 20 kg stikstof per ha meer dan Manella. Jos Cambier is iets vatbaar voor gele roest (6), en tamelijk voor schot (5.5). Een bespuiting met CCC zal in het al gemeen niet nodig zijn. NIEUWE RASSEN GOED WINTERVASTE RASSEN Manella kenmerkt zich door goede wintervastheid en goede opbrengst. Het is een ras dat in het Zuidwesten terecht een zeer belangrijke plaats inneemt. Het stro is kort en middelmatig stevig, tamelijk veerkrachtig en als zodanig bijdragend tot het slagen van een ondervrucht. De resistentie tegen gele Tot deze groep behoort een viertal rassen die gedurende het onderzoek op de proefvelden zich gunstig hebben onderscheiden en waarvan opname op de Rassenlijst te verwachten is. Deze rassen worden in dit rassenbericht ge noemd, omdat rekening gehouden moet worden dat, afgezien van een even tuele opname, zaaizaad in het verkeer aanwezig is en komt. Carstens 854 (voorlopige naam Caribo) onderscheidt zich door een hoge opbrengst. De wintervastheid lijkt vrij goed tot goed. Weinig vatbaar voor gele roest. Het vrij kort stro is middelmatig stevig, maar goed veerkrachtig. Rijpt vroeg en is verder tamelijk gevoelig voor schot. Cebeco 106 heeft vrij kort stevig stro en rijpt vrij laat. Weinig vatbaar voor gele roest en meeldauw. Het ras is vrij weinig gevoelig voor schot. Geeft eveneens hoge opbrengsten. De wintervastheid lijkt goed. Cyrano (voorheen Stauderer 18/54) lijkt matig wintervast en heeft even als Felix rode kaf. Het stro is kort en stevig. Het ras werd weinig door gele roest aangetast, doch is wel gevoelig voor korreluitval. De korrel is weinig gevoelig voor schot. Cyrano vraagt een ruime stikstofgift en normale goede grond. Een bespuiting met CCC zal gezien het korte stevige stro, in het al gemeen niet nodig zijn. Cyrano gaf hoge opbrengsten. Norda behoort tot de matig wintervaste rassen. Het stro is vrij kort, stevig en goed veerkrachtig. Werd vrij weinig door gele roest aangetast en blijkt iets gevoelig voor schot. Dit ras bereikte in 1969 op de proefvelden niet de maximale opbrengst als gevolg van slecht zaaizaad en bijgevolg te dunne stand. Gaf in voorgaande jaren hoge opbrengsten. veebezetting per ha en goede opbrengsten zowel in de sektor van de rundveehouderij als de akker bouw een goed inkomen mogelijk maakt. De berekening van de bedrijfsekonomische boek houding vond plaats aan de hand van een bedrijfs- boek dat door de bedrijfsleider wordt bijgehouden. Aangezien de bedrijfsresultaten van een jaar sterk afhankelijk zijn van de opbrengsten in dat jaar, zijn hier de resultaten van de laatste 3 jaren ver meld. Daardoor wordt eer, beter inzicht in de ge middelde bedrijfsuitkomsten verkregen. 1966/'67 1967/'68 1968/'69 Granen 1.40 2.85 2.55 Peulvruchten 2.20 1.10 0.70 Overige handelsgewassen Aardappelen 1.45 1.45 2.30 Suikerbieten 2.10 2.00 1.95 Voederbieten 0.45 0.30 0.40 Blijvend grasland 6.75 6.65 6.45 Totaal kultuurgrond 14.35 14.35 14.35 Zaaizaad en pootgoed 130 144 139 Bemesting 223 256 283 Veevoer; aankoop 425 461 607 eigen bedrijf 70 54 83 Grond en gebouwen 340 374 136 Overige kosten 360 448 428 3020 3192 3544 Rentabiliteit (in guldens per ha) Totale opbrengsten 3665 3600 4133 Totale kosten 3020 3192 3544 N etto-overschot 664 408 589 Berekend loon v. d. boer 663 666 668 Arbeidsink. v/d boer 1309 1074 1257 Gemiddelde veebezetting Melkkoeien 13.46 Jongvee 01 jaar 4.61 Jongvee 12 jaar 4.92 Overig rundvee 2.08 In g.v.e. p. ha voedergew. 2.76 Kosten (in guldens) per ha 14.00 6.00 4.20 1.20 2.80 14.10 6.60 4.50 0.90 2.88 Opbrengsten in kg per ha Wintertarwe 4711 Zomertarwe Zomergerst Schokkererwten 2814 Suikerbieten ^8566 Aardappelen 38792 6365 4965 57278 41070 5716 2709 48982 51256 1966/'6 7 1967/'68 1968/'69 Arbeidskosten; betaald loon 23 11 8 berekend loon 663 666 668 Werktuigen 360 337 431 Werk door derden 426 441 561 Overige kengetallen Melkproduktie in kg p. melkkoe 4968 Melkvetpercentage 3.80 Melkvetprod. in kg p. melkkoe 189 Melkprijs in ct. per kg 35,27 Melkgeld in guldens per melkkoe 1752 Aantal bewerkingseenheden 2247 Bewerkingsk. per bew. eenheid 9.39 Saldo marktbare gewassen p. ha 1948 Saldo rundveehouderij per ha voedergewas 2358 4915 5481 3.76 3.78 185 202 34,67 35,29 1705 1934 2162 2305 9.66 10.35 1682 1880 2239 2470 OPMEFKINGEN Het bedrijfsplan is nog verder geïntensiveerd. De kosten vertonen een duidelijke stijging, voor al in de kosten werk door derden en de veevoer kosten. OOGSTJAAR 1966 De kosten zijn belangrijk gestegen. De opbreng sten waren overwegend goed en mede door de in tensieve rundveehouderij kon een gunstig resultaat worden verkregen. OOGSTJAAR 1967 Dit jaar zijn niet alleen de kosten opnieuw ge stegen, maar waren ook de opbrengsten lager dan vorig jaar. Met name van de marktbare gewas sen, waarvan de kg-opbrengsten zeer hoog waren, was de prijs van de aardappelen aanzienlijk lager dan vorig jrar. De aardappelen brachten per ha slechts 2.282,—^ op. OOGSTJAAR 1968 De kosten zijn sterk gestegen. De opbrengsten zijn echter zeer goed. Vooral dankzij de uitsteken de resultaten van de veehouderij en een nog iets intensiever bedrijfsplan, werd een go&d bedrijfs resultaat behaald. De resultaten over deze drie jaren tonen duide lijk aan dat op een dergelijk bedrijf nog een goed arbeidsinkomen kan worden behaald. Door samen werking was het mogelijk om een intensief bedrijfs plan met arbeidsextensieve werkmethoden uit te voeren.

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsch landbouwblad ... ZLM land- en tuinbouwblad | 1969 | | pagina 5