Luchtbevochtiging bij de bewaring van aardappelen ft Ir. P. H. SIJBRING en C. P. MEIJERS ing. 'h'o'.; V'" DEGELMATIG worden ons vanuit de praktijk vra- gen gesteld omtrent de toepassing van lucht bevochtiging tijdens de bewaring van aardappelen en het effekt dat deze bevochtiging heeft op de mate van gewichtsverlies en het optreden van drukplek ken en blauw. Deze verzoeken om inlichtingen blij ken veelal verband te houden met excursies die door aardappeltelers of beheerders van bewaarplaatsen naar de U.S.A. zijn gemaakt. In verschillende ge bieden in de U.SA. heeft men gunstige ervaringen met luchtbevochtiging. Enkele jaren geleden heeft het I.B.V.L. bewaarproeven met luchtbevochtiging genomen. In verband met de belangstelling voor deze methode lijkt het ons goed uiteen te zetten, wat daarmee bedoeld en bereikt kan worden en waarom het I.B.V.L. t.a.v. luchtbevochtiging een gereserveerde houding heeft aangenomen. VENTILATIE EN LUCHTVOCHTIGHEID LUCHTBEVOCHTIGING UIT bet bovenstaande is duidelijk geworden, dat de gewichtsverliezen vooral onderin de cel verminderd zouden kunnen worden, indien steeds wordt geventileerd met lucht welke een hoge r.v. bezit Om dit te bereiken zal de lucht veelal-kunst- 2 typen luchtbevochtigers met «en kapaciteit van ca. 4 liter per uur. |\E gewichtsverliezen die tijdens de bewaring van aardappelen optreden, worden voor een zeer groot deel veroorzaakt door verdamping. Hierbij staan de aardappelen vocht af aan de omringende lucht. Dit vochtverlies zal groter zijn, naarmate de lucht droger is, dus minde,r waterdeeltjes bevat. De hoeveelheid vocht die de lucht bij een bepaal de temperatuur bevat wordt in weergegeven ten opzichte van de maximale hoeveelheid (100 die de lucht bij diezelfde temperatuur kan bevatten. Men noemt dit de relatieve luchtvochtigheid (r.v.). De hoeveelheid water die lucht maximaal kan be vatten, hangt sterk af van He temperatuuur. Bij hogere temperatuuur kan lucht meer water bevat ten. Wanneer lucht wordt opgewarmd zonder dat vocht wordt toegevoerd daalt de relatieve vochtig heid. Tijdens de bewaarperiode schommelt de r.v. van de ventilatielucht gewoonlijk tussen 75 en 100 procent; het zal dicht tegen de 100 liggen bij mist en regen en vrij laag zijn bij zonnig, vriezend weer. De r.v. is hoog op die momenten van de dag, dat de temperatuur minimaal is Laten wij er nu eens van uitgaan dat de lucht waarmeede de aardappelen wordt gekoeld een r.v. heeft van 100 (verzadigde lucht dus). Wanneer deze lucht met de iets warmere aardappelen in aan raking komt. is ze niet meer verzadigd. De aard appelen zullen derhalve vocht aan de lucht afstaan. Bij een lagere r.v. zal de voehtafgifte groter zijn. Het is nu ook gemakkelijk te begrijpen, dat de ge wichtsverliezen onderin de cel groter zijn dan bo venin (zie tabel 1, kolommen A). De ventilatielucht wordt van onder naar boven door de hoop geblazen. De waterdamp, die door de knollen wordt afgestaan, wordt daarbij meegevoerd. Het vochtopnemings- vermogen van deze lucht neemt daarbij af, ondanks het feit dat de lucht een weinig wordt opgewarmd. Onderin de cel staan de knollen dus aan een grotere uitdroging bloot. De r.v. van de lucht zal dan ook bovenin de cel bijna altijd hoger zijn dan onderin. De r.v. bovenin de cel ligt doorgaans tussen de 90 en 95 Opgemerkt moet nog worden dat de mate van gewichtseverlieg mede bepaald wordt door de duur en het tijdstip van ventileren. De gewichtsverliezen nemen n.l. toe naarmate langer wordt geventileerd. In de periode kort na de oogst als de schil nog niet voldoende verkurkt is of als de knollen bij de oogst beschadigd zijn, kunnen grote verliezen optreden door te lang of verkeerd ventileren, omdat derge lijke knollen meer vocht afstaan dan onbeschadigde en goed afgeharde knollen. matig bevochtigd moeten worden toegevoegd. Men moet daarbij gebruik maken van bepaalde lucht bevochtigers (centrifugaalwerkende vernevelappa- raten; zie foto). Het heeft nauwelijks enig effekt wanneer met de ventilatielucht over een laagje wa ter in het luchtkanaal blaast of natte zakken bij de ventilator hangt. Deze luchtbevochtigers worden voor of onder de ventilator geplaatst en behoren in werking te tre den zodra de ventilator buitenlucht aanzuigt. Bij interne ventilatie wordt geen luchtbevochtiging toegepast omdat dan al een zekere verplaatsing van vocht van boven naar onder plaats heeft en zeker ook condensatie zou optreden. De hoeveelheid water die aan elke m3 ventilatielucht wordt toege diend in de vorm van een zeer fijne nevel, behoeft in ons land niet meer dan 12 graden te bedragen. Bij een r.v. van 70 of 80 kan de lucht bij tem peraturen tussen de 2 en 10° C per m3 maximaal 12 gram vocht meer bevatten (tabel 3). Als ech ter geventileerd wordt op de koudste uren van de dag, is de r.v. in de regel hoog (90 tot 95 In deze gevallen kan men alleen maar waterdrup peltjes met de lucht meesturen, die bij de gang dooi de aardappelen kunnen verdampen, wanneer de lucht in de aardappelen opwarmt.'De grondgedachte hierbij is, dat het meegestuurde water eerder ver dampt, dan het water uit de aardappelen. Het I.B.V.L. gebruikt in haar proeven een dose ring van 2 gr water per m3 lucht. Wanneer uitge gaan wordt van een ventilatorkapaciteit van 100 m3 lucht per m3 aardappelen, komt 2 gr/m3 lucht voor cellen met een nuttige inhoud van 50 en 100 ton ca 75 resp. 150 m3) neer op een hoeveelheid water van 15 resp. 30 liter per ventilatie-uur. Ook al zou maar 1 gr/m3 lucht wotrden gebruikt, houdt dit toch in dat voor dergelijke kwanta aardappelen vrij dure apparaten dienen te worden aangeschaft. De relatief kleine waterreservoirs van deze appara ten dienen door een rechtstreekse aansluiting op de waterleiding continue op peil te worden gehouden. Wij konstateerden dat de r.v. bovenin de cel bij luchtbevochtiging met 2 gr water/m3 lucht gemid deld met 34 toenam. Afgezien van een te ver waarlozen toename van de zilverschurftaantasting op de knollen (dankzij de lage bewaartemperatu- ren!), werd in deze proeven geen toename van rot waargenomen. De bewaarperioden lagen voor beide proeven vrijwel gelijk n.l. van begin oktober tot begin april. EFFEKT LUCHTBEVOCHTIGING OP GEWICHTSVERLIEZEN wichtsverlies met 1 wel zo ongeveer het maxi mum zal zijn. Het effekt op het voorkomen van drukplekken (tabel 2). is zeer duidelijk. Dat is niet alleen belang rijk met het oog op het blauw; een verlaging van het percentage gewichtsverlies en drukplekken zal ook het schilverlies bij industriële verwerking gun6 stig beïnvloeden. In onze proeven werd ten aanzien van het blauw in het eerste proefjaar nauwelijks, in het tweede jaar geen verbetering geconstateerd. Dit resultaat is teleurstellend en ook tegen de ver wachting in. Uit ander onderzoek is voldoende vast gesteld dat de blauwgevoeligheid van de aardappe len toeneemt, naarmate ook het gewichtsverlies en het percentage knollen met drukplekken stijgt. Op grond hiervan mag daarom in elk geval een lichte vermindering van de blauwgevoeligheid van de in tabel 2 vermelde proefpartijen niet groot, zeker niet in het seizoen 1963/64. Ht aantal uren dat in deze proeven met buiten lucht werd geventileerd, bedroeg gemiddeld ca 309; in beide jaren was dit bij luchtbevochtiging iets minder, dan wanneer dit niet werd toegepast. APPARATUUR OM luchtbevochtiging in bewaarcellen te kunnen uitvoeren moet men beschikken over lucbtbe- vochtigingsapparatuuir. Er komt maar één methode in aanmerking en wel een methode om water in een zeer fijn verdeelde toestand aan de lucht toe te voe ren. Er zijn apparaten in de handel die zeeir klein© druppeltjes produceren. Het grootste beschikbar© apparaat heeft een kapaciteit van ongeveer 15 lite* per uur (kostprijs ongeveer f 1460, Ons advies is 2 gr water per m3 lucht toe te voe ren, zodat dit toestel geschikt is vooir ongeveer 7509 m3 'lucht per uur. Om een dergelijk toestel te kun nen gebruiken moet het van elektriciteit voorzie» worden. Bij de aansluiting op de waterleiding moet men erop bedacht zijn, dat de leidingen zodanig aange bracht worden dat bevriezing niet kan optreden. De elektrische aansluiting moet zodanig zijn, dat het toestel draait als de ventilator draait en dat het toestel stopt wanneer de ventilator stopt. De venti lator moet echter ook kunnen draaien zonder dat het toestel draait- Dit voor intern ventileren, bij het drogen, enz. De kosten van aanleg zullen van geval tot geval variëren. De aansluiting op de waterleiding zal i» de meeste gevallen een kostbare zaak zijn. Uit tabel 1 valt af te leiden dat de gewichtsverlie zen door de luchtbevochtiging werden verlaagd, vooral onderin de cel. Gemiddeld bleek deze ver laging per cel 0.6—0.7 te bedragen. In de U.S.A. komt men blijkens p-ublikaties onder de daar heer sende klimaatsomstandigheden tot een verlaging van ruim 1 In de gebieden waar luchtbevochti ging in de U.S.A. wordt toegepast, zijn de winters zeer streng. Dat betekent dat men alleen met bui tenlucht kan koelen door gebruik te maken van menging van buitenlucht met lucht uit de bewaar plaats. Dit betekent opwarmen van buitenlucht (r.v. daalt dan sterk). Een andere mogelijkheid is te ventileren op de warmste momenten van de dag (r.v. is dan ook laag). Daar de r.v. van de lucht in ons land op de uren dat geventileerd moet worden duidelijk hoger is dan in de bekende aardappelge- bieden in de U.S.A., zou daaruit mogen worden af geleid. dat voor ons land een verlaging van het ge AANBEVELENS WAARDIG? DE beperking van de gewichtsverliezen is b$ luchtbevochtiging in ons land vrij klein, 't Za| daarom de vraag zijn of de winst aan kg aardappe len opweegt tegen de kosten, vooral wanneer ee» betere kwaliteit niet extra betaald wordt. Bij ét beoordeling van de resultaten van onze proeve» moet bedacht wotrden, dat beide proefobjekten 7» met en zonder bevochtiging zeer zorgvuldig zij» behandeld. Er is alleen geventileerd als het nodig was en als de omstandigheden zo waren dat het zi» had. Het zou wel eens zo kunnen zijn dat een zorg vuldig en verstandig gebruik van de ventilatorels meer winst oplevert dan het gebruik van een kost bare bevochtigingsinstallatie.

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsch landbouwblad ... ZLM land- en tuinbouwblad | 1969 | | pagina 6