Wie van cijfers houdt Het maaien van gras met landbouwcirkelmaaiers MECHANISATIENIEUWS Nieuwe veldhakselaar van CEBECO 8 vindt in de indeling van de bedrijven naar 1 het aantal stuks veel belangwekkende gegevens. De afdeling landbouwstatistieken van 't Centraal Bureau voor cle Statistiek heeft de landbouwtelling mei 1968 bewerkt waarbij de bedrijven zijn inge deeld naar het aantal melk- en kalfkoeien, fokzeu- gen, mestk al veren, leghennen en slachtkuikens. MELK- EN KALFKOEIEN Op 3198 Zeeuwse bedrijven met melkvee werden in mei 1,968 20.892 koeien gehouden. Hiervan waren er: 709 met 1 koe en 709 koeien; 870 met 24 koeien en 2438 kneinn- 801 met 59 koeien en 5438 koeien; 491 met 1014 koeien en 5721 koeien; 198 met 15 „-„■it en öztfö koeien; 104 met 2029 koeien en 2336 koeien; 22 met 3449 koeien en 757 koeien; 3 met 50 of meer koeien en 208 koeien. Hieruit blijk dat de helft van het aantal melk veehouders minder dan 5 koeien houdt en ca. 15 van het totale aantal. Op 818 bedrijven of ruim 25 van de bedrijven worden 10 of meer melk- en kalfkoeien gehouden en wel in totaal 12.307 stuks of bijna 60 van de melkveestapel. Het aantal bedrijven waar 20 of meer koeien worden gehouden neem de laatste jairen snel toe en bedroeg in mei 1968 129 (4 met 3301 koeien of ruim 15 van de Zeeuwse melk veestapel. De bedrijven met 2U oi meer stuks melkvee liggen door de gehele provincie verspreid en wel: 11 op Schouwen-Duiveland met 283 koeien; 18 op Tholen- St. Philipsland met 478 koeien waarvan 8 te Poort vliet; 52 op Walcheren met 1250 koeien waarvan 22 te Mariekerke; 33 op Noord- en Zuid-Beveland met 900 koeien; 9 in West Zeeuws-Vlaanderen met 224 koeien waarvan 5 te Aardenburg; 6 in Oost Zeeuws- Vlaanderen met 166 koeien. Een vergelijking met mei 1964 leer dat het aantal melkveehouders in 4 jaa^ tijd is teruggelopen van 4247 tot 3198 of met bijna 25 In 1964 werden op ruim 62 van de bedrijven minder dan 5 melk koeien gehouden. Het aantal bedrijven met 20 of meer koeien was in 1964 nog slechts 40 met 1030 koeien. In 4 jaar tijd is dit aantal derhalve meer dan verdrievoudigd. Het gemiddelde aantal melk- en kalfkoeien per bedrijf nam in deze 4 jaren toe van bijna 4,7 koe tot ruim 6,5. De concentratie van de melkveehouderij op een geringer wordend aantal bedrijven zet zich in een steeds sneller tempo voort. FOKZEUGEN In mei 1968 werden op 888 bedrijven in Zeeland 5128 fokzeugen gehouden. Hiervan waren er: 171 met 1 fokzeug en 174 fokzeugen; 389 met 24 fok zeugen en 1079 fokzeugen 199 met 59 fokzeugen en 1292 fokzeugen; 73 met 1019 fokzeugen en 936 fokzeugen; 30 met 2029 fokzeugen en 687 fokzeu gen; 18 met 3040 fokzeugen en 679 fokzeugen; 5 met 50 of meer fokzeugen en 281 fokzeugen. Naast 762 bedrijven die minder dan 10 fokzeu gen houden met 2545 dieren of ongeveer de helft van de Zeeuwse varkensfokkerij tekent zich ook hier de fokkerij in bedrijfsverband af op 126 be drijven die de andere helft van de fokkerij voor hun rekening nemen. Het aantal fokbedrijven met 30 of meer zeugen beperkte zich in mei 1968 nog tot 23 bedrijven. Verwacht mag worden dat dit aantal snel zal toenemen, terwijl het aantal fokkers niet een gering aantal zeugen zal afnemen. Van de bedrijven met 30 of meer fokzeugen wer den er mei 1968 aangetroffen 2 op Schouwen-Duive- and, 2 op St. Philipsland, 1 op Tholen, 3 op Noord- Beveland. 2 op Zuid-Beveland, 6 op Walcheren, geen in West- en 7 in Oost Zeeuws-V]aanderen. MESTK AL VEREN De omvang van de kalvermesterij is in Zeeland van weinig betekenis. In mei 1968 kwam dit op 38 bedrijven voor waar op dat moment 1113 mestkal- veren werden aangetroffen. Op 25 bedrijven betrat dat minder dan 10 kalveren. Op 12 bedrijven is he& mesten van kalveren van meer betekenis, waarvan er 6 in Westelijk Zuid-Beveland voorkomen. De grootste kalvermestetrs niet meer dan 100 dieren komen voor in Driewegen en omgeving en op Schouwen-Duiveland. LEGHENNEN De pluimveehouderij kwam in mei 1968 voor op 3937 bedrijven met in totaal 288.095 leghennen. Op 3880 bedrijven betrof dit minder dan 1000 leghen nen per bedrijf met 109.038 leghennen. Op 57 bedrft. ven met bijna 2/3 van de Zeeuwse leghennenstapeJ is het aantal leghennen groter dan 1000 per bedrijf. Hiervan komen er voor 4 op Schouwen-Duiveland, 5 op Tholen, 4 op St. Philipsland, 2 op Noord-Beve land, 19 op Zuid-Beveland, waarvan 5 te Yerseke, 10 op Walcheren, 3 in West en 10 in Oostelijk Zeeuws-Vlaanderen. SLACHTKUIKENS In mei 1968 hielden 20 Ondernemers 100.435 stuks slachtkuikens. Op 17 bedrijven betrof dit een aan tal van minder dan 5000 stuks. Op 3 bedrijven ge legen in Oostelijk Zuid-Beveland werden 87.000 slachtkuikens aangetroffen. C. DEN ENGELSEN De ontwikkeling van de landbouwcirkelmaaiers heeft in feite een omwenteling teweeg gebracht bij het grasmaaien. Deze nieuwe machines hebben nl. de positie van de gras maaier met vingerbalk, die tientallen jaren favoriet is ge- woest, sterk aangetast. De omschakeling van maaibalk naar landbouwcirkelmaaier voltrekt zich nu in de praktijk in een snel tempo. Sinds 1965 toen de eerste landbouwcirkelmaaier aan de markt kwam, heeft het I.L.R. de eigenschappen van deze nieuwe machines bestudeerd. Dit onderzoek was hoofd zakelijk gericht op de maaikwaliteit, de eventuele verkor ting van het produkt, de vorm van het zwad en het be nodigd vermogen voor aandrijving en voortbeweging. Ver der werd aandacht besteed aan de capaciteit, het dagelijks onderhoud en optredende storingen. De belangrijkste re sultaten van dit onderzoek zijn vastgelegd in I.L.R. pu- blikatie 129: „Onderzoek naar het maaien van gras met landbouwcirkelmaaiers" - door A. van Wijk 2,85 - giro 88,0018) Wageningen. De landbouwcirkelmaaiers zijn vrijwel ongevoelig voor verstoppingen en hebben een grote capaciteit. De kans op mechanische storingen is geringer en het dagelijks onderhoud veel eenvoudiger dan van de maaibalk. Om ongelukken door wegvliegende stenen e.d. te voorkomen, dienen cirkelmaaiers goed te worden afgeschermd. De meeste cirkelmaaiers kunnen kort maaien en latèn een behoorlijk gelijkmatige stoppel achter. Bij een rij snelheid van 5 tot 8 km/u wordt meestal goed werk ver kregen. Bij hogere rijsnelheden laat de maaikwaliteit dik wijls te wensen over Aangezien zeer kort maaien (stop pellengte 4 a 5 cm) de hergroei van het gewas kan ver tragen, moet een te diepe afstelling van het maaimecha- nisme worden voorkomen. Het gras wordt in het algemeen op gelijkmatige zwa den neergelegd. De zwadvorm loopt echter sterk uiteen. Om het gras met een schudder gelijkmatig te kunnen verspreiden is het van belang, dat de hooischudden bij de werkbreedte van de maaier en de vorm van het zwad is aangepast. Vergeleken met dat van de maaibalk is het benodigd vermogen voor de landbouwcirkelmaaiers zeer hoog. Hel aftakasvermogen bleek sterk afhankelijk van de aard e& dichtheid van het gewas en van de rijsnelheid. In ee® gelegerd gewas speelt aok de maairichting een rol. B§ een rijsnelheid van 7 km/u varieerde het gemiddelde aauc drijfvermogen bij eenzelfde machine als gevolg van dfc verschillen in grasgewassen van 12,5 tot 39,5 pk. Door de verschillen in maaisysteem en constructie loopt het gevraagde aftakasvermogen van de verschillende cir kelmaaiers sterk uiteen. Bij eenzelfde werkbreedte vroe gen de machines met twee maaielementen aanzienlijk minder aandrijfvermogen dan die met vier elementen. Om onder uiteenlopende omstandigheden te kunnen maaien zal voor de machines met vier maaitrommels en een werkbreedte van 1,50 - 1,60 m een trekker van 40 tot 50 pk nodig zijn. De machines met vier of zes maai- schijven en een werkbreedte van 1,50 - 1,60 m vragen een trekker van 35 tot 45 pk. Voor de machines met twee maaielementen en een werkbreedte van 1,50 - 1,60 na moet men rekenen op een trekker van 30 tot 40 pk, terwijl voor de machines met een werkbreedte van 1,35 m en minder een trekker van 25 tot 30 pk kan worden vol staan. Al jarenlang heeft CEBECO de alleenvertegen woordiging in Nederland van de bekende Gehl- veldhakselaars. Sinds kort heeft Gehl een nieuw type veldhakselaar uitgebracht. Het is een z.g. kooi- hakselaar, die evenals het conventionele type, uit munt door kwaliteit en degelijkheid. Ook deze kooi- hakselaar kan geleverd worden met diverse voor zetstukken, die snel en gemakkelijk verwisselbaar zijn. Bovendien kan het toerental eenvoudig gewij zigd worden, waardoor ook de snij lengte variabel is. De machine vraagt weinig onderhoud door zelf- smerende lagers en het geringe aantal draaiende delen. Enkele technische gegevens zijn dat een gevraagd vermogen vanaf 70 ok nodig is, het toerental van de messentrommel 1000 omw./min. bedraagt, waar bij 9 messen van speciaalstaal (lang ca 470 mm) ronddraaien en een snijlengte van 3-62 mm moge lijk is. De bandenmaat is 11.00 x 15, de breedte ca. 2.65 m, lengte ca. 4.15 m en hoogte ca. 3.05 m. Het totaal gewicht bedraagt ca. 1170 kg. De kooihakse- laar heeft hyrdaulische heffing, een zwaaibare ach tertrekhaak en een snelsluiting voor opraapmecha- nisme. De trekdissel is vanaf bestuurderszitplaats te verstellen terwijl de tandwieloverbrenging voor verandering snijlengte is uitgerust met kogellagers, zelfsmerend of in vol oliebad en de hoofdaandrij ving met konische lagers in oliebad draaien. Tevens zijn de messen instelbaar op de trommelkrans, is een ingebouwde messenslijper aangebracht en tevens een breekpenbeveiliging in de hoofdaan drijving. De kooihakselaar is leverbaar met HA 300 (op- raper) die een totale breedte heeft van 1.81 m, een werkbreedte van 1.52 m, een vijzeldiameter van ca. 50 cm en een gewicht van ca. 300 kg. De opraper is uitgerust met 3 tandenbalken met verende tanden, de tanden zijn intrekbaar in de invoervijzel, is be veiligd met een breekpen en heeft verstelbare giij- schoenen. Tevens kan bijgeleverd worden CA 300 (éénrijig m ais voor zetstuk) en TR 300 (tweerijig mais voorzetstuk)

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsch landbouwblad ... ZLM land- en tuinbouwblad | 1969 | | pagina 8