Zorgen over de afzet v;
de nieuwe graanoogst
Diskussies over middenschool
Metingen luchtverontreiniging in Sloegebied
Deze treek
3
(Vervolg v
Daarnaast wil men de vergoeding voor de tech
nische kosten bij rechtstreekse vermenging in vee
voer met 0,36 per 100 kg verhogen. Dit is name
lijk de goedkoopste manier van denatureren, waar
voor een extra stimulans verantwoord wordt ge
acht Van Nederlandse zijde is hiertegen bezwaar
gemaakt, omdat men bang is dat dit ten koste zal
gaan van de bedrijven, die met visolie of kleurstof
denatureren. Beter werd gevonden de vergoeding
van het prijsverschil tarwe/gerst extra te verhogen.
Verwacht wordt echter, dat het voorstel van
deze Commissie wel zal doorgaan.
Een andere gedachte is om de afzet van geïnter
venieerd graan gemakkelijker te maken. Thans
geldt, dat interventietarwe en rogge verkocht mag
i pagina
worden tegen een prijs, die f 1,50 hoger is dan
de geldende interventieprijs. Voor gerst is dit nu
f 0,90. De gedachte leeft om deze bedragen te
brengen op f 0,75 en 0,36. De geïntervenieerde
granen kunnen daardoor dus goedkoper op de
markt terugkeren dan thans.
Hoewel deze gedachte begrijpelijk is, gezien de
omvang van de voorraden bij de interventiebureaux
in de zes landen, moet toch geconstateerd worden,
dat daardoor weer een extra druk op de graan
markt wordt gelegd.
Volgens informaties van het Produktschap zou
den de meeste landen zich evenwel niet tegen deze
wijziging verzetten.
Terugkerend tot de ïn het begin genoemde vragen
voor de afzet van de nieuwe oogst, bleek de heef
Van Dijk de zorg van de landbouw te delen. Niet
wat betreft de financiering vin de interventie,
maar wel wat betreft de opslagcapaciteit. Door het
Produktschap is er daarom al op aangedrongen om
de uitbreiding van opslagruimte te stimuleren o.m.
door, zoals in Duitsland al gebeurt, het afsluiten
van optie-contracten door het V.I.B.
Dit wordt verantwoord geacht, omdat te voor
zien valt, dat er zeker de eerste jaren nog gerekend
moet worden op overschotten. Het voorstel is, zoals
dit heet, op het ministerie in welwillende over
weging genomen, maar er is nog niet over beslist.
Verder bestaat er een vrij grote kans, dat de nu
geldende tijdelijke maatregel dat geen buitenlandse
tarwe door het V.I.B. zal worden overgenomen, ook
voor het nieuwe oogstjaar gehandhaafd blijft.
De diskussiegroepen die op de onderwijsconfe-
renties van het K.N.L.C. verslag uitbrachten over
de taak van besturen en direkties van landbouw
scholen in een veranderende samenleving waren
het er over eens dat een driejarige middenschool,
zoals deze door de inleider was voorgesteld te ver
kiezen zou zijn boven het huidige stelsel van naast
elkaar bestaande scholen voor algemeen voortge
zet- en beroepsonderwijs. De vraag was wel, of met
een dergelijke opzet het platteland niet van zijn
onderwijsvormen zou worden beroofd.
AGRARISCH ELEMENT IN MIDDENSCHOOL
De spreker reageerde op deze vraag met de op
merking, dat dit niet noodzakelijk zou zijn. Met
name zou in de nieuwe middenschool ook het agra
risch onderwijs als vormgevend element aanwezig
moeten zijn. Daarom zou opheffing van het lager
landbouwonderwijs te betreuren zijn, omdat op
deze wijze een partner uit de middenschool zou
wegvallen.
KRITISCHE GELUIDEN
Het ontbreekt vaak bij de lagere landbouwscho
len, zo konstateerde men, aan voldoende leerlingen.
Hoe moeten de besturen deze problemen tegen
elkaar afwegen? De middelbare landbouwschool
ontvangt ook voeding van de lagere landbouw
school. Zal ook deze school een wegvallen van de
lagere landbouwschool niet als nadelig ondervin
den? Zal het technisch onderwijs mee willen wer
ken aan de vorming van een middenschool? Is zo'n
middenschool een optelsom van de huidige bestaan
de schooltypen na de lagere school? Wij kunnen
natuurlijk wel van een ideële doelstelling uitgaan,
maar wat valt er in werkelijkheid te bereiken? Hoe
denkt men bij andere onderwijsvormen hierover?
Hoe denken de besturen zelf trouwens over het
lager agrarisch onderwijs, gezien de uitlatingen van
sommige agrarische voormannen? Hoe komen wij
aan scholengemeenschappen en hoe voorzien wij
het platteland van goede mogelijkheden op het ge
bied van het voortgezet onderwijs? Moet dit onder
wijs dan nog wel door de standsorganisaties wor
den bestuurd? Moeten jongens en meisjes niet sa
men naar het voortgezet onderwijs gaan? (Tech
nisch-, huishoud- en landbouwonderwijs zijn in dat
opzicht ook gescheiden.)
POSITIEVE GELUIDEN
Algemeen onderschreef men de gedachte van een
middenschool. De gesprekken daarover zouden nu
al moeten beginnen tussen de schoolbesturen van
alle daarbij betrokken onderwijstypen. Ook in
spraak van ouders en leerlingen, leerkrachten en
direkties in het bestuur van de school werd gewenst
geacht. (De inleider had over dit onderwerp ook
een positieve visie ontvouwd.)
De verzuiling zou in het onderwijs ook moeten
worden doorbroken. Wat betreft de spreiding van
middenscholen zou gedacht kunnen worden aan
een straal van 15 km.
Tegen de achtergrond van een betere kontakt
sprak men zich uit voor het behoud van het land
bouwonderwijs bij het ministerie van Landbouw,
al meenden anderen dat op den duur een onder
brenging van het landbouwonderwijs bij het mi
nisterie van O. en W. te verkiezen zou zijn, omdat
op die wijze beter kontakt met andere onderwijs
vormen te verwezenlijken zou zijn.
Er werden voorbeelden gegeven van scholenge
meenschappen die veel nieuw werk maar ook veel
voldoening gaven.
Er werden krachttermen gesproken als: m.a.v.o.-3
is volksmisleiding. Er werd daarentegen ook ge
pleit voor een betere planning van scholen en van
leerstof, er werd gepleit voor het inhoud geven aan
de leerstof alvorens men zou overgaan tot de ver
lenging van de leerplicht of het creëren van nieuwe
vakken.
VOORLICHTING
Van bestuurszijde werd gepleit voor een goede
voorlichting aan de ouders over de toekomstmoge
lijkheden van het lager beroepsonderwijs. De afge
studeerden zullen met zo'n opleiding eens de kost
moeten verdienen.
Bij die voorlichting zou de Economisch-Sociale
Voorlichting ingeschakeld moeten worden.
Geconcludeerd werd dat deze conferenties tot de
meningsvorming hebben bijgedragen, en dat het op
zijn plaats is, om dergelijke conferenties voort te
zetten, wellicht in het ruimere verband van het
beroepsonderwijs of van het gehele agrarisch on
derwijs.
J. R. W.
Uit een door het Instituut voor Gezondheidstech
niek T. N. O. te Delft aan gedeputeerde staten van
Zeeland uitgebracht rapport over de resultaten van
de metingen der buitenlucht op zwavéldioxyde en
standaardrook in de omgeving van het Sloegebied
gedurende de periode van 20 juli 1967 tot en met 30
september 1968 kan o.a. de conclusie worden getrok
ken, dat er geen periode met duidelijk verhoogde ver
ontreiniging was aan te wijzen. De hoogste concen
traties van zwaveldioxyde en rook kwamen voor in
de wintermaanden, de laagste in de zomermaanden.
De hoogste maandgemiddelden voor zwaveldioxyde
werden in de winter op het meetpunt in Vlissingen
(brandweerkazerne) gevonden.
In het algemeen werd ook het bekende verloop
over de week geconstateerd, namelijk een maximum
aan concentratie op de werkdagen en een minimum
op zaterdag en zondag. De uitkomsten fluctueerden
naar het winter- en zomerseizoen als gevolg van het
grote verschil in metereologische omstandigheden en
van de bronsterkte. Deze laatste is des winsters aan
zienlijk groter dan in de zomer, doordat dan naast de
vrijwel cont nu werkende industrie ook de verwar
ming van woningen en bedrijfsgebouwen tot de pro-
duktie van zwaveldioxyde en rook bijdraagt. Hoe
groot het aandeel van elk dezer beide factoren afzon
derlijk in het verloop van de concentratie aan lucht
verontreiniging was, kon aan de hand van de beschik
bare cijfers n:et worden geschat.
Een uitzondering op de gevonden regel van hogere
concentraties in de winter vormde het meetpunt te
Borssele (raadhuis), waar het winterhalfjaar een
lager zwaveldioxvdegehalte te zien gaf dan het zo
merhalfjaar. Een verklaring is hrervoor (nog) niet ge
vonden vanwege het geringe aantal cijfers en de lage
concentraties.
Bii de metingen werd gebruik gemaakt van het in
Engeland ontwikkelde volumetrische zwaveldioxyde-
ao-mraat. Op vijf plaatsen werd gemeten: in Vl'ssin-
gen, Oost-Souburg, Middelburg, Nieuwdorp en Bors
sele. Voor elk meetpunt werden de geconstateerde
24-uursconcentraties gerangschikt naar grootte, in
groepen met een breedte van 25 microgram per ku
bieke meter voor zwaveldioxyde en 10 microgram per
kubieke meter voor standaardrook.
Het rapport bevat o.a. een uitvoerige beschrijving
van de wijze waarop de uitkomsten werden verwerkt,
In een van de grafieken is aangegeven de frequentie
verdeling van de waarnemingen van zwaveldioxyde
op een viertal meetpunten. Wanneer deze worden ge
toetst aan de ontwerp-richtlijn, die het Instituut voof
Gezondheidstechniek T. N. O. heeft ontwikkeld om
te kunnen nagaan, of een bepaalde mate van lucht
verontreiniging door zwaveldioxyde al of niet aan
vaardbaar kan worden geacht, dan blijkt, dat zij ge-,
durende het jaar van meting steeds beneden de grens
lijn hebben gelegen. Dit betekent, dat er geen gevaar
heeft bestaan, dat het zwaveldioxyde de menselijke
gezondheid aanwijsbaar nadelig zou hebben beïnvloed
of planten zou hebben beschadigd. Om enigszins een
indruk te krijgen van de graadvan verontreiniging
op de meetpunten rond het Sloegebied is in een tabel
vergelijkingsmateriaal over hetzelfde meetjaar (1 ok
tober 1967 tot en met 30 september 1968) verzameld
van een industriegebied (Waterweggebied), een stad
(Delft) en een kassengebied (Naaldwijk). De op alle
meetpunten, rond het Sloe geconstateerde zwaveldio-
xyde-concentraties lagen duidelijk lager dan op de
vergelijkingspunten. Alleen in de herfst waren de uit
komsten in het kassengebied beneden die rond het
Sloe. Voor wat de rook betreft vertoonden twee meet
punten eenzelfde beeld als het kassengebied (in de
herfst zelfs hoger), terwijl de overige meetpunten in
herfst en winter ongeveer het beeld van de stad Delft
te zien gaven.
Zoals bekend worden ook dit jaar weer metingen
verricht.
r»ET is een bekend, verschijnsel dat als er in een
familie onderling zaken worden gedaan er
nogal eens wat ontbreekt aan het op schrift stellen
van overeenkomsten. Vooral tussen ouders en kin
deren komt dit nog vr'.j veel voor. Als iedereen van
de zaak afweet vindt men het niet nodig het zwart
op wit te zetten.
Ook als in bepaalde gevallen de Wet een schrif
telijk stuk eist, wil er bepaalde rechten en verplich
tingen ontstaanworden de vereiste formaliteiten
toch wel nagelaten omdat men elkaar kent en ver
trouwt.
Toch kan dit wel eens gevolgen hebben die men
niet heeft voorzien. Dat bleek weer eens uit een
dezer dagen gepubliceerd geval dat betrekking had
op het successierecht.
Eerst de feiten.
Een rustende landbouwer had zijn boerderij van
53 ha verpacht aan zijn schoonzoon. Deze had als
pachter verschillende verbeteringen aangebracht
n.l. betonsporen gelegd, een droog- en opslaginstal
latie voor graan met bijbehorende stortput en vloer
gemaakt en centrale verwarming in de woning aan
gelegd, De totale kostprijs van deze verbeteringen
bedroeg f 45.500,Alles was in goed overleg tux-
sen schoonvader en schoonzoon gebeurd, alles mon
deling natuurlijk. De familieverhouding was goed
en beiden stonden op het standpunt dat als er iets
gebeurde de schoonzoon recht zou hebben op ver
goeding van de verbeteringen die hij had aange
bracht. Een schriftelijk stuk daarvan opmaken von
den zij onzinnig. Dat de Pachtwet eist dat de pach
ter van voorgenomen verbeteringen schriftelijk op
gave doet aan de verpachter was hun misschien niet
bekend. Het is ook mogelijk dat zij deze bepaling
wel kenden, maar het niet nodig vonden hem na
te leven. Toch heeft alleen als dit voorschrift na
geleefd wordt de pachter RECHT op vergoeding en
de verpachter dus de PLICHT tot betaling.
Dat bleek toen de schoonmoeder overleed. Voor
het successierecht werd de boerderij geschal door
deskundigen op een bedrag van f 398.000,De
deskundigen stelden vast dat dit bedrag 9.000,
lager zou %yn geweest als de verbeteringen die
hierboven zijn opgesomd, niet door de pachter wa
ren aangebracht. De familie deed een successie-
aangifte waarbij ze de f 9.000,aftrok van het be
drag dat de. taxateurs hadden vastgesteld.
De inspecteur ging daar niet mee akkoord. De
formaliteit die de Pachtwet eist was niet vervuld
en daarom uxts er geen recht op aftrek. Een pro
cedure voor het Hof te Leeuwarden liep ten nadele
van de familie af.
De Pachtwet laat niet toe af te wijken van het
vereiste van schriftelijke opgaven van de verbete
ringen door de pachter. Dat de familieverhouding
de aanleiding was niets op schrift te stellen speelt
daarbij geen rol. De partijen handelden hier niet
als schoonvader en schoonzoon maar als verpachter
en pachter. Dus golden alle voorschriften ook voor
hen. Daarom werd de waarde van de boerderij ge
handhaafd op het volle bedrag van 398.000,en
niet gesteld op f 9.000,minder.
Het ging hier niet om een groot bedrag. Het ge
val is toch het overdenken waard. Waar de wet een
geschrift eist moet er een zijn. Als men wil berei
ken iaat men bedoelt.
Ook 'rissen familieleden.
PAAUWE.