H1
4
BUNDELING BELGISCHE
VEILINGEN EN COÖPERATIES
Op de jaarvergadering van de Belgische Boeren
bond wees de voorzitter van deze bond, prof. Boon,
er op dat het geen zin mefer heeft in de gemeen
schap produkten te blijven produceren, waarvoor
geen afzetmogelijkheden bestaan. De agrarische
producenten, zo zei hij, hebben zich bereid ver
klaard in financieel opzicht medeverantwoordelijk
heid te dragen voor de overschotten die ontstaan.
Dit betekent dat zij ook het recht hebben op pro
blemen te wijzen die hiermee verband houden. De
voorgenomen maatregelen zullen bijvoorbeeld niet
mogen leiden tot een daling van het inkomen in de
landbouw. Ook moet rekening worden gehouden
met het feit dat op de wereldmarkt een situatie van
ontreddering bestaat. Tenslotte zal men niet moe
ten vergeten dat elke vermindering van de voed-
selproduktie in strijd is met het probleem van de
hongersnood op de wereld. Als mogelijkheden om
de problemen op te lossen noemde prof. Boon over
schakeling van tarwe op voedergraan, van suiker
bieten op voederbieten en van melk- op vleesvee.
Om de situatie op de wereldmarkt in de hand te
krijgen moet men weldoordachte maatregelen ne-
men en doelbewust te werk gaan. Men moet name-
v lyk met alleen „in eigen huis orde op zaken stel
len" en daarbij de onbeschermde grenzen open
laten voor de invoer van andere landbouwproduk-
ten, die in de gemeenschap helemaal niet of in
onvoldoende mate worden geproduceerd, maar die
in vele gevallen in de plaats van eigen pordukten
worden gebruikt.
Wat de afzet betreft sprak prof. Boon- zich voor
bundeling en voor bindende afspraken uit, als d,e
Belgische producenten een plaats op de Europese
markt willen behouden. Wat het buitenland nu lévert
1 zou de Belgische landbouw zeker ook zelf kun-
nén leveren, als zij de juiste afzetmogelijkheden
zou volgen en voldoende reclame zou maken. Het
zou uiteraard niet makkelijk zijn het buitenlandse
aandeel in de binnenlandse markt te heroveren,
daar de produkten waar het om gaat wegens hun
smaak zeker een belangrijke kring van afnemers
hebben. Maar de Belgische producenten zouden op
dezelfde wijze ook een kring van afnemers in het
buitenland kunnen opbouwen.
De vergadering bleek er voor te zijn dat hun
coöperaties en veilingen zich zo spoedig mogelijk
bundelen tot enkele grote eenheden, die hun ver
werkende en toeleverende bedrijven controleren
en vast in handen hebben. De coöperaties zouden
zich bij deze bundeling en overeenkomsten moeten
Minnen verlaten op de discipline van de producen
ten. Bovendien zouden de producenten bereid moe
ten zijn hun beslissingsrecht wat de afzet betreft
over te dragen aan dit verkoopapparaat. Uiteraard
zou het handelsapparaat voortdurend volledig op
de hoogte moeten worden gehóuden over kwanti
teit en kwaliteit van de aangeboden soorten en pro
dukten.
COÖPERATIES DRINGEND NODIG!
LIET achter ons liggende jaar is een jaar ge-/
weest van goede prijzen voor de vleespro
ducenten maar minder goed voor de verwerkende
industrie. De financiële resultaten van Coveco over
1968 zijn daardoor lager dan die in 1967 en voor
afgaande jaren. Felle konkurrentie, zowel op de
grondstoffenmarkt als op de markt voor het ge
reed produkt en een zeer sterke kostenstijging, die
geheel door de produktiviteitsverhoging is opge-
z'jn hiervan, de oorzaak. Een verbetering
„yan, de rentabiliteit in onze bedrijven is dan ook
dringend noodzakelijk.
Ook het begin van 1969 geeft geen gunsticj beeld
te zien. De oorzaken hiervan zijn o.a., de ongun
stige marktverhoudingen, grote onrust op de valuta
markt, de afgekondigde prijsstop en het beneden
de verwachting blijven van de varkensaanvoeren.
Een snelle aanpassing aan de zich voordoende
wijzigingen in de marktstruktuur is dan ook drin
gend noodzakelijk. Dit sombere geluid liet de voor
zitter van Coveco Arnhem ir. J. S. Keyser, horen
ïn zijn openingsrede op de Algemene vergadering
op 26 juni j.l.
De producenten van vee en vlees hebben hun
coöperaties dringend nodig. Met alle waardering
voor hetgeen nationaal en internationaal voor de
landbouw Wordt gedaan, wordt het steeds meer
duidelijk, dat er ook een verantwoordelijkheid ligt
bij de boer, zelf. Het is noodzakelijk, dat hij in sa
menwerking met anderen zijn positie versterkt. In
de coöperatie vindt hij het middel om op een mo
derne manier een passend voordeel te trekken en
toch zelfstandig ondernemer te blijven.
Bij de beoordeling van deze coöperatieve samen
werking dient de boer niet alleen naar het direkt
geldelijke voordeel te kijken. Hij moet er zich naar
onze mening van bewust zijn, dat naast direkt gel
delijk voordeel de coöperatie ook"niet direkt in
geld te waarderen voordelen heeft, weike voor zijn
bedrijf van belang zijn, aldus ir. Keyser.
LANDBOUWSCHAP STEMT IN
MET PLAN-MANSHOLT
ET Landbouwschap stemt in met een EEG-land-
bouwbeleid, gericht op vermindering van de
agrarische beroepsbevolking, toeneming van de ge
middelde bedrijfsgrootte en verbetering van het
marktevenwicht.
Dit werd besloten in de openbare bestuursverga
dering verleden week woensdag, waarin het stand
punt inzake het structuur memorandum aan de hand
van een nota werd gegeven en die met slechts
enkele redaktionele wijzigingen werd aanvaard.
Van „ernst maken met" zo'n beleid, zoals in het
concept stond, maakte men „nadruk leggen op",
omdat men vond dat er hier te lande in het verleden
ook Wel al ernst mee gemaakt is. En men zette erbij
wat men met zo'n beleid wil bereiken: vergroting
van de mogelijkheid om de moderne, goed geleide
landbouwbedrijven een behoorlijk bestaan te vinden.
Het Landbouwschap staat niet op het standpunt
dat alle kleine bedrijven moeten verdwijnen, zo
deelde de voorzitter, ir. C. S. Knottnerus, met na
druk mee. Voor vele bedrijfstakken binnen de land
bouw is vergroting van het bedrijf essentieel, maar
er zijn ook teelten waarbij men, in plaats van door
bedrijfsvergroting door intensivering van ;de be
drijfsvoering de omzet kan vergroten.
De veredelingsbedrijven (varkens- en pluimvee
houderij) hebben heel weinig grond nodig, daar is
oppervlaktevergroting niet relevant. Het memoran
dum van de Europese Commissie draagt volgens
ir. Knottnerus wel een beetje bij tot het vestigen
van de indruk, dat men alle kleine bedrijven weg
wil hebben. Het Landbouwschap wil een ander
onderscheid maken: de economisch zwakke bedrij
ven moeten verdwijnen, de levensvatbare moeten
blijven. Een van de wijzigingen, die in het concept
worden aangebracht, betreft het uit de produktie
nemen van grond. Volgens het concept zal dit de
vergroting van blijvende bedrijven niet nadelig mo
gen beïnvloeden. In de definitieve tekst zal men
laten uitkomen dat die nadelige invloed er bij het
om niet agrarische redenen uit de produktie nemen
van landbouwgrond, zoals dat in ons land veel voor
komt, toch al is.
DE heer S. van der Ploeg, van de A.N.A.B., vroeg
aandacht voor de problemen die zouden kunnen
ontstaan doordat de standpunten van agrarisch Ne
derland langs twee verschillende wegen, in Brussel
belanden. Enerzijds spreken boeren- en landarbei-
dersorganisaties, in het Landbouwschap samenwer
kend, samen met de Nederlandse minister die in de
E.E.G.-ministerraad mee moet beslissen; anderzijds
hebben boerenorganisaties en landarbeidersorgani
saties hun eigen samenwerkingsorganen in de E.E.G.
De heer van der Ploeg beschouwde het als een voor
deel voor Nederland dat boeren en landarbeiders
hier samen kunnen zeggen hoe ze erover denken,
iets wat in de andere E.E.G.-landen niet kan. Ook
constateerde hij een verschil in uitgangspunt en ge
ladenheid tussen de nota van het Landbouwschap
en de nota inzake de landbouwprijzen voor 1970/71
van de C.O.P.A., het samenwerkingsorgaan van de
boerenorganisaties in de E.E.G. Hij vroeg zich af hoe
de Nederlandse landbouworganisaties naar buiten
zullen treden: met het standpunt waaraan ze zich
in de C.O.P.A. gebonden achten of met de nota van
het Landbouwschap. Ir. Knottnerus in diens kwali
teit van voorzitter van het Landbouwschap en voor
zitter van een der Nederlandse boerenorganisaties,
zei in zijn antwoord, te willen uitgaan van de reali
teit: inderdaad zijn er twee wegen, inderdaad kun
nen er tussen die twee divergenties voorkomen, zo
wel nuanceverschillen als volledige verschillen in
standpunten. Hij kon de heer van der Ploeg dan ook
niet geruststellen met de verzekering dat zulke ver
schillen zich nooit zullen voordoen, maar getuigde
wel van de wil om ze zoveel mogelijk te voorkomen.
Dat gebeurt ook nu, nu men als zes boeren- en land
arbeidersorganisaties binnen het landbouwschap het
memorandum-Mansholt bespreekt. De C.O.P.A. zal
haar standpunt over dat memorandum pas in juli
vaststellen.. Dat standpunt zal niet precies zo zijn als
wat de Landbouwschap nu openbaar maakt, maar er
Tcan wel aan geschaafd worden. Ir. Knottnerus vond
het bijzonder nuttig dat men kans gezien heeft deze
volgorde aan te houden. De Nederlandse boeren
organisaties zullen daardoor straks in de C.O.P.A.
kunnen zeggen dat ze op bepaalde punten niet kun
nen schipperen, terwijl andere nog wel voor ver
andering vatbaar zijn.
De heer van der Ploeg was met het antwoord van
ir. Knottnerus over het algemeen wel tevreden en
sprak het vertrouwen uit dat wie naar interntionale
besprekingen gaat dat voortaan zal doen met de
nota van het Landbouwschap in zijn tas en in zijn
hoofd. Hij vond het plan-Mansholt zo belangrijk dat
het moet gelukken, ook op Europees niveau de vrije
.organisaties van boeren en landarbeiders bijeen te
brengen voordat er beslissingen ter uitvoering van
.dat plan zijn genome
BESPREKING MET MINISTER VAN LANDBOUW
LI ET Landbouwschap heeft deze standpuntbepaling
dezelfde middag tijdens de maandelijkse bespre
king met de bewindsman reeds aan minister Lardi-
nois kunnen voorleggen.
Van de kant van de minister werd er daarbij
herinnerd aan de door hem toegezegde nota over het
memorandum, die als bijlage bij de landbouwbegro
ting 1970 zal verschijnen. Hij noemde de stelling-
name van het bedrijfsleven zeer welkom.
De voorzitter van het Landbouwschap wees er in
dit verband op dat het herhaalde uitstel van beslis
singen over het prijsbeleid voor zuivel en rundvlees
zeer teleurstellend is voor de veehouderij. Hij drong
er bij de bewindsman op aan geen verder uitstel te
aanvaarden. Minister Lardinois gaf een toelichting
op de achtergronden van de situatie in de E.E.G. en
zei sterk te zullen streven naar spoedige besluiten.
De Europese Commissie probeert zo snel mogelijk
een slachtpremieregeling gereed te krijgen, om het
aantal melkkoeien te verkleinen.
FRUITTEELTPROBLEMEN
LIET grootste deel van.de bespreking met de minis-
ter was gewijd aan fruitteeltproblemen. Ir. C.
Staf, voorzitter van de afdeling Fruitteelt van het
Landbouwschap, gaf een toelichting op het rapport
Toekomstperspectief Nederlandse Fruitteelt en op
hef standpunt van het Landbouwschap hierover. Dit
standpunt was door het bestuur van het Landbouw
schap als uitgangspunt voor het te voeren beleid
aanvaard. De heer Staf noemde de conclusies goed
en duidelijk. Ze verdoezelen de problemen niet en
laten uitkomen, dat de Nederlandse fruitteelt alleen
perspectief heeft op een kleiner areaal, op goede
gronden en met de beste rassen. Om dit te bevor
deren is een aantal maatregelen nodig, die in het
rapport worden vermeld. De voorgestelde maatrege
len betreffen de financiering van in moeilijkheden
geraakte levensvatbare fruitteeltbedrijven, de rooi-
premie- en bedrijfsbeëindigingsregeling,, de handels
politiek en de afzetorganisatie.
De minister zei niet van plan te zijn om nog deze
zomer te komen tot een kalender bjj de invoer van
fruit uit derde landen. Hg adviseerde de fruittelers
zélf aktiviteiten te ontwikkelen om sneller nieuwe
afzetvormen tot stand te brengen. Tegenover de
overige voorgestelde maatregelen stond hij niet on
welwillend. Met betrekking tot de financiering zegde
hij toe een gesprek van de betrokken partijen met
het Borgstellingsfonds te zullen bevorderen.
ARBITRAGEREGLEMENT
VOOR DE STROVLASHANDEL
Overeenkomstig het in artikel 1 van het Arbitrage
reglement voor de strovlashandel bepaalde, zijn een
tiental personen aangewezen, die voor de duur van
twee jaar als arbiter kunnen optreden. Aangewezen
zijn de heren: G. Kadijk te Baflo; K. P. Zuideveld te
Uithuizen; P. IJ. v. d. Werff te Oudebiltzijl; L. J,
Kroon te Ens; G. Eyken te Halfweg; N. A. Knook te
Middenmeer; M. de Bruyne te Zuidzande; J. Mar
tinet te St.-Jansteen; A. J. van Nieuwenhugzen te
De Heen en L. van Dorp te Zevenhuizen Z.H.
VASTSTELLING VERORDENINGEN
Het Landbouwschapsbestuur stelde de Heffings
verordening bestrijding aardappelmoeheid 1969, een
verordening tot wijziging van de Heffingsverorde
ning runderziektenbestrijding, een verordening tot
wijziging van de Arbeids- en rusttijdenverordening
landbouw 1965 en de Arbeids- en rusttij denverorde
ning tuinbouw 1961 vast.
WET ERKENINGEN TUINBOUW
MET meerderheid van stemmen werd in de
openbare bestuursvergadering besloten geen
advies uit te brengen aan de minister van Land
bouw tot opheffing van de Wet erkenningen tuin
bouw.
Het dagelijks bestuur was voor afschaffing en
vond dat de erkenningsregeling niet meer past in
de ontwikkelingen van de laatste jaren, waarbij
steeds verder gaande mechanisatie het mogelijk
maakt tal van tuinbouwteelten vooral van
groenten op veel groter oppervlakte te houden.
Vakbekwaamheid en een goede opleiding zijn voor
de tuinbouwondernemer meer dan ooit nodig, vond
het dagelijks bestuur, maar de investeringen en
risico's in de tuinbouw met name in de glastuin
bouw, zijn wel zo groot dat een onberaden om
schakeling van ondeskundigen niet te verwachten
is. Ook zijn de door de wet gestelde vakbekwaam -
heideisen zo minimaal dat ze geen garantie bieden
voor het goed ondernemer zijn.
De hoofdafdeling tuinbouw was van mening dat
de wet behouden moet blijven. Zij beschouwt die
wet als een waardevolle stimulans voor het onder
wijs in de tuinbouw en als een duidelijke erken
ning van het feit, dat men zonder een gespeciali
seerde opleiding niet aan de uitoefening van een
tuinbouwbedrijf moet beginnen. Behalve de beide
betrokken hoofdafdelingen van het Landbouw
schap heeft ook de Nederlandse tuinbouwraad zich
voor handhaving van de wet uitgesproken. Voor
het bestuur van het schap was dat aanleiding geen
advies aan de minister uit te brengen.
(Zie verder pag. 8)