12 Vraag IV Hoe is Uw mening over het sortiment van onze appels peren? In hoeverre ziet U nog toekomst voor de zomerrassen? Hoe ziet U de positie van de Golden Delicious in ons land en in West-Europa? Meent U dat het accent bij nieuwe aanplant min of meer naar andere rassen moet worden verlegd? Zomerrassen ALGEMEEN ziet men slechts een zeer beperkte piaats voor zomerrassen (5- 5%). Wat de appels betreft heeft men de vroegste rassen Yellow Transpa rant en Stark Earliest afgeschreven. Verscheidene werkgroepen voelen nog wel voor een kleine oppervlakte Benoni, een ras dat weliswaar vooral bij het dunnen veel werk vraagt, doch als stevig, zeer goed smakende appel door handel en consument wordt gewaardeerd. Ook de James Grieve willen velen nog handhaven wegens de hog eproduktie en goede smaak. Anderzijds worden de nadelen be klemtoond: het zeer grote aanbod en het feit dat de vrucht zo teer is, dat deza moeilijk in goede toestand bij de consument gebracht kan worden, in het bijzon der bij verkoop via grootwinkelbedrijven. Als er een stapel met zakjes fruit ligt, wil de huisvrouw namelijk altijd het alleronderste zakje, zodat de berg verscheidene keren wordt omgezet, zoals vroeger opgekuilde aardappelen. Daar kan de James grieve niet tegen. Verder werd er eens te meer de nadruk op gelegd dat er veel wordt verknoeid door te vroeg plukken, doch men zag geen oplossing voor dit fjrobleem. Als de "Zeeuwse telers voldoende discipline zouden opbrengen, blijven er elders nog zoveel lekken, dat er nog niets wordt bereikt. Bij de peren zou men meestal nog wel een bescheiden plaats willen inruimen voor de Precoce de Trevoux. Vooral als kort na de bloei voldoende wordt ge dund, zodat de vruchten vroeger een goede maat hebben, vallen de uitkomsten met dit ras nog vaak enigszins mee. Voor de Clapp's Favourite zag niemand nog zoveel perspectieven, dat men aanplant verantwoord achtte. Golden Delicious DE beoordeling van de Golden Delicious liep grotendeels parallel bij de ver schillende werkgroepen. Het aanbod van dit ras wordt te groot in de E.E.G., was aller mening. Ook erkent men dat het ras in verschillende delen van Frank rijk beter gedijt dan in ons land, zodat het logisch lijkt om meer aandacht te schenken aan rassen die in ons klimaat goed op hun plaats zijn. Bij nieuwe aanplant wil men daarom het percentage Golden verlagen, veelal tot 25-35%. Een enkele houdt het nog op 40-50%. Hieruit blijkt dat het ras toch nog vrij hoog genoteerd staat. De reden is dat het niet meevalt om goede andere rassen te noemen, waarmee men een geheel bedrijf kan volplanten. Verder telt zwaar, dat de Golden door zijn vroege, hoge en betrouwbare produktie het bedrijf toch wel een zekere basis geeft. De Golden Delicious heeft het nadeel van te veel geplant zijn. Andere rassen hebben andere nadelen. Naast de Golden noemt men afgezien van de zomerrassen Winston, Rode en Gele Goudreinetten en Cox's Orange, elk 20-25%. Éénmaal werd tevens de Odin in het plantschema opgenomen. Enig voorbehoud wordt gemaakt ten aan zien van Cox's en Winston, dat deze rassen lang niet op elk bedrijf voldoen De Cox's stelt vooral aparte eisen aan de grond, de Winston komt alleen tot zjn recht bij een kalme gematigde groei. Sommigen hebben zoveel bezwaren tegen het ras dat ze de Cox's uit het schema weglaten. Bij de peren blijken Conference en D. du Cornice nog steeds favoriet te zijn, met aanvullend Beurré Hardy, Bonne Louise en eventueel wat Triomphe de Vienne. Behalve de Clapp's Favourite is ook de Beurré Alexandre Lucas uit. de gretie, hoewel dit laatste ras in het verleden steeds tot de meèst winstgevende behoorde. Men is kennelijk bang dat dé matige smaak zal leiden tot een matige prijs; de laatste jaren waren daar al aanwijzingen voor. Als verhouding tüssen de fruitsoorten kwam men veelal tot 25-30% peren tegenover 70-75% appels als meest gewenst. Vraag V Acht U samenwerking tussen bedrijven noodzakelijk en mogelijk in de toekomst? Kunnen door samenwerking de kosten worden verlaagd? Hoe dienen volgens U deze samenwerkingsvormen te worden opgebouwd? OVER het geheel genomen staat men zeer welwillend tegenover samenwerking, dikwijls werd de uitdrukking „noodzakelijk" gebruikt. Tevens werd echter herhaaldelijk naar voren gebracht dat de mogelijkheden bemerkt zijn, vooral aóor de verspreide ligging van de fruitbedrijven en de leeftijdsopbouw van de beplan tingen, waardoor men verschillen heett in plantarstanuen, Doomgrootte enz. Het gunstigst worden de kansen geacht als twee of meer telers op dicht bij elkaar gelegen percelen gelijk zouden beginnen met een nieuwe aanplant, zoals bijvoorbeeld in Oostelijk Flevoland. Speciaal in de aanloopperiode, dus bijvoor beeld de eerste 5 jaar, is het dan zeker voordelig om een aantal machines ge zamenlijk te gebruiken. Hierbij kan onder andere gedacht worden aan een spuit- machine, cirkelmaaier en kunstmeststrooier. Omdat gebleken is dat later vaak toch weer ieder zijn eigen spuit- en maaiapparaat wil hebben, moeten direct goede afspraken gemaakt worden voor een eventuele latere scheiding. Deze kan bijvoorbeeld eenvoudig tot stand komen door wederzijds met eigen machines bij eikaar te werken op loonwerkersbasis, zodanig echter dat alles grotendeels met gesloten beurs kan worden verrekend. Sommigen menen dat in de toekomst een gezamenlijke exploitatie van twee of meer bedrijven noodzakelijk zal worden, dus een blijvende samenwerking met als vorm de maatschap of vennootschap onder firma. Een enkele keer wordt ook de N.V.-vorm genoemd voor samenwerkende grote bedrijven. OOK wordt op de pjoblemen gewezen, die er mee samenhangen. Deze zijn te lezen in de volgende ontboezeming: ♦.Samenwerking zal in de toekomst meer en meer noodzakelijk worden. In de praktijk blijkt echter dat het vaak niet meevalt, omdat men met mensen te doen heeft. De kosten moeten evenwel verlaagd worden. Met spuitmachines, maaiers en enkele andere werktuigen is samenwerking best mogelijk. Welke samenwer kingsvorm het meeste in aanmerking komt is moeilijk te zeggen. Dat zal per geval anders kunnen liggen: maatschap, firma, loonwerkersvorm. Alles heeft zijn voor- en nadelen. De loonwerkersvorm lijkt ons niet gek. Het belangrijkste struikelblok is bij dit alles echter wel, het karakter van de mens." Verder werd door enkele groepen naar voren gebracht dat er thans via de veilin gen reeds veel samenwerking bestaat bij de bewaring, sortering en verkoop van fruit. Deze vorm van samenwerking kan nog verdiept worden als het komt tot actieve afzet en tevens is wellicht in bepaalde gevallen uitbreiding mogelijk bij het transport van het bedrijf naar de veiling, vooral nu pallets en stapelkisten opgang maken. Door de zware concurrentie van E.E.G.-fruit zijn de afzetkansen van onze Nederlandse appels en peren sterk gedaald. Vraag VI Verwacht U dat in de naaste toekomst de bedrijfsgrootte in Uw omgeving zal stijgen? Waar baseert U dit op? Zal door de blijvers voldoende kapitaal kunnen worden aan getrokken om deze bedrijfsvergroting te financieren? Indien dit niet mogelijk is, dient dan naar een andere financieringsvorm gewerkt te worden, welke? Welke bedrijfsgrootte ziet U als gewenst voor de toe komst? Welke oppervlakte zal naar Uw verwachting door één man onder optimale omstandigheden over bijvoorbeeld 10 jaar kunnen worden verzorgd? OVERWEGEND was men van mening dat een stijging van de bedrijfsgrootte economisch gezien, als een noodzaak moet worden beschouwd. Sommigen waren echter pessimistisch over de mogelijkheden tot realisatie. Alleen op akker bouwbedrijven zag men redelijke kansen, zeker als de toestand in de fruitteelt verbetert. Men beschikt hier over grond en kan de aanloopjaren soms enigszins overbruggen met de uitkomsten van het landbouwgedeelte. Maar op de zuivere fruitteeltbedrijven ligt het moeilijk. Grond is schaars en zo duur, dat de financiering vrijwel onoverkomelijke problemen zal opleveren voor vele fruittelers, dit te meer omdat behalve de grond ook de nieuwe opstand op het bijkomende gedeelte hoge investeringen vraagt. Men vond het moeilijk een oplossing voor dit financiële vraagstuk aan te geven. Door enkelen werd gepleit voor een gunstige anriuïteitslening als bij ruilverkaveling, dus een langlopende lening tegen een matige rente, waarbij de lasten enigszins verschoven worden naar een later tijdstip. Eén werkgroep ziet mogelijkheden in een N.V.-vorm. A LS huidige bedrijfsgrootte vonden velen 8-10 ha thans gunstig, maar tevens werd nogal eens gesteld dat dit over een aantal jaren 12-15 ha zou moeten zijn. Over de oppervlakte die één man over 10 jaar zal kunnen verzorgen, werd zeer gevarieerd geoordeeld. Sommigen hielden het op 5-6 ha, de meesten op 8-10 ha, enkelen op 12-15 ha. Twee dachten aan 20 ha per man, zeker als de snoei gemechaniseerd zou kunnen worden. Verder was er nog één die 25 ha per man als toekomstbeeld zag, daarbij wijzend op de groeiregulatoren (minder snoeien en uitbuigen), en de verwachting uitsprekend dat mechanisch plukken en bespuitingen via leidingen mogelijk zullen worden. TOT slot nog een paar aanvullende opmerkingen die in de rapporten waren verwerkt. Ten eerste, dat het in feite niet gaat om het aantal ha per man, doch om het aantal kg goed fruit dat per jaar per man wordt geproduceerd. Ten tweede, dat over 10 jaar in de meeste andere bedrijfstakken waarschijnlijk nog slechts 4 dagen per week zal worden gewerkt of in elk geval per jaar een veel kleiner aantal uren dan thans het geval is. De fruitteelt zal bij deze ontwik keling niet al te ver kunnen achterblijven, zeker niet wat betreft de betaalde arbeidskrachten. Dat zal echter een vertraging met zich meebrengen bij de wed ren naar steeds meer produktie per mankracht. Hierbij werd de verwachting uitgesproken dat de fruitteler voorlopig zijn broek riem nog aan zal moeten halen, doch tevens het vertrouwen dat hij op langere termijn ook een (bescheiden) portie toegemeten zal krijgen van een verder toe nemende welvaart.

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsch landbouwblad ... ZLM land- en tuinbouwblad | 1969 | | pagina 12