J Grote en kleine E.E.G.-zaken vragen dringend voortgang VRIJDAG 20 JUNI 1969 57e Jaargang No. 2986 orgaan van de Maatschappj tot bevordering van Land- en ïulnbonw en Veeteelt in Zeeland v DEZE WEEK ïn dit nummer o.m.; Uit de praktijk Pag. 5 Charolai's bijdrage voor de verhoging van de rundvfeeeproduktie? Pag. 6 Waarheen met de landbouw in de E. E. G.? Pag. 9 Markt Pag. 15 Voor de Vrouw Pag. 17 Plattelandsjeugd en een verhaal over Dokter De Puut uit vroeger tijden Pag. 18 Deze week ter afwisseling een foto van de bezichtiging van een kas van het veredelingsbedrijf van Cebeco te Hoofd dorp door de Hongaarse minister van landbouw dr. Imre Dimény, één der programmapunten in het kader van een oriën- tatiebezoek aan ons land. Ir. C. S. KNOTTNERUS IN Brussel is het tegenwoordig „de dood in de pot". Niet dat er onvoldoende te beleven zou zijn. Niet dat er niet veel gepraat wordt. Maar be sluiten blijven uit. Het lijkt wel of de zaak daar tot stilstand is gekomen, een stilstand die, evenals overal elders, achteruitgang betekent. De eerste te kenen van desintegratie beginnen zich al te ver tonen. Het merkwaardige is eigenlijk dat men nooit één bepaalde schuldige kan aanwijzen. Het zijn de omstandigheden van de integratie zelf, die de moei lijkheden veroorzaken. Het is heel begrijpelijk dat een land dat bezig is zich een nieuwe president en een nieuwe regering te kiezen niet bereid is principiële besluiten te ne men waaraan die nieuwe regering ook gebonden zal zijn. Dat geldt vandaag voor Frankrijk en over een paar maanden voor Duitsland. De duidelijke konklusie is dat een gedeeltelijke integratie een onmogelijke zaak is. Eigenlijk komt dan de kardinale kwestie weer aan de orde waarover minister Luns al zo lang met generaal De Gaulle heeft gevochten: als gedeeltelijke integratie niet mogelijk blijkt moet men dan terug naar een eenvoudige samenwerking of moet men verder naar totale integratie. Nu was het patuurlijk al lang bekend dat integratie van één sektor tot grote moeilijkheden leidt. De Kolen- en Staalgemeenschap leverde het voorbeeld. Maar de optimistische helft van Europa had altijd de gedachte dat door geleidelijke verbre ding van de sektor, waarvoor de integratie gold, de totale integratie tot stand zou komen. Totale inte gratie houdt dan eigenlijk in een supra-nationale regering. En een supra-nationaal parlement met po litieke partijen die in alle landen hun afdelingen heb ben. In de ontwikkeling die wij tot nu hebben mee gemaakt is dat allemaal nog weer eens duidelijk naar voren gekomen. Op het kritieke moment ble ken echter de partners elkaar nog niet voldoende te vertrouwen om weer vooruit te gaan. Het is te hopen dat de nieuwe Franse president wat meer Europees zal willen denken en handelen dan de vorige. ENGELAND'S TOETREDING Een van de eerste punten die dan aan de orde zulien komen lijkt mij de toetreding van Engeland en de overige aanvragers. Het is n.l. te verwachten dat hetzij Nederland, hetzij West-Duitsland een voorstel in deze richting zal doen. Een dergelijke demarche op zichzelf en vooral de erop volgende onderhandelingen, mits op reële basis gevoerd, zouden weer een enorme stimulans in de goede richting voor de Gemeenschap kunnen betekenen. Voor de landbouw schuilt er nog wel een groot gevaar in, n.l. dat de verlamming waarin wij nu zit ten nog geruime tijd zal worden gehandhaafd. Het argument „dat kunnen wij straks beter regelen met zijn allen" zal vele malen opgeld doen. Vooral in de zuivelsektor lijkt dit risiko aanwezig. Maar ook voor de akkerbouw wachten wij nog steeds op regelin gen voor vele zgn. kleinere produkten. Aan de an dere kant zal van de zijde van Engeland en andere landen ook waarschijnlijk druk worden uitgeoefend om tijdens de onde/handelingen geen dingen te doen die voor hen moeilijkheden opleveren. Omdat men dat van te voren nooit weet zal dat een rem betekenen. Daar komt nog bij dat onderhandelingen met Engeland natuurlijk een enorm beroep zullen doen op de werkkracht van de ambtenaren van alle ministeries, en vooral ook op die van de Europese Gemeenschap. U zult het dan met mij eens moeten zijn dat de vooruitzichten op spoedige beslissingen gering zijn. DE WASSENDE MELKSTROOM En ondertussen groeit de boterberg maar aan. Zo langzamerhand is het wel duidelijk geworden dat van de vele denkbare methoden om tot verminde ring van de melkplas te komen er slechts één kan helpen op korte termijn. Dat is n.l. de slachtpremie voor melkvee, als daar tenminste aan wordt gekop peld het beëindigen van het melkveebedrijf in zijn totaliteit voor de toekomst. Ik zou dan ook wensen dat men eindelijk eens op hield met het zoeken van „de steen der wijzen" en met 't aandragen van allerlei bezwaren en moeilijk heden, discriminaties en onrechtvaardigheden. (Zie verder pagina 3)

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsch landbouwblad ... ZLM land- en tuinbouwblad | 1969 | | pagina 1