Samenwerking in de Franse landbouw 6 Ir. J. A. H. HAENEN RESUMé De Franse landbouwpolitiek beoogt ondermeer om door 't bevorderen van onderlinge sa menwerking van boeren te ko men tot moderne landbouwbe drijven. In de periode 1966— 1969 is het aantal samenwer- kings-,,groepen" (G.A.E.C.'s) gestegen van 150 tot 1500. Deze exploiteren 120.000 ha cultuurgrond. Dit komt per G. A.E.C. neer op gemiddeld 80 ha. Voor verreweg het groot ste deel (88 bestaat de G. A.E.C. uit 2 of 3 leden. IN Frankrijk is bij de wet van 8 augustus 1962 de samenwerkingsvorm tussen verschillende boeren, die hun afzonderlijke bedrijven of slechts een deel hiervan samenvoegen, geregeld. Deze samenwerkingsvorm heeft de naam „Groupement Agricole d'Exploitation en Commun", bij afkorting G.A.E.C. genoemd. Zijn de bedrijven in hun geheel samengevoegd dan heeft men een complete samen werkingsvorm (complete G.A.E.C.). Hebben de boe ren slechts een bepaald onderdeel van hun bedrijf samengevoegd bijv. in geval van akkerbouw-vee- teeltbedrijven alleen de veeteelt dan is er sprake van een gedeeltelijke samenwerkingsvorm (gedeel telijke G.A.E.C.). DE G.A.E.C. EN HAAR LEDEN Deelname aan een G.A.E.C. mag niet betekenen dat de leden, alsmede hun gezin, voor wat hun eco nomische, sociale en fiscale status betreft in een lagere positie komen dan andere bedrijfshoofden van landbouwbedrijven. Het beginsel, dat hier wordt gehanteerd, wordt aangeduid met „Status van de meest begunstigde landbouwer". Het bestaansrecht van dit beginsel, dat één van de kenmerkende karaktereigenschappen van de G.A.E.C. is, spreekt voor zich. Immers voorheen was het zo, dat andere vormen van samenwerking het zeer ernstige bezwaar hadden, dat de boeren die daaraan deelnamen, hierdoor in een minder gun stige positie geraakten wat betreft de wetgeving op sociaal, economisch en fiscaal gebied. Deze ver slechtering van positie hing samen met het feit dat de wettelijke bepalingen op dit terrein tot stand wa ren gekomen gericht op de landbouwers als indivi duele ondernemers. Dank zij de wet op de G.A.E.C.'s van 8 aug. 1962 wordt de boer die als lid van een G.A.E.C. werkzaam is, op het fiscale, economische en sociale vlak niet ongunstiger behandeld dan andere boeren. Wegens het soepele karakter van de G.A.E.C. kan de vorm gemakkelijk worden aangepast aan de aard van het bedrijf. De boeren sluiten zich op deze wijze aaneen om een bedrijf te verkrijgen, waarvan de omvang hen in staat stelt zich modern in te richten, 'de kosten te verlagen en de werkzaamheden zo te verdelen dat specialisatie mogelijk wordt. Hierdoor kan doelmatiger worden gewerkt. Uit het contract, dat daartoe tussen de leden wordt gesloten, ontstaat een nieuwe rechtspersoon de G.A.E.C. Als rechtspersoon vormt de G.A.E.C. een apart juridisch lichaam samengesteld uit haar leden, met rechten en plichten omkleed. Is de G.A.E.C. éénmaal opgericht en erkend, dan is het de G.A.E.C. zelf, die exploiteert, naar buiten optreedt, leningën opneemt en overeenkomsten afsluit dank zij het kapitaal dat de leden hebben ingebracht en door middel van organen, waarmede zij de G.A.E.C. hebben toege rust. De G.A.E.C. heeft, bezittingen, maar ook een naam en standplaats (adres). De persoonlijkheid van elk der leden is echter niet geheel door die van de G.A.E.C. te niet gedaan. Om de oprichting van de G.A.E.C.'s te bevorderen zag de wetgever zich in het belang van de leden genoodzaakt en vaak ook in het belang van de G.A.E.C. zelf de gevolgen van het bestaan van dit nieuwe rechtspersoonlijke lichaam, dat het nu een- maai is, te verzachten. Deze „doorzichtigheid" van de rechtspersoonlijkheid van de G.A.E.C. blijkt vooral uit haar maatschappelijke, economische en fiscale status. DOELSTELLING HET BEHALEN VAN WINST EN BEREIDHEID TOT VERLIESDELING Ieder lid moet actief aan de G.A.E.C. deelnemen zonder dat hierbij de één aan de ander „onder geschikt" wordt gemaakt. Elk lid moet deel hebben aan alle kansen, welke de G.A.E.C. heeft. Winst en verliesdeling is verplicht. Willen de lieden de ver deling zelf regelen, dan nemen zij daartoe bepalin gen op in de statuten. Op dit punt hebben zij een grote vrijheid met dien verstande dat zij naaj- eigen goeddunken de omvang van hun respectievelijke aandeel met bet-rekking tot hun inbreng kunnen vaststellen, of integendeel, de evenredigheid van hun inbreng buiten beschouwing laten en bijv. tot een gelijke winst- en verliesdeling voor alle leden overgaan. Zij kunnen ook verschillende quota's vaststellen al naar gelang er winst of verlies wordt gemaakt. Toch is de vrijheid van de contractsluiten de boeren op dit punt niet absoluut. Het recht van elk der leden, hetzij op een deel van de winst, hetzij op een deel van het verlies, kan niet worden opge heven. Bepalingen, waarbij de sterkste party zich het meest toeëigent zijn bij de wet verboden. On geldig is ook de bepaling waarbij alle winst aan één lid zou komen, of waarbij een lid van elke winst deling wordt uitgesloten, of waarbij een lid is vrij gesteld van deelname aan gemaakte verliezen. DE G.A.E.C. EN DE REGELING VAN PRODUKTIE EN AFZET De G.A.E.C. moet niet als één persoon worden gezien, maar als som van de individuele bedrijfs hoofden. De G.A.E.C. wordt in het genot gesteld van de som van de individuele rechten van al haar leden. Bij een gedifferentieerde prijsafwikkeling op grond van de geleverde hoeveelheid produkt in de brochure no. 349 van de Chambres d'Agriculture wordt tarwe vermeld ontvangt de verbouwer voor een vastgestelde hoeveelheid tarwe en hogere kg-prijs dan voor de tarwe, die hij meer levert dan deze hoeveelheid. Een G.A.E.C. bestaande uit bijv. drie leden wordt bij de gedifferentieerde prijsafwik keling niet beschouwd als één tarweleverander maar als drie afzonderlijke tarweleveranciers. De G.A.E.C. heeft faciliteiten met betrekking tot de toewijzing van accijnsvrije brandstof. Hetzelfde geldt ook voor de vaststelling van restitutie bij aan koop van agrarisch bedrijfsmaterieel. Voor de subsidies va civiele activiteiten geldt dat toekenning van subsidie aan de G.A.E.C. geen be lemmering vormt voor het verlenen van subsidie aan één der leden van de G.A.E.C. voor goederen welke in G.A.E.C.-verband niet. voor subsidie in aan merking komen. DE FISCUS EN DE G.A.E.C. De G.A.E.C. kan een keuze maken tussen drie belastingstelsels: 1) belasting over een vooraf vastgestelde winst; 2) belasting over de werkelijk gemaakte winst; 3) de vennootschapsbelasting. Als de G.A.E.C. het meest voelt voor de belasting over die vooraf vastgestelde winst of die over de werkelijk gemaakte winst dan heeft de fiscus gener lei belangstelling meer voor de G.A.E.C. zelf, doch alleen voor de leden ervan. Deze leden worden voor wat d^ inkomstenbelas ting betreft aangeslagen als individuele bedrijfs hoofden. Bij de keuze voor de belasting over de vooraf vastgestelde winst is de gemiddelde winst per ha, die ieder jaar van te voren opnieuw moet worden geschat, de grondslag voor de belasting. Een en ander is hierbij afhankelijk van de aard van het bedrijf en de kwaliteitsklasse van de grond. In dat geval is geen enkele uitgave aftrekbaar, een grotere winst in vergelijking met het vooraf vastgestelde bedrag is echter niet belastbaar. Hier moet worden opgemerkt dat een lid of alle leden van de G.A.E.C. de mogelijkheid hebben het vooraf vastgestelde be drag op te zeggen en te verzoeken aangeslagen te mogen worden op grond van de werkelijk gemaakte winst, wanneer dat voor hen voordeliger zou uit komen. De vennootschapsbelasting is onvoordelig en in gewikkeld samengesteld, zodat de keuze voor dit stelsel feitelijk niet in aanmerking komt. NEDERLANDS TRAKTORENKARTEL OPGEHEVEN Ingrijpen van de Europese Commissie heeft tot gevolg gehad, dat In Nederland een traktorenkar- tel (de z.g. „trekkerovereenkomst"> van vijf Ne derlandse organisaties op het gebied van land- en tuinbouwmachines is opgeheven. Van het kartel maakten deel uit de Vimpoltu, Bovag, Smecoma, VHL en Vohil. Het kartel regelde de distributie en schiep voor zijn leden een exclusieve regeling voor verkoop en inkoop, importeurs en groothandelaren die lid waren, waren verplicht traktoren uitsluitend te leveren aan eveneens toegelaten wederverko pers, die het niet was toegestaan traktoren te ver werven en te verhandelen die van buitenstaanders afkomstig waren. Hun was ook verboden aan niet- toegelaten wederverkopers te leveren. De zaak is in Brussel onderzocht, nadat klach ten waren ontvangen van een Nederlandse impor teur die niet tot het kartel was toegelaten. Door de opheffing van de trekkerovereenkomst wordt de import van traktoren in Nederland niet meer be lemmerd, zo tekent de Europese Commissie hierbij aan. Exporteurs uit het buitenland, in het bijzonder uit andere E.E.G.-landen en Nederlandse impor teurs van traktoren, kunnen zich ter bevordering van hun afzet voortaan zowel tot ondernemingen wenden die vroeger lid waren van de bij de trek kerovereenkomst aangesloten organisaties als tot andere wederverkopers. GEEN DOORBEREKENING KOSTENSTIJGINGEN IN CONSUMPTIEMELKPRIJS In het door het Produktschap voor Zuivel ten aanzien van de prijsvaststelling voor consumptie- melk gedane voorstel is een prognose opgenomen betreffende de stijging van vracht-, verwerkings kosten e.d. ad ca. 0,8 cent per liter, die naar ver wachting in het tijdvak 1 april 196931 maart 1970 zal optreden ten opzichte van die verdiscon teerd in de april 1968 vastgestelde prijzen. Daar naast hebben de slijtersorganisaties een voorstel gedaan ter verhoging van de slijtersmarge met 0,9 cent per liter. Dit deelt de minister van economische zaken, mr. L. de Block, mede in antword op door de Tweede Kamerleden, ir. Tuynman en mr. Schlin- gemann, onlangs schriftelijk gestelde vragen. In verband met de sterke prijsstijging in het begin van dit jaar door de regering afgekondigde Prijzenbeschikking goederen en diensten 1969 is het gedurende de geldigheidsduur daarvan niet toegestaan kostenstijgingen zoals hierboven ver meld, in de prijzen door te berekenen. De bewinds man heeft na overleg met zijn ambtgenoten ge meend ten aanzien van het doorberekenen van de genoemde kostenstijgingen de Prijzenbeschikking goederen en diensten 1969 voorshands te moeten handhaven. FINANCIERING WINTERMELK Aangezien zowel in het voorstel van het Pro duktschap voor Zuivel als ook in de door de rege ring genomen beslissing, voor het gehele seizoen van een gemiddelde grondstofwaarde is uitgegaan, is het inderdaad nodig dat op basis van de lagere grondstofwaarde in de zomer reservering plaats vindt voor de duurdere wintermeik. Het Produkt schap voor Zuivel is bij de gemiddelde grondstof waarde (afgezien van enkele extratoeslagen op de gemiddelde grondstofwaarde waaronder hogere kosten van aanvullingsmelk e.d., welke bedragen door de regering onverkort zijn aanvaard) uitge gaan van een geprognotiseerd bedrag van 35,65 cent, die in principe de in 1968 ten aanzien van de grondstofwaarde door het Produktschap voor Zuivel toegepaste berekeningswijze continueert, wykt hiervan slechts in zeer geringe mate af en vormt, gezien het advies van het Produktschap voor Zuivel, geen belemmering voor het kweken van reserves voor het winterhalfjaar. Zulks geldt te meer daar ten aanzien van de prognose zelf is overeengekomen, dat verschillen achteraf zul len worden gecompenseerd. In dit verband merkt de bewindsman op, dat de in de maanden april en mei effectief gegolden hebbende grondstof waarde verscheidene centen onder de in boven staande prognose aangehouden bedragen lag. ONDERZOEK POSITIE CONSUMPTIEMELK- BEDRIJVEN Voorts kan worden vermeld, dat de consumptie- melkbedrijven en meer in het bijzonder die ge vestigd in het westen van het land, menen in ver houding tot de z.g. industriemelkbedrijven resp. tot de in de andere delen van het land gevestigde eonsumptiemelkbedrijven in een relatief ongun stige positie te verkeren, waardoor vooral in win terperiode problemen zouden kunnen ontstaan. Naar aanleiding hiervan is de accountantsdienst van het ministerie van landbouw en visserij verzocht, terzake in samenwerking met het secretariaat van het Produktschap voor Zuivel od korte termijn een onderzoek in te stellen.

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsch landbouwblad ... ZLM land- en tuinbouwblad | 1969 | | pagina 6