7 Ook de recreatieve voorzieningen vragen de nodige aandacht. Argumenten, die men voor samenwerking naar voren bracht waren de volgende: a. De hoge investeringen in machines zullen rendabeler gemaakt kunnen worden. b. De arbeidsorganisatie zal op veel bedrijven voor bepaalde werkzaamheden anders niet rondgezet kunnen worden. e. Een besparing op arbeidskosten en werktuigkosten zal in veel gevallen moge- lijk zijn. d. Het is sociaal gezien niet verantwoord om een bedrijf alleen te exploiteren, a. Men kan de bewerkingskosten meer in de hand houden. f. Men is minder kwetsbaar bij de bedrijfsvoering. VAN overheidswege en van organisatiezijde wordt samenwerking met machines en arbeid stefk gepropageerd, zo stelt men. Dit is economisch gezien juist; men stimuleert en propageert echter een te ver gaande samenwerkingsvorm, het geen de individuele boer te veel afschrikt. Men acht het beter de samenwerkings vorm in phasen te laten plaatsvinden. Waar we uiteindelijk naar toe zullen groeien, weten we toch niet! Verschillende afdelingen zien een goede samenwerkingsvorm met en tussen loon werkers als een noodzakelijkheid, waardoor men echter van beide zijden nog te weinig openstaat. 50% van de afdelingen ziet de samenwerking als een noodoplossing. 50% van de afdelingen ziet hierin bepaald geen noodoplossing. Men stelt o.a.: We zullen ons in de toekomst, hoe dan ook, moeten bezinnen op de vraag: ,,Hoe kunnen de aanwezige werktuigen (nog) meer rendabel worden gemaakt." Het zal juist door de samenwerking zijn, dat we slechts een zeer klein gedeelte van onze zelfstandigheid zullen moeten opofferen. Laten we er goed rekening •mee houden, stelt een afdeling: niemand is voor 100% zelfstandig in deze maat schappij. Als noodoplossing naar andere vormen van landbouwbedrijfsvoering, werden de samenwerkingsvormen slechts door enkele afdelingen gezien. Deze stelden, dat de nu bestaande samenwerking naar een volledige integratie zal leiden van grote tot zeer grote bedrijven, wellicht in N.V.-vorm, maatschappij of coöperatie of vormen, die we nu nog niet kennen. (Ligt hier geen taak voor juristen?) Praktisch alle afdelingen menen, dat de vormen van samenwerking, die we nu kennen niet zullen leiden tot een algehele integratie van de deelnemende bedrij ven. Zij hopen dan ook intens dat we hier ook economisch gezien nooit toe gedwongen zullen worden. DE vraag, of door een verdergaande samenwerking, de kosten op de land bouwbedrijven kunnen dalen, werd door 90% van de afdelingen beantwoord met ja. In ieder geval zullen de bewerkingskosten, dus de arbeidskosten, de werktuigkosten en het werk door derden, beter in de hand gehouden kunnen worden, waardoor voor een zekere tijd de kosten meer gestabiliseerd kunnen worden. In 10% van de afdelingen voorzag men geen of geen noemenswaardige daling van de kosten bij verdergaande samenwerkingsvormen. Voor samenwerking die reeds tot stand kwam of in de naaste toekomst nog op gebouwd zal worden, ziet men verschillende mogelijkheden. Een algemeen gel dend voorbeeld is er niet, en zal er ook niet komen, meenden velen. Hoe de samenwerkingsvorm opgezet zal worden, zal van de verschillende situaties af hangen. In zijn algemeenheid is men de mening toegedaan, dat de overeenkomst zwart op wit en op zakelijke basis opgesteld dient te worden. De mening uit de praktijk is, dat het aanbeveling verdient eerst enigè jaren met eenvoudige vormen van samenwerking ervaring op te doen, alvorens men besluit zich te binden in verdergaande vormen. De financiering van de samenwerkingsvorm dient op za kelijke en economische gronden te worden opgezet, terwijl de konsekwenties ten aanzien van bedrijfsopvolging en vererving zo goed mogelijk geregeld dienen te worden. De werkvoorwaarden dienen duidelijk omschreven en vastgelegd te worden. Ook het uittreden uit de samenwerkingsvorm, om wat voor reden dan ook, dient bij zonder goed vastgelegd, te zijn. 4$% van de afdelingen vindt, dat men uit moet kunnen treden wanneer m«f wIT. terwijl 60% vindt dat de samenwerkingsvorm met machines minstens zo lang moet duren tot de machine(s) economisch is afgeschreven. Nooit zal men dienen te vergeten, dat bij samenwerking het resultaat ervan gemaakt wordt door de ge zamenlijke deelnemers. ETNKELE mogelijkheden voor opbouw tot samenwerkingsvormen ziet men door: a. Samenwerking in gezamenlijke aankoop van oogstmachines, waarbij men el kaar helpt bij de oogst van de produkten. b. Samenvoeging van het bouwplan van twee of meerdere bedrijven, waarbij de gehele inventaris gezamenlijk wordt aangeschaft. c. Iedere deelnemer brengt zijn eigen machines en arbeid in, terwijl alles onder ling tegen loonwerktarieven wordt verrekend. d. Het gezamenlijk stallen van vee in nieuwe moderne ruimten, die gezamenlijk gesticht worden en die weinig arbeid vragen. e. e. Twee of meer levensvatbare gemengde bedrijven zouden samen kunnen gaan werken, waarbij de één zich specialiseert in de richting van de vee houderij en de ander in de richting van de akkerbouw. f. Meer samenwerking dan nu het geval is van loonwerker en boer, door betere contractuele binding. g. Een verdere uitbreiding van de bedrijfsverzorgingsdiensten in Zeeland wordt als zeer belangrijk gezien. Vraag VI Ziet U in Uw omgeving in de naaste toekomst de be- drijfsgrootte stijgen in de eerstvolgende 10 jaar? Waar baseert U dit op? Zal door de blijvers voldoende kapitaal kunnen worden aangetrokken om deze bedrijfsvergroting te financieren? Indien dit niet mogelijk is, dient er dan naar een andere financieringsvorm gewerkt te worden, welke? Welke bedrijfsgrootte voor de verschillende bedrijfstypen ziet U als gewenst in de toekomst? DRAKTISCH alle afdelingen waren de mening toegedaan, dat de bedrijfs- grootte in de naaste toekomst zal stijgen. Zij baseerden dit pp de volgende ontwikkelingen: 1. Er zijn reeds zeer veel bedrjjven, die geen bedrijfsopvolger hebben. 2. Eer zijn veel bedrijven, die een onvoldoende bedrijfsomvang hebben, en nood gedwongen hun bedrijf zullen moeten staken, omdat er geen voldoende in komen uit behaald kan worden. 3. Er zullen bedrijven zijn, die zich gaan specialiseren in bijvoorbeeld tuinbouw of in niet aan de grond gebonden produkties. Deze zullen hun overige grond afstoten. 4. De techniek, de chemie en de economie en de landbouwpolitiek zal de boer er toe dwingen tot grotere eenheden te komen, waar velen financieel niet toe in staat zullen zijn. De bedrijfsvergroting zal echter minder snel gaan, dan velen wel denken, omdat er in het werkgebied van onze ZLM nog veel grond voor de landbouw verloren zal gaan aan industrie, havens, wegen- en woningbouw. Verder valt in sommige gebieden de tendenz waar te nemen, dat men wel de landbouw verlaat, maar de grond aan zich zelf houdt. Door deze dan te verhuren of extensief te beboeren levert dit nog een kleine bijverdienste op. Ook vindt men, dat de mogelijkheden buiten de landbouw te gering zijn om passend werk te vinden. De overgang van zelfstandige naar loontrekkende ziet men als een diep menselijke zaak, die zeer veel spanningen bij de man en in het gezin op kan werpen. Waarom, zo stelt men, maakt men van regeringswege niet een wat aantrekkelijker sanerings regeling? Dit zou de afvloeiing zeker stimuleren. Slechts 36 van de afdelingen ziet perspectief in de contractteelt, mits aan een aantal voorwaarden wordt voldaan.

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsch landbouwblad ... ZLM land- en tuinbouwblad | 1969 | | pagina 7