5
„Geld is duur", zo zeggen vele afdelingen.Maak gebruik van de voordeligste
wijze van financiering.
Vraag III
Wat vindt U van de huidige afzetorganisaties in Uw
streek?
Vindt U dat een verdere samenwerking op dit gebied
noodzakelijk is?
Waarom wel?
Waarom niet?
Indien U op dit gebied tot verdere samenwerking zou
willen gaan, hoe zag U dit dan gaarne gerealiseerd?
Wat kan er volgens U met een verdere samenwerking
op dit gebied worden bereikt?
|~^E antwoorden op de vraag hoe de huidige afzetorganisaties in de diverse
streken van ons werkgebied zijn, lopen zeer uiteen van goed, redelijk tot
matig. Onderstaande staat laat U zien hoe men in de verschillende streken de
huidige afzetorganisaties vond!
goed
redelijk
matig
Schouwen-Duiveland
9
1
Tholen en St. Philipsland
3
4
Noord-Beveland
2
1
Walcheren
9
7
3
Zuid-Beveland
3
4
1
Oost Zeeuws-Vlaanderen
5
West Zeeuws-Vlaanderen
6
Brabant
4
1
3
Totaal
40
14
13
h. Er zou een gezamenlijke reclamecampagne opgezet kunnen worden.
L We kunnen één grote machtsconcentratie tegenover de machtsconcentratie
van onze afnemers stellen.
Men ziet dan Cebeco en de C.H.V. als de moederorganisaties en de ge
concentreerde afzetorganisaties in de provincie als dochterorganisaties. Maar
de concurrentie tussen de moeders en de kinderen moet dan ook wel af
gelopen zijn.
r\ E weinigen die tegen een verdere samenwerking waren hadden hiervoor maar
twee argumenten:
a. Grotere organisaties zijn voor de boer te onoverzichtelijk.
b Te grote samenwerking tussen de afzetorganisaties doet de concurrentie ge
weld aan. Coöperatie en handel moeten naast elkaar bestaan, anders valt de
concurrentie geheel weg.
De verdere samenwerking dient stap voor stap gerealiseerd te worden. Er dient
begonnen te worden en dat op zo kort mogelijke termijn met een nauwere be
stuurlijke samenwerking tussen de verschillende afzetorganisaties. Daaruit zal
weer een nauwere technische samenwerking ontstaan met minder, doch grotere,
machines en minder arbeidskrachten. Indien er investeringen gedaan dienen te
worden zal dit alleen in onderling overleg plaats moeten kunnen vinden, opdat
men later niet tot de conclusie komt, dat door o.a. fusies of wat dan ook op
bepaalde plaatsen in gebouwen e.d., investeringen zijn gedaan die niet meer mee
kunnen. Men zal dan ook zo verstandig worden en de bereidheid tonen om de
afzet gezamenlijk te regelen meent men.
Zijn, zo vragen sommige afdelingen zich af, de hinderpalen om tot fusies te
komen niet de vele besturen, commissies en directeuren van de diverse coöpe
raties? Indien dit zo is, dienen deze niet eerst doordrongen te worden van de
noodzaak. Zien zij niet te veel het kleine, dus hun eigen werkgebied en hun eigen
belang? Een ding mag men bij een verdere samenwerking nooit vergeten. Geef
de leden voorlichting over het hoe, het waarom ,de achtergronden van heel de
zaak. Hieraan kan nooit te veel aandacht worden besteed. Altijd zal men er voor
zorg moeten dragen, dat het contact lid - bestuur - directie gehandhaafd blijft
en dat de ondernemer inspraak blijft houden. Wat de veilingen betreft, stelt men
dat alles via één veiling moet worden verkocht .Op het eiland Tholen wat de
aardappelen en uien betreft, in heel Zeeland wat het fruit betreft. De bestaande
leverplaatsen dienen echter zeker in de eerstkomende jaren nog gehandhaafd te
blijven om onnodige vervoerskosten te voorkomen. Men zal hierdoor een kosten
besparing krijgen en het aanbod zal groter zijn wat voor boer en kopers voor
delen op zal leveren.
Door verdere samenwerking zou bereikt kunnen worden:
a. Een beter afzetpatroon
b. Verlaging van de exploitatiekosten
c. Een slagvaardiger beleid.
Geadviseerd werd aan diegenen die aan deze samenwerking hun beste krachten
geven: „Wees waakzaam, werk doordacht en met overleg".
Vraag IV
Ziet U perspectieven in de contractteelt. Zo ja, waarom
bestaat er dan zo weinig belangstelling? Aan welke voor
waarden moet bij de contractteelt naar Uw mening worden
voldaan? Zo neen, waarom ziet U in contractteelt geen
perspectief? Motiveer Uw antwoord.
f""^ IEGENEN, die deze vraag redelijk of matig beantwoordden, hadden hiervoor
de volgende argumenten:
a. De afzetorganisaties moeten oppassen, dat ze niet te duur gaan werken.
b. Het accent wordt te veel gelegd op de verwerking, de opslag en de handel.
c. Het accent dient meer te worden gelegd op een gezamenlijk afzetbeleid.
d. Afzetorgjnisaties (coöperaties) zijn nog wel eens te veel eikaars concurrenten.
e. De afzet van de produkten zal meer moeten worden gecentraliseerd, zodat de
markt kan worden beïnvloed.
f. De coöperatie komt wel eens te ver af te staan van de boer. Goede en meer
voorlichting zoals bij de Suikerunie over het hoe en waarom en de achter
gronden zou op zijn plaats zijn.
g. Kan zo werd vragenderwijs gesteld, er niet meer samenwerking komen tussen
de coöperatie en de vrije handel.
Diegenen die deze vraag met goed beantwoordden, vonden dat de producenten
nog veel meer achter hun afzetorganisaties moesten staan dan nu het geval is.
Men zal de nodige discipline hiervoor moeten opbrengen, zo stelt men. Moeten
we niet meer lering trekken uit de suikerindustrie. Daar heeft men van begin af
aan van de boer discipline geëist.
C"EN verdere samenwerking op het gebied van de afzet vond het overgrote deel
van de afdelingen een gebiedende eis. De volgende argumenten werden hier
voor naar voren gebracht:
a Tegenover een steeds meer gebundelde inkoop dient een gebundelde verkoop
te worden gesteld, men zal door het aanbod te bundelen, meer invloed op de
markt en dus op de prijs krijgen; dit kan alleen bereikt worden door een ver
dergaande samenwerking.
b. De vraag naar een bepaalde kwaliteit en sortering van een produkt kan in
grotere hoeveelheden centraal aangeboden worden.
c. De exportkansen zullen beter benut kunnen worden.
d. Men zal een betere marktpositie kunnen benutten.
e. Er zullen betere kontakten met de concerns (grootwinkelbedrijven) ontstaan
en betere afspraken gemaakt kunnen worden.
f. De weg producent - consument zal er door verkort worden of in ieder geval
verkort moeten worden.
g. Bij een goede samenwerkng zou men overschotten uit de markt kunnen
nemen, wat een stabielere prijs op zou leveren.
38% van de afdelingen zag perspectief in de contractteelt.
26% van de afdelingen zag hierin weinig of zeer weinig perspectief.
36% van de afdelingen zag hierin geen enkel perspectief; niet voor nu en
evenmin in de toekomst.
Diegenen, die toekomst zien in de contractteelt, begrijpen goed waarom er des
ondanks zo weinig belangstelling voor bestaat. Het teelt- en prijsrisico wordt
voor de volle 100% door de teler gedragen. Er zal zeker een weg moeten worden
gevonden om deze risico's te verdelen. Ook de inspraak van de zijde van de
boeren bij het opstellen van de kontrakten is veelal veel te gering. De contract-
telersvereniging verricht op dit gebied goed werk, maar zal nog meer inspraak
moeten krijgen bij boer en contracterende firma's. Er is ook zeer weinig bekend
over een contractteelt, hierover zal meer geschreven moeten worden. Tevens
speelt wellicht een rol. dat er weinig of geen conservenfabrieken zijn in onze
omgeving. In het verleden zijn er nogal veel teleurstellingen geweest, omdat de
kleine lettertjes niet goed werden gelezen. Wil de contractteelt toekomst hebben
dan zal aan de volgende voorwaarden dienen te worden voldaan:
Over de noodzaak om bij de afzet van de agrarische produktie tot volledige
bundeling van krachten te komen zijn alle afdelingen het roerend eens.
Maarzoals vaker het geval is, tussen theorie en praktijk blijden grote
verschillen te bestaan