Drogen van Graszaad
op het bedrjjf
Schadelijke
invloed van
chloorprofam
Op zaaizaad
ia
Samengesteld door
IBVL en PAW Wagenlngen
GEMAAIDORST GRASZAAD
SNEL NAAR DROGER
De laatste jaren worden er steeds meer gras
zaadpercelen gemaaidorst. Vooral met de raaigras-
sen en de zwenkgrassen gaat dat goed. De beemd
grassen lenen zich minder goed voor deze oogst-
methode; hierbij treden nog te grote verliezen op
in vergelijking met het zwaddorsen.
Bij het maaidorsen van graszaad moet men er
rekening mee houden dat het geoogste produkt
40 of meer vocht kan bevatten. Bij zeer gunsti
ge weersomstandigheden is dit vochtgehalte lager.
Een hoog vochtpercentage betekent dat 'het pro
dukt snel gedroogd moet worden. Immers, bij der
gelijke hoge vochtgehalten treedt reeds na korte
tijd broei op met kans op kiembeschadiging. Om
deze broei te voorkomen, dient het zaad reeds tij
dens het maaidorsen te worden afgevoerd naar
een installatie waar men door middel van venti
leren met buitenlucht de temperatuur van het
zaad laag kan houden.
TIJDELIJK CONDITIONEREN
VAN HET ZAAD
Als men het zaad alleen maar tijdelijk, bijv. en
kele dagen, wil opslaan zónder kwaliteitsverlies,
is het tijdelijk conditioneren met betrekkelijk een
voudige 'hulpmiddelen mogelijk. Men kan het zaad
losstorten op een droogvloer, bijv. van pootaard-
appelkistjes, waarover een grofmatig jutekleed is
gelegd. Ook kan men het zaad in zakken in een
tunnel zetten en lucht doorblazen. In het laatste
geval is het noodzakelijk de zakken regelmatig te
keren. Ten einde luchtlekkages te voorkomen,
moeten, de zakken goed aaneengesloten worden
neergezet en dienen de nog aanwezige openingen
tussen de zakken te worden gestopt met ledige
zakken of ander materiaal. Dit conditioneren is
alleen mogelijk indien men over een ventilator
beschikt met voldoende capaciteit, zodat er genoeg
luchtverplaatsing is om bederf te voorkomen.
Al deze maatregelen hebben ten doel kwaliteits
verlies te voorkomen. Wel moet men bedenken
dat na deze tijdelijke conditionering het zaad zo
snel mogelijk gedroogd moet worden, hetzij bij de
firma hetzij op eigen bedrijf.
DROGEN IN AARDAPPELBEWAARPLAATSEN
Het drogen, maar ook het conditioneren en be
waren van graszaad in aardappelbewaarplaatsen
is alleen mogelijk, indien geen Chloorprofam (ook
wel Cloor-IPC genoemd) als kiemremmingsmiddel
voor aardappelbewaring is gebruikt. Uit proeven
die door het IBVL en het Rijksproefstation voor
Zaadcontrole (RPvZ) zijn genomen, is nl. geble
ken dat raaigrassen die in aanraking kwamen met
Chloorprofam, een kiembeschadiging kregen. Soms
kon dit pas na 6 maanden worden geconstateerd,
nadat aanvankelijk het kiemingspercentage goed
leek te liggen.
Daar er op dit moment nog geen middelen zijn
gevonden waarmee de cellen kunnen worden
schoongemaakt, moet het gebruik van aardappel
bewaarplaatsen waarin Chloorprofan is gebruikt,
voor het dirogen van graszaad worden ontraden.
In afwachting van meer onderzoekresultaten
zullen de zelfdrogers zich moeten beperken tot het
drogen van graszaad op droogvloeren al of niet
zelf gemaakt, of tot ruimten waarin in geen geval
Chloorprofam werd gebruikt.
DE TECHNIEK
VAN HET DROGEN VAN GRASZAAD
Gezien de huidige tarieven is het zelf drogen
zeker aantrekkelijk. Maar de vraag doet zich voor
of op eigen bedrijf het drogen van zaad, bijv. op
een droogvloer of in een aardappelbewaarplaats
(zie echter de waarschuwing hierboven), is te ver
wezenlijken.
In het algemeen geldt, dat het droogproces ge
lijkmatiger en sneller verloopt naarmate de laag-
dikte van het graszaad kleiner is, de doorgeblazen
hoeveelheid lucht groter en er een geringe op
warming van de drooglucht wordt toegepast. Een
zo laag mogelijk beginvochtgehalte werkt even
eens gunstig, hetgeen met de volgende cijfers
wordt geïlustreerd: per 100 kg gedroogd zaad moet
bij een beginvochtgehalte van 30 ongeveer 26
kg water worden verdampt, terwijl bij 45 vocht
deze hoeveelheid oploopt tot 60 kg. Het spreekt
voor zichzelf dat het verdampen van meer vocht
meer tijd vraagt.
ZELFGEMAAKTE DROOGVLOER
Wanneer men niet over een aardappelbewaar-
ruimte beschikt, of indien deze in verband met
besmetting met een kiemremmingsmiddel niet is
te gebruiken, kan men op een betrekkelijk een
voudige manier een droogvloer maken. Voor dit
doel kunnen lattenroosters, pallets of pootaard-
appelbakjes worden gebruikt waarmee een vloer
wordt gelegd, eventueel afgeschermd met pakken
stro. Aan de kant, dus langs de wanden ter breed
te van ongeveer 25 cm, dient een strip van geen
lucht doorlatend materiaal te worden aangebracht,
bijv. in de vorm van smalle stukken hardboard,
teneinde luchtlekkages langs de wanden te voor
komen. De rest van de droogvloer moet met grof
jute worden bekleed en niet, zoals veel telers dit
doen, met lege jutezakken, aangezien deze te wei
nig lucht doorlaten.
De benodigde capaciteit van de ventilator is een
belangrijk gegeven. Voor de geventileerde aard-
appelbewaring gebruikt men veelal ventilatoren
met een vermogen overeenkomende met 0,6 PK
per 15 m2 vloeroppervlak. Uit onderzoek is geble
ken, dat men dergelijke ventilatoren ook voor het
drogen van graszaad kan gebruiken. Voor een
sneller en gelijkmatiger verloop van het droog
proces verdient het echter aanbeveling uit te gaan
van een vermogen van 1 PK per 15 m2 vloeropper
vlak. Een ventilator met een vermogen van 3 PK
kan dus een vloeroppervlak van 45 m2 bedienen.
Voor een concreet geval moet men het, aan de
hand van het voorgaande, berekende vermogen
steeds naar boven afronden. Gewaarschuwd wordt
tegen het gebruik van ventilatoren, die in aanra
king zijn geweest met kiemremmingsmiddelen.
VERWARMDE OF ONVERWARMDE LUCHT
Graszaad kan zowel met verwarmde als onver
warmde lucht worden gedroogd. Het is van groot
belang dat onmiddellijk nadat het graszaad op de
droogvloer is gebracht met het ventileren wordt
begonnen. Voorts geldt dat in het begin ononder
broken moet worden geventileerd. Dus dag en
nacht, ongeacht de weersomstandigheden. Dit geldt
zowel voor het ventileren met verwarmde als on
verwarmde lucht. Het opwarmen van de droog
lucht kan vanaf het begin van het drogen worden
toegepast. Bij zéér hoge vochtgehalten (boven
40 kan men echter beter gedurende de eerste
24 uur nog geen verwarming gebruiken, omdat
anders het droogproces zeer ongelijkmatig ver
loopt en snel een ondoorlatende laag (koekvor-
ming) kan optreden, met grote kans op bederf
van de bovenlaag.
Onder alle omstandigheden dient het drogende
zaad regelmatig te worden omgezet om het vor
men van een koek tegen te gaan en om het drogen
sneller te laten verlopen. Dit omzetten moet zeer
grondig worden uitgevoerd, zodanig dat de gehele
laag wordt omgezet. Het luchtig omroeren in de
bovenlaag heeft geen enkel effect.
Bij het drogen met onverwarmde lucht bereikt
men onder gunstige weersomstandigheden een
eindvochtgehalte van 1314 Tijdens vochtig
weer aan het eind van het droogproces, is het zeer
moeilijk zo ver te komen en kan men beter' onder
die omstandigheden gebruik maken van een ge
ringe opwarming, waarbij een verhoging van de
temperatuur van de drooglucht met 2 3° C reeds
voldoende is. Tevens geldt voor het drogen met
onverwarmde lucht dat men het ononderbroken
ventileren kan beëindigen wanneer het graszaad
gemiddeld 17 a 18 vocht bevat. Men kan dan
volstaan met het ventileren overdag tijdens guns
tig weer. Onder alle omstandigheden blijft een
regelmatige controle van het zaad geboden (tem
peratuur).
Het benodigde oppervlak van de droogvloer kan
worden afgeleid uit de te verwachten opbrengst
aan droog graszaad en het gegeven dat zaad met
12 vocht ca. 240 kg per m3 weegt. Rekening
houdende met de gegevens uit onderstaande tabel
kan men de grootte van de droogvloer bepalen.
Tabel voor het bepalen van de laagdikte bij het
drogen van graszaad in verband met het begin
vochtgehalte en de opwarming van de drooglucht
Opwarming Beginvocht- Laagdikte
drooglucht gehalte cm
°C
0 20 75
0 meer dan 20 60
7 20 60
7 meer dan 20 50
12 20 60
12 25—30 50
12 35 45
12 40 40
12 45 35
De maximaal toelaatbare opwarming bedraagt
12° C. Voor alle gevallen geldt dat de temperatuur
van de drooglucht in verband met behoud van de
kiemkracht niet boven 30° C mag komen.
Voorbeelden
Geschatte opbrengst aan droog, vuil zaad 2800
kg. Verwacht wordt dat het zaad gemiddeld met
40 vocht wordt geoogst. Bij een opwarming van
de drooglucht met 7° C is de maximum toegestane
laagdikte 50 cm. Men berekent eerst het aantal
kubieke meters zaad: 2800 240 ca. 12 m3. Voor
een 50 cm laag betekent dit een vloeroppervlak
van 24 m2. Gaat men uit van een ventilatorcapaci
teit van 0,6 PK per 15 m2, dan dient in dit geval
een ventilator van 24 x 0,6 is afgerond 1 PK te
15
worden gebruikt.
Het is moeilijk om in kort bestek uiteen te zet
ten op welke manier de benodigde capaciteit van
een luchtverhitter kan worden berekend. Controle
op de temperatuur van de aangezogen buitenlucht
en van de opgewarmde drooglucht is voor de prak
tijk het eenvoudigste middel om na te gaan of de
verwarming niet te hoog is.
Omtrent de te verwachten droogtijden nog het
volgende, waarbij we volstaan met enkele voor
beelden
Rekening houdende met de in de tabel aange
geven waarden bedraagt de droogtijd voor zaad
met 45 vocht, zonder verwarming en bij ge
bruik van 0,6 PK/15 m2 naar schatting 20 dagen,
hetgeen zeer lang is. Door een grotere ventilatie-
capaciteit (1 PK/15 m2) wordt de droogduur te
ruggebracht tot ca. 12 dagen. Een ventilator met
nog grotere capaciteit verlaagt de droogduur even
eens. Een opwarming van de lucht met 7° C heeft
bij het toepassen van 0,6 PK/15 m2 een droogtijd
van ca. 6 dagen als gevolg en voor 1 PK/15 m2
geldt dan een droogtijd van 4 dagen. Wel zakt de
laagdikte bij het gebruik van verwarming en dit
impliceert dat er meer vloeroppervlak nodig is
voor eenzelfde hoeveelheid te drogen zaad.
(CHLOOR I.P.C. OF
MENGSEL VAN CHLOOR I.P.C. EN LP.C.
LB.VJL
NAK.
PA.W.
RP.V.Z.
Wageningen
|N de laatste jaren, maar vooral in het afgelopen
seizoen ontving 't Rijksproefstation voor Zaad
controle een groot aantal monsters van zaaizaad
partijen, die een slechte kiemkracht vertoonden, door
dat ze gedroogd en/of opgeslagen waren in aard
appelbewaarplaatsen, waarin Chloorprofam (kiem
remmingsmiddel) was gebruikt, en die bij uitzaai
tot een volslagen misgewas aanleiding gaven.
De zaadsoorten, waarbij dit verschijnsel tot nu toe
geconstateerd werd waren gerst, haver en a1#? soor
ten raaigras.
Het is gebleken dat:
1. het Chloorprofam gedurende lange tijd zijn scha
delijke werking in de bewaarplaats behoudt,
bovendien bij een herhaalde toediening van het
gas de concentratie verhoogd wordt en de schade
lijke werking versterkt;
2. niet alleen in de gegaste cellen deze schadelijke
werking optreedt, maar ten gevolge van lekken
ook in de niet gegaste cellen en dat zelfs in de
gehele ruimte, waarin de cellen geplaatst zijn,
risico's gelopen worden;
3. er nog geen doeltreffende methode bestaat om
de schadelijke werking op te heffen (ook het
schoonmaken met een soda-oplossing geeft onvol
doende zekerheid);
4. de schadelijke werking soms niet onmiddellijk te
constateren valt, maar zich pas manifesteert, na^
dat het zaad enkele maanden bewaard werd, ook
indien zulks geschiedde in een niet met Chloor
profam besmette ruimte.
Alle genoemde bezwaren gelden in principe ook bij
het gebruik van Chloorprofam in poedervorm.
Verwacht wordt, dat menging van besmette parv
tijen met niet besmette partijen zal resulteren in een
kiemkrachtsachteruitgang, ook van de niet besmette
partij.
Wij ontraden daarom ten sterkste om zaaizaad*
partijen, van welke soort ook, te drogen of op te
slaan( tijdelijk, of voor langere tijd) in ruimten, die
met Chloorprofam besmet kunnen zijn. Wij waar-?
schuwen ernstig tegen de financiële gevolgen, welke
het toch gebruiken van deze ruimten voor zaaizaden
met zich mee kan brengen. Immers de kwaliteits*
achteruitgang van het zaad door bovengenoemde oor*
zaak kan na deze waarschuwing beschouwd worden
als een gevolg van grove onachtzaamheid, waardoor
bij een eventueel rechtsgeding de financiële aan*
sprakelijkheid een veelvoud kan bedragen van de
waarde van het zaad.