Grond ontsmetting en N bedrijfs economie 10 p.:R 1 januari 1973 ondergaat de wet op de bestrijding van de aardappelmoeheid een wijziging. Na die datum zal het niet mogelijk zijn op een perceel, waarop in de voorafgaande drie jaren aardappelen, bloembollen en/of boomkweke- rijprodukten zijn geteeld, aardappelen te verbou wen, tenzij: a. de grond wordt ontsmet. b. gebruik wordt gemaakt van resistente rassen. Onder resistente rassen dient te worden verstaan de rassen, die resistent zijn tegen het A-type van het aardappelcystenaaltje. Deze rassen zijn niet resistent tegen het type B, C of D. Door toepassing van grondontsmetting mag de roulatie van het bouwplan worden vernauwd tot 1 op 3. Voorwaarde is, dat elk gewas aardappelen wordt voorafgegaan door een grondontsmetting. Dus: aardappelen in 1975 betekent in een derge lijk bouwplan: grondontsmetting in het najaar van 1974, 1973 en 1972. Hierbij dient eveneens nog te worden opgemerkt, dat een grondontsmetting de meeste kans van slagen heeft tussen 15 september en 5 oktober. Als er bieten worden verbouwd, zal op dat perceel grondontsmetting veelal niet moge lijk zijn. De afzetmogelijkheden van resistente rassen in de konsumptiesektor is zeer gering. Bij de poot- goedteelt ligt dit beter. Als er resistente rassen in het bouwplan worden opgenomen, dan kan de roulatie 1 op 3 worden verwezenlijkt zonder toe passing van grondontsmetting. Voorwaarde is dan, dat of altijd resistente rassen worden verbouwd, of dat afwisselend een resistent en een vatbaar ras worden geteeld. |_OS van de technische mogelijkheden van de grondontsmetting als ook van de afzetproble- men, dient er ook op bedrijfsekonomisch terrein een berekening inzake de rentabiliteit te worden gemaakt. Uitgaande van de gegevens vermeld in tabel 1 is een vergelijking gemaakt tussen een zestal bouwplan nen weergegeven in tabel 2. Met deze gegevens is voor elk plan het totale be- drijfssaldo berekend: Bouwplan 1. 98.670, 2. 88.670,— 3. 93.600.— 4. 98.670,— 5. 94.870,— 6. ƒ91.080 HET BOUWPLAN 1 geeft ongeveer aan tot hoe ver men thans kan gaan voor wat betreft de aard appelen en durft te gaan met suikerbieten: 25 Dit bouwplan, dat door zijn intensieve opzet een hoog totaal saldo geeft 98.670,—) zal als vergelijkings basis worden gebruikt bij de beoordeling van die alter natieve plannen. HET BOUWPLAN 11 onderscheidt zich in zijn sa menstelling niet van 1. Uitgangspunt is hierbij: Na 1972 moet hetzelfde (met niet tegen aardappelmoe heid resistente rassen) worden verwezenlijkt. Dit im pliceert grondontsmetting. Per jaar zal 20 ha moeten worden behandeld, hetgeen een kostenverhoging van 10.000,betekent. Aan de opbrengstenkant is geen verandering te konstateren, waardoor het totale saldo derhalve daalt met 10.000,tot 88.670, BIJ BOUWPLAN 3 is gesteld, dat ook de suiker bieten kunnen profiteren van grondontsmetting en dat dit gewas daardoor tot 1/:$ van het areaal mag worden uitgebreid. Ten opzichte van bouwplan 1 daalt het totale saldo met 5.000,Het positieve verschil in saldo tussen suikerbieten en wintertarwe, alsmede de saldoverhoging ten gevolge van de ver vanging van luzerne door uien is dus bij lange na niet voldoende om de kosten van grondontsmetting te kompenseren. HET BOUWPLAN 4 is volledig gelijk aan 1. Uit gangspunt is hierbij, dat de helft van het aardappel areaal is ingeplant met resistente rassen. (Geen ont smetting nodig). Het saldo voor de aardappelen is, om wille van de eenvoud, gelijk gehouden. Bij de pootgoedteelt van resistente rassen zal de prijs per kg uiteraard aanzienlijk hoger moeten zijn om het verlies aan kilo's en de extra, niet begrote kosten ten gevolge van die teelt te kompenseren. Grote ver schillen in saldo zijn echter niet te verwachten. Om deze redenen en aannames is het bedrijfssaldo van 4 gelijk aan dat van 1. De grondgedachte bij bouwplan 5 is geweest: Grondontsmetting is niets voor mij, maar ik ga zo ver als mogelijk is. Aardappelen en suikerbieten ma ken elk voor een kwart deel uit van dit bouwplan. Ten opzichte van bouwplan 1 zakt het totale saldo met ƒ3.800,Het is echter nog altijd hoger dan dat van bouwplan 2. Het is zelfs nog beter dan het saldo van bouwplan 3, waarin de gedachte, dat ook suikerbieten door grondontsmetting in een roulatie van 1 op 3 mochten worden gebracht, is gerealiseerd. BOUWPLAN 6 is extensiever dan alle voorgaande. De grens van de aardappelen en suikerbieten is ge legd bij 20 van het areaal. De keuze van dit bouw plan is echter niet willekeurig. De populatie van de cysten is namelijk na 4 jaar geen aardappelen te heb ben verbouwd (vatbare rasöen) ongeveer even hoog als die in het bouwplan 2, waarin van vatbare ras sen en grondontsmetting in een vruchtopvolging 1 op 3 is uitgegaan, mits die grondontsmetting goed is geslaagd en een dodingspercentage van 80 is verkregen. Het bedrijfssaldo van dit plan verschilt in positieve zin 2.500,— met dat van plan 2. Ten opzichte van plan 5 is het totale saldo 3.800,— lager geworden. Er dient echter wel rekening te worden gehouden met het risico van uitbreiding van de cystenpopula- tie bij een roulatie van 1 op 4 zonder grondontsmet- ting. De roulatie 1 op 4 lijkt gevaarlijker, dan die, waarop het bouwplan 2 is gebaseerd en is gevaar lijker, dan die, waarop bouwplan 6 is gebaseerd. |N het voorgaande is enkel een vergelijking tus» sen de saldi gegeven. Het is echter duidelijk, dat er veel meer faktoren bij de keuze van bef bouwplan een rol spelen. Enkele van de belangrijkste zullen hierna worden genoemd, zonder er diep op in te gaan. 1. De arbeidsbehoefte. Bij doorvoering van een zeer intensief plan kan het nodig zijn extra arbeid aan te moeten trekken. 2. De werktuigen. Als een zeer intensief bouwplan wordt verwezen^ lijkt kan de basisinventaris of een deel daarvan moeten worden vervangen door werktuigen met een grotere capaciteit. (Transport b.v.) 3. De ontsmetting. Een van de voorwaarden om de ontsmetting goed te laten verlopen is, dat de grond in het najaar GRONDONTSMETTING BIJDRAGEN UIT HET O.- EN S.-FONDS VOOR GRONDONTSMETTING Het bestuur van dè Stichting Ontwikke- lings- en Saneringsfonds voor de Landbouw heeft een bijdrageregeling getroffen ter be vordering van de ontwikkeling van de grond ontsmetting in het kader van het nieuwe be leid ter voorkoming en bestrijding van de aardappelmoeheid. Gedurende drie jaar kan voor de grond ontsmetting, voor het onderzoek van grond monsters en voor de aanschaf van injecteu- ren een bijdrage worden verleend ten bedrage van respectievelijk f 250,per ha, f 10,—* per monster en f 2550,voor een tand- of schaarinjecteur, dan wel f 550,voor een ploeginjecteur. Aanvragen kunnen worden ingediend bij de hoofdingenieur-directeuren van de agrarische bedrijfsontwikkeling (rijkslandbouwvoorlich ting (Landbouwcentrum te Goes). De aan- vrage-mogelijkheid wordt beperkt tot 550 ha per jaar MHMnMni MMSm fgJïS'Si'x Voor grondontsmetten kunnen in principe twee typen machines onderscheiden worden; nl. die het grondontsmettingsmid- del gelijktijdig met het ploegen in de grond brengen dan wel die messen (kouters of tanden) door de grond trekken. ïr. 3 A. H< R L.VJ> G<

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsch landbouwblad ... ZLM land- en tuinbouwblad | 1969 | | pagina 10