Enig commentaar op de Brusselse besluiten LANDBOUWSCHAP VAN HET Raad van Ministers heeft enkele voor de akkerbouw belangrijke besluiten genomen in haar laatste vergadering van 21 en 22 april, die te Luxemburg gehouden werd. Dat alleen al is lang zamerhand iets bijzonders, want de besluiteloos heid en het verschuiven van beslissingen naar latere datum dreigt regel te worden. Wanneer men bedenkt, dat in alle gemeenschappelijke reglemen ten voor granen en suikerbieten, voor melk en rund vee staat, dat ieder jaar vóór 1 augustus de Raad de prijzen moet vaststellen, dan zou een oninge wijde kunnen verwachten, dat de thans genomen besluiten inzake de prijzen voor granen, suiker en rijst gelden voor de oogst 1970, maar zij slaan op de oogst 1969 en voor de melk is zelfs helemaal nog geen besluit genomen. INMIDDELS heeft men in de pers kunnen lezen, 1 dat de tarweprijzen (richt en interventieprijs) gelijk blijven. De kleine verlaging, die de Europese Commissie voor de interventieprijs had voorgesteld, is niet aanvaard. Ook voor de suiker en de suiker bieten verandert er niets noemenswaards. Ook voor dit produkt kreeg de heer Mansholt zijn zin niet, want hij had een niet onbelangrijke verlaging in zijn voorstellen opgenomen. Voor de gerst en de mais wordt de richtprijs met 36 hele centen per 100 kg en de interventieprijs met 18 hele centen per 100 kg verhoogd. De drempel- prijs, dat is de prijs waar beneden geen buitenland se voedergranen binnen komen en waarop dus de heffingen zijn gebaseerd, wordt met eenzelfde be drag als de richtprijs verhoogd. Door deze beslissing is het verschil in prijs tus sen de tarwe en de voedergranen iets verminderd. Op zich zelve een juist beleid, al blijven de getallen ver achter bij wat de georganiseerde landbouw had verlangd. Wij willen twee opmerkingen over deze besluiten maken. Allereerst delen wij de teleurstelling van Mr. J. F. G. SCHLINGEMANN het Landbouwschap, dat terecht wees op de onbe vredigende gang van zaken, waarbij de hogere kos ten van de boeren in het geheel niet meer doorbe rekend worden. beslissing van de Raad van Ministers is zui ver een politiek handige klap geweest en heeft met de oorspronkelijke doelstellingen van het Verdrag van Rome en de, na het inwerking treden, gehouden conferentie van Stresa niet veel meer te maken, want daar is wel degelijk, ook door de heer Mansholt gesproken over redelijke prijzen en een redelijk inkomen van het goed geleide familiebe drijf. De tweede opmerking lijkt ietwat in strijd met de eerste, maar is het toch niet. Wel degelijk hebben de landbouworganisaties en ook het C.O.P.A., onze Brusselse overkoepelende E.E.G.-landbouworgani- satie, behoorlijke invloed uitgeoefend op het besluit van de Ministerraad. Immers de prijzen zijn niet verlaagd en dit is geheel tegen de zin en de wil geweest van de heer Mansholt, die immers namens de Europese Commissie over de gehele linie lagere prijzen voor de akkerbouwprodukten had voorge steld. Geconstateerd kan worden, dat hij hierover ont stemd is, maar dat is ten opzichte van de ontstem ming van de boerenstand niet zo erg. Hij is van mening, dat de Raad van Ministers de grote land bouwproblemen niet dichter tot een oplossing heeft gebracht. Maar het is nooit te verwachten geweest, dat de vergaande en zeer ingrijpende voorstellen tot hervorming van de Europese landbouwstruktuur nu al door de Raad van Ministers behandeld zouden kunnen worden. OVERIGENS mag de georganiseerde landbouw wel in het bijzonder aandacht besteden aan de prijsvaststelling in de komende jaren, want de heer Mansholt heeft wat dat betreft zjjn mening nu reeds -vastgelegd in punt 57 van zijn Plan, waar duidelijk staat, dat voor die produkten, waarvan overschotten zijn, geen prijsverhoging kan plaats vinden en misschien alleen nog wat gedaan kan worden voor die produkten waarvan de vraag het aanbod overtreffen zal. In een gesprek van het Be stuur van het C.O.P.A. met hem bevestigde hij die stelling nog eens nadrukkelijk, waarop voorzitter Deleau hem terecht voor de voeten wierp, dat er dan met hem geen discussie over dit onderwerp meer mogelijk was. Bovendien verweet het C.O. P.A. de heer Mansholt zich zelf niet aan zijn eigen opvattingen te hebben gehouden, want hij 'had im mers voor het oogstjaar 1969/1970 lagere prijzen voor tarwe, gerst en suikerbieten voorgesteld. In een vrij heftige discussie hield het Nederland se lid van de Europese Commissie cïe vertegen woordigers van de georganiseerde landbouw voor dat de verwezenlijking van zijn plan de enige mo gelijkheid voor de Europese landbouw is. terwijl omgekeerd de heer Mansholt werd voorgehouden, dat een dergelijke realisering van de enorme en kostbare struktuurhervormingen jaren zou duren en dat in die tussentijd de kosten stijgen en de boe ren niet aan hun lot mogen worden overgelaten. Wij vermelden dit alles wat uitgebreid, omdat hiermede weer is aangetoond, dat de ver schillen in opvatting tussen de heer Mansholt en de boeren toenemen en zich toespitsen, naarmate de moeiijkheden in het prijs- en marktbeleid groter worden. Hetzelfde verschijnsel speelde zich jaren geleden af in ons eigen land, toen hij hier nog mi nister was. Wij menen duidelijk te moeten stellen, zoals w(j het toen ook deden, dat struktuurverbetering drin gend gewenst is en dat de georganiseerde landbouw de pogingen daartoe ook moet ondersteunen, maar dat de maatregelen die er op dit gebied getroffen worden, niet in de plaats van een prijs- en markt beleid mogen komen. Deze stelregel, die door de organisaties zowel in Nederland als in de andere E.E.G.-landen onderschreven wordt, geldt te meer in het verband van deze E.E.G., omdat de obstakels om tot een goed en evenwichtig struktuurbeleid te komen, er veel groter zijn, dan in de landen afzon derlijk en het alleen al daarom zeker veel langer duurt voor er resultaten te verwachten zijn. Ook kan men in internationaal verband riet het spel spelen van alles of niets, zoals thans door de heer Mansholt gedaan wordt, daar de kans op het niets veel groter is dan in internationaal verband, waar de gehele positie van een regering inzet van het spel kan zijn. Juist daarom zal men met de nodige takt te werk moeten gaan, wil de landbouw in onze zes landen werkelijk de struktuurverbetering ondergaan, die nodig is en daarbij tevens zijn deel van de welvaart ontvangen. VERONTRUST OVER POSITIE COÖPERATIE IN WETSONTWERP VENNOOTSCHAPSBELASTING Het heeft het Landbouwschap bijzonder getrof fen dat een fiscaal systeem dat meer dan 25 jaren heeft gewerkt zonder ongewenste verschuivingen van betekenis tussen de verschillende vormen van ondernemingen in het leven te roepen, thans wordt terzijde geschoven zonder dat daarbij enig belang wordt toegekend aan de schade die de internatio nale concurrentiepositie van de landbouw hiervan ondervindt. Evenmin wordt er rekening mee ge houden dat de harmonisatie in E. E. G.-verband bemoeilijkt wordt en dat de ingewikkeldheid van het belastingsysteem aanzienlijk wordt vergroot. Dit schrijft het Landbouwschap naar aanleiding van de Nadere Memorie van Antwoord inzake het ontwerp op de Vennootschapsbelasting 1960 aan de leden van de Tweede Kamer. Het Landbouwschap is ernstig bezorgd over het standpunt dat de bewindslieden van Financiën in nemen ten aanzien van de fiscale positie van de coöperatie. In feite toch is vooral de landbouw op deze vorm van samenwerking aangewezen. In deze brief wordt als motivering onder meer genoemd dat volgens het wetsontwerp uitbetaling boven „de marktprijs" tot belastbare winst leidt doch uitbetaling beneden die priis niet tot verlies. Nog verontrustender wordt geacht de wijze waar op in het wetsontwerp het financieren van de coöperatie met geleend geld wordt afgestraft. On der bepaalde omstandigheden wordt alleen bij coöperaties en daarmee gelijkgestelde lichamen en niet bij naaHiloze vennootschappen geleend geld als kapitaal bestempeld, met als gevolg dat de ter zake betaalde rente fiscaal niet aftrekbaar is. Het Landbouwschap verzoekt de Kamerleden re kening te houden met de principiële en praktische bezwaren die tegen het wetsontwerp zijn aange voerd. ONTSTEMD OVER E. E. G.-BESLISSING AKKERBOUWPRI1ZEN De beslissingen van de Raad van Ministers in zake de nieuwe prijzen voor akkerbouwprodukten lossen naar de mening van het dagelijks bestuur van het Landbouwschap geen enkel wezenlijk land bouwprobleem van de E. E. G. op. Het tijdstip waar op deze beslissingen zijn genomen betekent, dat de producenten er met het opstellen van het bouw plan geen rekening mee hebben kunnen houden. Het is dan ook de vraag, of de verlaging van de totale gegarandeerde hoeveelheid suiker van 6,6 tot 6,35 miljoen ton rechtmatig is. Het Landbouw schap had aan minister Lardinois voorgesteld zo wel de bietenprijs als de regeling ongewijzigd te handhaven. Voor de granen had het Landbouwschap, nadat hierover ook in de COPA overeenstemming was bereikt, bij ministef- Lardinois een zeer matige prijsverhoging verdedigd n.l. van 2 voor tarwe en 4 voor gerst. De Raad heeft nu besloten de richtprijzen voor mais en gerst met 36 cent per 100 kg te verhogen en de interventieprijs van gerst met 18 cent per 100 kg. Door dit magere resultaat van het zeer langdurige prijsoverleg wordt de prijs- afstand tussen tarwe en voedergranen nauwelijks verkleind, zodat hieruit ook geen beter markteven wicht is te verwachten. De beslissing van de Raad van Ministers om de pry zen praktisch op het niveau van het vorig jaar te handhaven betekent vooral voor de Nederlandse akkerbouwers dat de voortgaande kostenstijgingen vrijwel niet worden gecompenseerd, en dat hun in komenspositie verder wordt aangetast. Het is daar om des te meer te betreuren, dat nog geen beslis sing kon worden genomen inzake een gemeen schappelijk beleid voor de prijsvorming van pro dukten zoals vlas, graszaad en lucerne. Het Land bouwschap blijft de totstandkoming van bevredi gende regelingen voor deze produkten met kracht verdedigen. HANDHAVING INVESTERINGSAFTREK In een brief aan de minister-president wijst het Landbouwschap erop, dat de schorsing van de in vesteringsaftrek in het kader van de maatregelen ter beteugeling van de prijsstijgingen, ongemoti veerd is voor de land- en tuinbouw. Ofschoon de voeding een derde deel uitmaakt van de gemid delde gezinsconsumptie is deze sector slechts ver antwoordelijk voor een vijfde van de prijsstijgin gen in de laatste maanden. De producentenprijzen in de agrarische sector zijn bovendien nog minder gestegen dan de prijzen voor de consument en voor granen zelfs gedaald. Het Landbouwschap verzoekt dan ook om voor de land- en tuinbouw evenals voor de scheepsbouw en de luchtvaart de investeringsaftrek te handha ven, want vanuit de landbouw valt zeker geen oververhitting van de conjunctuur te duchten. Het Landbouwschap is geen voorstander van tijdelijke consumentensubsidies. Na afloop van de subsidie periode voeren deze tot sterke prijsstijgingen. In dien toch zou worden besloten tot een consumen tensubsidie op bijvoorbeeld melk en brood, dan zou deze beperkt moeten blijven tot het bedrag van de noodzakelijkste prijsstijgingen zodat de con sument dezelfde prijs blijft betalen als thans. Gepleit wordt voor een verlaging van de accijns op suiker, omdat deze accijns in vergelijking met de andere E. E. G.-landen zeer hog is. In Neder land bedraagt de accijns 19,per 100 kg en in de E. E. G. gemiddeld 8,40. Overigens is het Landbouwschap van mening dat de huidige prijsontwikkeling reden is om bij zondere maatregelen te nemen ten behoeve van de sociaal zwakkere groeperingen, zowel van zelf standigen als van loontrekkenden. Gedacht kan worden aan een verlaging van de premie voor de A. O. W. voor degenen met een inkomen beneden een bepaalde grens. Deze verlaging zal uiteraard onmiddellijk tot een inkomensverruiming van de betrokkenen moeten leiden. Verder zou gedacht kunnen worden aan verhoging van de kinderbij slag en aan het optrekken van de inkomensgrens voor hen die vallen onder de kinderbijslagwet voor kleine zelfstandigen. Deze maatregelen zullen van zelfsprekend niet met een premieverhoging ge paard mogen gaan. Tenslotte wordt er op aangedrongen in de toe komst over te nemen prijsmaatregelen gehoord te worden door de betrokken bewindslieden.

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsch landbouwblad ... ZLM land- en tuinbouwblad | 1969 | | pagina 5