Vanaf een gewaslengte van 5 cm kan dinoseb
(DNBP) toegepast worden. In een droge periode
en bij zwaardere grond moet de hoeveelheid mid
del worden opgevoerd. Vóór het spuiten niet
eggen.
Mocht beschadiging van vroege akkerthrios of
bladrandkever optreden, dan is een bespuiting
gauw rendabel. De mogelijkheid bestaat dat in het
laatst van de maand mei reeds een bespuiting met
DDT tegen de erwtegalmug (knopmade) moet
worden uitgevoerd. Of men al of niet zal spuiten
dient van geval tot geval bekeken te worden aan
de hand van ervaringen in vorige jaren. Als men
besluit tot bestrijden dan ook op tijd en twee keer.
En de juiste tijd is: de eerste keer minstens 6 da
gen voor de bloei; de tweede keer een kleine week
later.
VLAS
De onkruidbestrijding na opkomst is afhankelijk
van de gewaslengte en de weersgesteldheid.
Het is gewenst om tijdig te spuiten, bij 4 a 5
cm is beter dan bij 8 cm lengte. De kans op schade
wordt groter.
MIDDELEN
3. Na-DNOC voor zaadonkruiden en met name
zwaluwtong;
2. MCPA tegen distels en/of witte krodde en
melde-soorten;
3. een mengsel van Na-DNOC MCPA; wanneer
beide groepen van onkruiden voorkomen.
Rode klaver als ondervrucht is iets beter be
stand tegen de bespuitingen dan witte klaver en
luzerne.
STAMBONEN
De eerste helft van mei is de meest geschikte
tijd om de bonen te zaaien. Het zaaizaad dient ont
smet te worden tegen bodemschimmels en ook
behandeld tegen de made van de bonevlieg. Het
middel hiervoor is AAtifon, dat tegen beide werk
zaam is.
Tegen het onkruid kan men het beste de lang-
werkende bodemherbiciden gebruiken; op zwaar
dere grond Aresin of linuron; op lichtere gronden
Ivorin.
Als men het gebruik van bodemherbieiden te
riskant vindt, kan men kleurstoffen toepassen.
Vóór opkomst DNOC, na opkomst Ivosit of dino
seb.
WINTERTARWE
De wintertarwe is tot nu toe wat traag in zijn
ontwikkeling. In gevallen waarin -op percelen veel
muur, kamille, perzikkruid of varkensgras voor
komt, zou nog met een groeistofmengsel gespoten
kunnen worden; let echter wel op de gewaslengte
(beneden de 20 cm doen ze de minste schade). De
drievoedige kombinaties zijn over het algemeen
het meest veilig voor het gewas.
Voor de toepassing van het halmverstevigings-
middel CCC bestaat bij de praktijk een toenemen
de belangstelling. Niet alleen op tarwe die te
zwaar dreigt te worden iets wat bovendien
moeilijk is te voorspellen maar ook op tarwe
die een normale gift stikstof heeft ontvangen.
Voor een bewuste toepassing van CCC, dus als
regel, is meer te zeggen dan het hanteren van
deze behandeling als noodrem. Vaak is het dan te
laat voor het optimale resultaat.
Bespuiting met CCC is mogelijk bij een gewas
hoogte van 20 tot 40 cm, hetgeen overeen
komt met de stadia 5 t/m 7 van de Feekesschaal.
Voor wintertarwe kan met a 3 liter CCC een
goed resultaat worden bereikt en voor zomertar-
we met 1,251,5 liter per ha.
Wanneer CCC wordt toegepast op tarwe die be
stemd is voor zaaizaadteelt, dan geldt voor win
tertarwe 2—2,5 liter en voor zomertarwe 1 a 1,25
liter CCC per ha. Bovendien moet in deze gevallen
in het vroege stadium gespoten worden. Het is
zaak dat de bespuitingen met zorg worden uitge
voerd, zeker bij tarwe bestemd voor zaaizaaddoel
einden. Overdosering moet voorkomen worden.
Een goede hoogte van de spuitboom en spuiten
bij weinig of geen wind zijn belangrijke voor
waarden voor een goed resultaat.
Mengen van CCC met MCPA is mogelijk, maar
de vroege toepassing van CCC komt hiervoor niet
in aanmerking. Ook kan CCC gemengd met ureum
worden gespoten. Bij een (over)bemesting met
stikstof in stadium 7 moet echter de voorkeur
worden gegeven aan kalksalpeter boven ureum.
HAVER
De teelt van haver heeft zich flink uitgebreid.
Voor onkruidbestrijding is DNOC hierin uitste
kend te gebruiken. Op percelen waar ook duist en
windhalm voorkomt, verdient kalkstikstof (ook
in korrelvorm beschikbaar) de voorkeur tegen
250275 kg ha in het 3-bladstadium van de haver.
Waar men liever geen DNOC gebruikt tegen het
zaadonkruid kan ook ioxynil plus MCPA of MCPP
aangewend worden. Tegen klein hoefblad wordt
het mengsel MCPA/MCPP aangeraden, eventueel
kan aan dit mengsel ioxynil worden toegevoegd.
Ook op haver is toepassing van CCC ter ver
steviging van het gewas mogelijk. Resultaten van
proeven hebben aangetoond dat een redelijke ver
steviging van de stengel is te bereiken. De haver-
stengel is echter van nature wat slapper dan die
van tarwe, zodat legering niet onder alle omstan
digheden is te voorkomen.
Zowel in 1967 als in 1968 werd in haver op het
proefbedrijf „Zeeland" een goed resultaat bereikt
met 3 liter CCC. Het cijfer voor legering was in
1968 zonder CCC 4lfz en met CCC 6%. Dit is een
gemiddelde van 6 rassen. De verkorting door CCC
bedroeg 15 cm.
Voor de praktijk lijkt toepassing van CCC op
haver goed mogelijk, in stadium 7, naar een hoe
veelheid van 3 a 4 liter per ha.
Het machinaal dunnen begint met het bepalen van de beginstancL
Alleen van goede schoffelmessen kan men
goede resultaten verwachten.
GROENBEMESTING EN KWEEK
Over de grote betekenis van een groenbemes-
tingsgewas voor de struktuur van de grond kun
nen we kort zijn. Ook dit jaar komen de voor
delen hiervan duidelijk naar voren.
Als bezwaar wordt vaak genoemd dat men dan
niet in de gelegenheid is om in de stoppel kweek
te bestrijden. Het is echter de vraag of dit juist
gezien is. In de eerste plaats is de mogelijkheid
van een mechanische bestrijding (onder de daar
voor geëigende omstandigheden) tegenwoordig,
zeker in de graanstoppels, maar zeer gering. In
de tweede plaats is de toepassing van chemische
bestrijding van kweek niet bepaald gebonden aan
de stoppel. Het is heel goed mogelijk TCA te spui
ten over de ploegsneden na het op wintervoor-
ploegen, het effekt is dan vaak zelfs beter dan op
de stoppel.
Bij aanwezigheid van kweek plus klein hoefblad
kan in een groenbemestingsgewas 3 a 4 weken
vóór het ploegen AAmitrol CTC of Weedazol TL
gespoten worden. Bij alleen kweek ook dalapon.
De bestrijding van klein hoefblad alleen, (met
2,4-D) in een grasgroenbemesting, slaagt meestal
uitstekend, dank zij het stimulerend effekt van de
stikstofbemesting. In een stoppelklaver kan even
tueel pleksgewijs een 2,4-D behandeling worden
uitgevoerd.
Al bij al heeft men dus op grond waar de orga
nische stofvoorziening in het gedrang dreigt te
komen, verschillende mógelijkheden de teelt van
een groenbemestingsgewas en de onkruidbestrij
ding te kombineren.
VEEHOUDERIJ
Alhoewel de grasgroei niet in het tempo verliep
waarin men dit graag ziet, is de weideperiode
thans toch aangebroken.
Tevens moet men weer voor het volgende ^tal-
seizoen zorgen. Bij het inkuilen kan men verschil
lende methoden toepassen.
Hopelijk hebben de melkveehouders vóór het
begin van de weideperiode reeds maatregelen ge
troffen om de gevreesde kopziekte te voorkomen,
door de laatste 2 a 3 weken op stal reeds mag-
nesiumhoudende koek te verstrekken.
Zeer belangrijk is het om op de te beweiden
percelen 30 kg gebrande magnesiet per ha te ver
stuiven, telkens vóór het inscharen en over het
dauw-natte gras. Er is dan voldoende magnesium
gegeven voor één week. Blijven ze langer dan een
week op een perceel, dan opnieuw stuiven.
Met het stuiven van gebrande magnesiet heeft
men het afgelopen jaar zeer goede ervaringen
opgedaan. Het omweidingssysteem wordt 't meest
toegepast. Om dit zo goed mogelijk te doen moet
men trachten in te scharen in gras van 1012 cm
lengte en de perceelsgrootte af te stemmen op
5 are per koe. In de praktijk is dit soms moeilijk
te realiseren. Doch een goede vakman heeft hier
mee ook de minste tegenvallers. Het inscharen in
percelen met te lang gras en het feit dat de per
ceelsgrootte niet is afgestemd op de grootte van
de veestapel, komt nog teveel voor. Dit kost gras
en melk.
Op bedrijven waar men te kampen heeft met
wormziekte bij het vee, wordt aangeraden om het
jongvee (kalveren) zo mogelijk altijd te laten
weiden op gemaaid land. Er is dan de minste kans
op besmetting. De wormlarven die zich aan het
gras vasthechten, worden met het gemaaide gras
verwijderd.