AANBEVELINGEN
9
geen perpectief meer zal hebben. De situatie zal
voor de kleine fruitbedrijven helemaal onhoud
baar worden als het technisch mogelijk wordt de
snoei- en oogst werkzaamheden te mechaniseren.
Overigens wordt niet gepleit voor „Mansholtbe-
drijven". Integendeel, men acht het „eenmansbe
drijf weliswaar vrij kwetsbaar (bij ziekte en on
geval), doch gezien vanuit de sociale positie van
de fruitteler wordt een „tweemansbedrijf" met een
omvang van 1012 ha als gunstige grootte ge
noemd.
AANBOD TE VEEL VERSNIPPERD
Vervolgens wordt ingegaan op de nadelige ge
volgen die de ongunstige bedrijfsgrootte heeft voor
de afzet, omdat vele duizenden kleine bedrijfjes
evenzo vele kleine aanvoerders betekenen. Van de
ca. 25.000 fruitproducenten in ons land wordt door
ca. 20.000 het fruit via de veiling afgezet. Van
deze 20.000 zijn er ca. 10.000 die minder fruit pro
duceren dan 20.000 kg. Deze 20.000 kg vallen nog
uiteen in een groot aantal rassen en sorteringen,
waardoor de kleine partijen nog verder worden
opgesplitst.
Dit alles leidt tot een sterk versnipperd aanbod
en hoge kosten voor de veiling en vormt een pro
bleem bij het streven naar rationalisatie en stroom
lijning van de afzet.
Nieuwe afzetmethoden zijn gewenst, met bun
deling van het aanbod, maar een te klein percen
tage van het Nederlandse fruit is geschikt voor
massadistributie (2025 terwijl velen boven
dien tegenover de pools een gereserveerde houding
aannemen.
Naar verhouding vrij veel van het goede fruit
wordt reeds buiten de veilingen verkocht. De kos
ten van verkoop via de veilingen zijn de laatste
jaren dermate gestegen dat yele grote telers met
grote uniforme partijen andere wegen zijn opge
gaan.
Verder wordt opgemerkt dat de vele kleine te
lers met een kleine aanvoer een zer grote invloed
op het beleid van de veiling uitoefenen, terwijl
de grote aanvoerders naar verhouding moeilijk aan
bod komen. Dit terwijl ze toch voor het overgrote
deel van de aanvoer zorgen.
Er is hier sprake van een steeds in betekenis
toenemende belangentegenstelling tussen enerzijds
de kleine telers, die voor hun prijsvorming af
hankelijk zijn van de veilingklok en anderzijds de
grotere telers, met grotere, meer uniforme partijen
die in sterke mate de stijging van de verkoopkos
ten ondervinden en mee daarom hun voordeel bui
tenom de veiling zoeken.
SAMENVATTING
Samenvattend komt de werkgroep tot de conclu
sie dat de positie van de Nederlandse fruitteelt op
korte en lange termijn beslist niet overmatig gunstig
is. Voor grote groepen telers en ook voor sommige
gebieden is deze positie zelfs beslist ongunstig.
In dit opzicht vertoont het beeld in ons land grote
gelijkenis met het beeld in andere E. E. G.-landen.
Een groot verschil met die landen springt echter
in het oog, namelijk de produktiebevorderende en
kostenverlagende invloed van allerlei overheids
maatregelen in die landen. Juist hierdoor zijn de
bedrijve» in die landen dikwijls financieel minder
uitgehold dan in Nederland.
De grote vraag is of de Nederlandse overheid
de levensvatbare bedrijven in de komende moei
lijke iaren de helpende hand zal willen bieden. De
werkgroep ziet het uitstippelen van hulpmaatrege
len op korte termijn als een eerste vereiste. Zonder
die hulp is een beleid op langere termijn een slag
in de lucht, omdat dan de basis voor een dergelijk
beleid ontbreekt.
Een andere vraag is of de overheid en de or
ganisatie uit het bedrijfsleven hun beleid gaan af
stemmen op de belangen van de grote groep kleine
producenten, dan wel op de vrij kleine groep be
drijven die in. de totale produktie een hoofdrol
speelt en ook uit het oogpunt van centrale aan
pak van de afzet meer mogelijkheden biedt.
Voor de „moderne" afzetmethoden zijn grote par
tijen nodig. Nieuwe koelhuis - pakstations worden
in Frankrijk met zeer forse subsidies gebouwd.
Vervolgens doet de werkgroep een aantal aanbevelingen betreffen
de de bedrijfsstructuur, kwaliteit van de produktie, afzet, concurren
tiepositie en E. E. G. en de financiering. We geven deze aanbevelingen
beknopt weer:
BEDRIJFSSTRUCTUUR
1. Het is noodzakelijk dat het aantal bedrijven sterk verminderd wordt,
terwijl anderzijds het beleid gericht zal moeten zijn op schaalver
groting en versterking van de positie van de bedrijven, groter dan
4 ha (bij gemengde bedrijven groter dan 3 ha).
2. Om hiertoe te komen wordt het gewenst geacht dat het beleid daar
op wordt afgestemd, o.a. door:
a. Een aanvullende rooipremieregeling voor bedrijven met een klei
ne oppervlakte fruit, zonder herinplant, met name gericht voor
het opruimen van kleine percelen op gemengde bedrijven.
b. Verbetering van de huidige beëindigingsregeling; speciaal gun
stiger mogelijkheden voor beëindiging van kleine, gespecialiseer
de fruitbedrijven.
c. Mogelijkheid tot kapitalisatie van de maandelijkse uitkering bij
bedrijfsbeëindiging via het O.- en S.-fonds, om hierdoor even
tueel tot verrekening van schulden te kunnen komen.
d. Uitbreiding van de bestaande rooipi'emieregeling, enerzijds door
opschuiving van de leeftijdsgrens naar boomgaarden ouder dan
10 jaar en anderzijds door verhoging van het bedrag van de pre
mie voor verjonging van de bedrijven die een voldoende omvang
hebben.
e. Voorzieningen waardoor bedrijfsvergroting en samenvoeging van
middelgrote bedrijven wordt bevorderd, b.v. door verlenen van
fiscale faciliteiten en het geven van bepaalde subsidies.
3. De voorlichting moet meer dan voorheen adspirant-planters, die
vermoedelijk toch nooit tot een economisch verantwoorde bedrijfs
grootte zullen komen, ontraden om tot inplant over te gaan.
KWALITEIT VAN DE PRODUKTIE
1. In het verleden is vaak geplant op percelen die in verband met
grond en het plaatselijke klimaat ongeschikt waren voor fruitteelt.
Dit moet in de toekomst vermeden worden; de voorlichting heeft
hierbij een belangrijke taak.
2. Nog meer dan tot nu toe moet gewezen worden op de noodzaak van
tijdige en regelmatige verjonging van de opstand.
3. Gezien de concurrentie van vroeg Zuid-Europees fruit heeft het
weinig zin om onderzoek te verrichten ter verkrijging of verbete
ring van vroege rassen.
4. De voorlichting moet er op wijzen dat Nederland in de periode half
julihalf september moeilijk mee kan komen met de buitenlandse
concurrentie, zodat inplant van vroege appel- en pererassen niet
aan te bevelen is. Bij aanplant van Golden Delicious moet er scherp
op gelet worden of klimaat en grond voor dit ras geschikt zijn; voor
grote delen van ons land moet dit ras ontraden worden.
5. Er is dringend gebrek aan een goede rode bewaarappel.
6. Ter verbetering van de bestaande produktie dient het teelttëchnisch
onderzoek op korte termijn gericht te worden op verbetering van
de kwaliteit van de hoofdrassen in de bestaande boomgaarden, o.a.
wat betreft verruwing en bruinverkleuring bij Golden, stip en zacht
worden bij Cox, enz.
7. Het onderzoek op langere termijn zal vooral gericht moeten worden
op selektie naar geschiktheid klimaat en grond per gebied en per
ras, alsmede op nieuwe teeltmethoden en plantsystemen.
8. Voor de kwaliteit van het teelttechnisch onderwijs is nauw contact
van de leerkrachten met de praktijk noodzakelijk. De loskoppeling
tussen onderwijs en onderzoek/voorlichting wordt onjuist geacht.
ORGANISATIE VAN DE AFZET
1. De werkgroep steunt het beleid van het Centraal Bureau van de
Tuinbouwveilingen, zoals dat o.a. op de laatste jaarvergadering te
Scheveningen is toegelicht en besproken.
2. Mede met het oog op de noodzaak van een bundeling van het totale
Nederlandse aanbod van fruit is het noodzakelijk dat de veilingen
meer rekening gaan houden met de belangen van de grotere aan
voerders, zodat het voor deze groep (weer) aantrekkelijk wordt hun
produkt via de veilingen af te zetten. Als de veilingen dit niet doen,
verliezen ze de grote aanvoerders en worden ze steeds meer ver
kooporganisaties van kleine aanvoerders, die in aantal snel zullen
afnemen.
3. De werkgroep vraagt begrip bij de veilingbesturen voor de positie
van de grotere bedrijven en zou graag zien dat deze groep meer
inspraakmogelijkheden kreeg.
4. Het is gewenst dat de veilingen zich sneller aanpassen dan in het
verleden aan de sterk veranderende eisen van de grotere eisen qua
dienstverlening, verk9opkosten, e.d.
5. Gezien de sterke kostenstijgingen die in de toekomst te verwachten
zijn, bepleit de werkgroep een snellere vooruitgang van de veiling-
concentratie.
6. De werkgroep doet een beroep op de afzonderlijke veilingen, elkaar
in de toekomst niet meer als concurrent te beschouwen, maar als
neutraal instrument ten dienste van de Nederlandse fruitteler.
POSITIE IN E. E. G.
1. De werkgroep spreekt zijn bezorgdheid over uit de concurrentie
vervalsende subsidiepolitiek in andere E. E. G.-landen. Onze over
heid dient deze politiek te veroordelen en aan te dringen op afschaf
fing van de ongelijke behandeling.
2. Zolang de andere landen doorgaan met deze subsidiepolitiek, kun
nen de Nederlandse telers, die mede hierdoor in moeilijkheden zijn
geraakt, eisen dat ze ook door onze overheid worden gesteund.
3. Het is noodzakelijk dat het fiscale klimaat op korte termijn wordt
verbeterd.
4. Op korte termijn dient in E. E. G.-verband een gemeenschappelijke
rooipremieregeling te worden vastgesteld.
5. Een E. E. G. interventieregeling in de markt van appels en peren
is gewenst, doch deze mag niet leiden tot het bevorderen van de
produktie.
6. De inhoud van de interventieregeling dient voor alle E. E. G.-lan
den gelijk te zijn, met het plafond bij klasse II.
7. De toepassing van de interventieregeling dient in de hele E. E. G.
uniform te zijn.
FINANCIERING IN KOMENDE HERSTELPERIODE
1. De komende jaren zullen naar verwacht moeilijk zijn. Daarna zal
waarschijnlijk een herstel optreden, waardoor de levenskrachtige
bedrijven weer rendabel zullen worden.
Gedurende de periode tot aan dit herstel zullen zich financierings
moeilijkheden voordoen.
2. Voor vele duizenden kleine bedrijven ziet de werkgroep geen toe
komstmogelijkheden meer. Het beleid zal moeten worden gericht
op beëindiging van deze bedrijven.
Op langere termijn ziet men slechts perspectieven voor de bedrij
ven die een voldoende omvang hebben (tenminste 45 ha) en wat
structuur, leeftijdsopbouw, rassen, ondernemerschap van de teler en
kwaliteit van het produkt de concurrentie op de Westeuropese markt
aan kunnen.
3. De werkgroep acht het noodzakelijk om deze laatstgenoemde groep
van levenskrachtige bedrijven met o.a. een overbruggingsfinancie
ring door de komende periode met lage prijzen heen te helpen.
A. v. O.