Oude boerder[jen in Zeeland (xxu STEEH' 8 WOOR het eerst in deze serie verplaatsen we ons naar een gemeente ten oosten van het Kanaal door Zuid-Beveland, n.l. naar Yerseke, dat als de veronderstelling daaromtrent juist is, met de naam Gersicha reeds vóór het jaar 1000 werd ge noemd. Dat was in een tijd dat het Verdronken land van Zuid-Beveland nog ongeveer vijf eeuwen bestaan voor de boeg had. In de jaren 1530 en 1532 ging dit gebied door zware stormrampen ver foren. Yerseke bleef toen behouden en reeds eeuwen daarvoor liep ongeveer halverwege tus sen de beide woonkernen Yerseke en Yersekedam de Steeweg in westelijke richting naar het gebied van de Moer, dat iaaggelegen en moerassig was. Kort na het begin van de Steeweg treffen we een hoger terreingedeelte aan, dat daarna overgaat in het laag liggende weidegebied van de genoemde Moer. Op die hogere gronden, en wel op het meest westelijke gedeelte ervan, bevindt zich aan de lin kerzijde van de Steeweg de hofstede, in de volks mond sedert het begin dezer eeuw bekend als de hoeve van „boer Bakker", wiens kleinzoon er thans het bedrijf voert. Ofschoon zowel'het woonhuis als de houten land- bouwschuur in de vorige eeuw zijn vernieuwd en slechts een honderdtwintig jaren oud zijn, voeren gegevens over een landbouwbedrijf op deze plek ons zo ver in de geschiedenis terug, dat ze boeiend genoeg leken om ze hier te vermelden. De oudste gegevens. LIET is, als zo dikwijls op Zuid-Beveland het geval, ook nu weer de Hattinga-kaart van 1747 die de ligging van de hofstede tegen het eind van de eerstë helft der 18e eeuw reeds aangeeft. De oudste gegevens echter in de overlopers (veld- boekan) van de parochie en heerlijkheid Yerseke gaan met enige onderbrekingen terug tot het jaar 1547. Dan wordt het perceel waarop thans de hofstede is gelegen, genoemd met een grootte van 150 roeden (y2 gemet) waarbij de vermelding „daer 'thuys op staet"; we kunnen wel aannemen dat de bedrijfsgebouwen (toen nog gering in omvang) in de onmiddellijke omgeving lagen. Echter nog ver voor laatstgenoemd jaar wordt van de hofstede gewag gemaakt. Dat is in 1409, als Jan Kerstoffels van Ostee, baljuw van Yerseke, verkoopt aan Claes Ker- vinck van Reimerswaal zijn ambacht in de parochie van Yerseke, groot ca. 942 gemet. Tot de onverdeelde boedel behoorde o.a. „een vierde part in de hofstede, daer 't steenen huys op staet". Dit laatste ontleenden we aan een artikelenreeks geschreven door de bekende Yersekse historicus wijlen G. D. van Oosten in de Yersekse Courant (nr. 12 - 1964). Reeds meer dan 51/2 eeuw geleden wordt de hofstede dus vermeld en hoe belangrijk deze pfek en de direct aansluitende percelen vanouds waren, blijkt eerst recht wanneer we ons realiseren, dat de hofstede behoorde tot het bezit der Heren van Yerseke, die hun burcht of kasteel in de onmiddellijke nabijheid hadden gebouwd. van Yerseke voor het eerst genoemd. De burcht is enkel# malen in oorlogen en twisten verwoest (o.a. omstreeks 1400 tijdens de Hoekse en Kabeljauwse twisten), later weer opgebouwd, doch opnieuw en voorgoed te grond# gegaan, vermoedelijk in de 16e eeuw. Omtrent de grootte van de burcht kreeg men in 1926 een idee, toen een muurfundering van 16 meter lengte bij een dikte van 90 cm. bij graafwerk te voorschijn kwam. In 1964 werd het hele perceel verder ontgraven en vond men de omtrek der zware funderingen 20 x 30 meter (bestaande uit zgn. Zeeuwse moppen, bekleed met Belgische kalksteen). Op die plaats staat' nu de champignonkwekerij van Gebrs. de Munck. Bij dit stevig bezit der Heren van Yerseke behoorde dus vanouds de onderhavige hofstede, waarheen we nu terug keren. De gebouwen. ZOALS reeds gezegd, deze zijn niet ouder dan van het midden der vorige eeuw. Het woonhuis vertoont aan de zijde van de weg een kleine gedenksteen met het jaartal 1853 en de letters M D K. Enkele verbouwingen en veranderingen hebben sedertdien plaats gevonden, zowel in- als uitwendig, zodat hiervan op bouwkundig gebied weinig interessants te zeggen valt. Deze woning zal het oude woonhuis, dat sedert eeuwen op het met B (zie kaartje) aangegeven perceel stond, hebben vervangen. In dit hoog liggende terrein thans weiland met fruit bomen zijn dikwijls funderingsresten (oude bakstenen en puin) aangetroffen. De landbouwschuur was oorspronkelijk geheel van hout en met pannen gedekt. In latere jaren is de mestputzijde opnieuw in steen uitgevoerd, zoals bij veel oude schuren het geval is. De schuur staat ongeveer op de plaats waar haar voorgangster in vroeger eeuwen was gesitueerd, n.l. in de lengterichting langs de Steeweg, zoals ze ook«op de kaart van Hattinga (1747) is aangegeven. In die tijd lag aan de overzijde van de Steeweg nog een boerderij, die reeds lang verdwenen is. Ook ligt daar vanouds de moestuin van de hofstede. Hier was vroeger een kleine vluchtheuvel aanwezig. Eigenaars en pachters. A LS de eigenaars van de beide zo historisch belang- rijke percelen aan de Steeweg noemden de reeds de Van Oostee's in 1547. Na een leemte van 40 jaren vinden we in 1588 Jan Oolaerts van Oostee als zodanig en hij bleef eigenaar van deze gronden tot ca. 1602. Het perceel waarop eertijds de burcht stond, wordt in die tijd aangegeven met de naam 't Hooge Werf. Daarna vond een splitsing plaats en in 1609 bezit Jacob Clerc de 0.150 gemet (daer 't huys op staet) met enkele andere percelen. In 1616 is Bartel Willems daarvan eigenaar. Hij heeft verder geen bezittingen in de hoek genaamd De Kakel- dans, wel pacht hij er enkele percelen. Zowel Clerc als Willems oefenen zelf het landbouwbedrijf uit. In 1623 wordt de hoek aangegeven als „daer Corn. Balthazar's boagert in ligt" en wordt als ..vanouds De Kakeidans genoemd. Op de hofstede woont dan Lauwerus Pieterse Vogelaer, die tot in 1644 wordt vermeld. Evenals zijn voorgangers baant hij op (bewerkt) enkele overige percelen. Het be- Maryni6 Oostdijk. Zij leidt het landbouwbedrijf, dat in middels uit 9 gemet eigen grond en 10 pachtpercelen (in Kakeidans) groot 18 gem. 196 roeden bestaat. Vijftien jaar later in 1744 wordt als eigenaar aangeduid Jan de Box. We vinden hem al in 1720 en ook nog in 1733 genoemd als schepen (gemeenteraadslid) van Yer seke met name als medeondertekenaar van officiële stukken (b.v. in transportregisters en boedelrekeningen), In 1744 voert hij het bedrijf niet zelf, doch de hofstede (met nu 12 percelen in Kakeidans) is verpacht aan Mar. Anth. Duijn. In 1751, als Jan de Box nog steeds eigenaar is, is de pachter Frans Stevense. Jan de Box is omstreeks 1754 overleden en in 1758 is de Steehof eigendom van Johannes Nederveen. Deze was gehuwd met Adriana de Box (vrij zeker een dochter van Jan de Box). Behalve met de landbouw hield Nederveen zich kenne lijk ook bezig met scheepvaart en/of visserij. In 1752 YERSEKE. Goes, april 1969. W. E. P, van Ysseldijk. De Steehof aan de Steeweg. De Burcht GRENZEND aan het eerstgenoemde perceel van 150 roeden lag een perceel van 130 roeden (het enige vroon in de hoek genaamd „de Kakeidans") waarop deze burcht stond. De plek zelf een rond hooggelegen boom- gaardje was ons in onze jeugd reeds bekend en ook het vage verhaal, dat daar eens, heel lang geleden, een kasteel moest hebben gestaan. In 1547 behoort dit perceel, zowel als dat van de hof stede aan Heer Jan van Oostee. Ook in 1518,1440 en 1409 komen de van Oostee's als eigenaars dezer gronden voor. .Van Oosten (zie hiervoren) verhaalt uitvoerig over de burcht en zijn bewoners. Het bouwjaar is niet bekend, doch in een document van 12 juni 1290 worden de Heren drijf is tot dan en geruime tijd daarna nog van geringe omvang. Crijn Hyndrixs is de volgende eigenaar en komt als zodanig in de overlopers voor in 1651 en 1658. Door het opnieuw ontbreken van volgende gegevens kunnen we eerst in 1686 vaststellen dat dan Adriaen Leijnsen het huisperceel in eigendom heeft en 6 andere percelen In de genoemde hoek in pacht heeft. Die pachtpercelen zijn resp. groot 2 gem. 268 r., 1.035, 1.090, 1.186, 2.048 en 0.174 gemet en de situatie blijft tot 1701 dezelfde. Dan volgt als eigenaar en gebruiker Mar. Oostdijk. Ook in 1708, 1715 en 1722 staat hij als eigenaar van de Stee hof geboekt. Echter in 1729 blijkt Mar. Oostdijk reeds te zijn over leden daar dan het bedrijf op naam staat van de weduwe wordt hij genoemd als schipper, die een „schuyt" ver koopt aan Andries Noorthoek. Hij was ook een aantal jaren schout van Yerseke van vóór 1779 tot aan zijn dood in 1783. Aanvankelijk woonde hij op de hofstede, doch in latere jaren was deze verpacht. Toen hij op 12 augustus 1783 tegelijk met zijn vrouw overleed (we kunnen hierbij aan een ongeluk of een besmettelijke ziekte denken), lieten zij 5 kinderen achter, nl. Johanna, gehuwd met Petrus Hertog, Maria, gehuwd met Janus Polderman, Johannes, ongehuwd, Cornelia, ge huwd met Jan van Booven en Jacob, die nog minderjarig was. Geen van de genoemde nam de hofstede over. De nalatenschap van Johannes Nederveen en zijn vrouw bestond uit een huis met schuur, staande binnen het dorp Yerseke, op ambachtsherenvrone. Verder uit de hofsted®

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsch landbouwblad ... ZLM land- en tuinbouwblad | 1969 | | pagina 8