Betekenis varkensfokkerij
voor het
jaarlijkse inkomen
M 2
23
C. W. M. BACKX,
secr. Varkensstamboek
voor Zeeland,
Goes.
Hoewel op verschillende bedrijven de laatste jaren de vark.eröho^eSf'
in betekenis toeneemt, heeft in Zeeland de varkenshouderij een te gering
effect op het bedrijfsinkomen. Voor bedrijven, die reeds varkens houden*
maar isi een gering aantal en voor de bedrijven, die behoefte hebben aan
inkomstenvergroting, kan de varkenshouderij meer betekenen voor het be
drijfsinkomen dan tot dusver het geval is geweest.
Vooral op de bedrijven rond de 10 ha past de varkenshouderij als bron
van inkomen, al of niet in combinatie met rundveehouderij. Het aantal be
drijven in deze grootte-klasse in Zeeland is aanzienlijk hoger dan veelal
wordt gedacht. Volgens de tellingen van het C.B.S. (mei 1965) Iheeft van
het totaal aantal landbouwbedrijven in Zeeland 39 een bedrijfsopper-
vlakte van 10 ha of minder en 56 een oppervlakte van 15 ha of minder.
Hoewel er op deze categorie bedrijven meerdere mogelijkheden zijn voor
aanvulling van het arbeidsinkomen, verdient hier ook de varkenshouderij
vooral aandacht.
We willen in dit artikel de mogelijkheden van de fokkerij nader omschrij
ven. Op de varkensmesterij zullen we in een volgend artikel nader ingaan.
FOKKERIJ
Voor het aantonen van de mogelijkheden om het bedrijfsinkomen te ver
groten zijn op de praktijk gebaseerde gegevens beschikbaar.
In het volgende overzicht zijn, afhankelijk van het aantal grootgebrachte
biggen per worp, de gemiddelde resultaten per zeug weergegeven van 23
Zeeuwse bedrijven over 1967.
Resultaten zeugenboekhoudingen, ingedeeld naar het aantal grootgebracht*
biggen per worp
Bedrijven met
to a O, O,
00bi
O O O
P. af-Q A <ii
<V <D CU 'rt
d) M Ej +ftiOÖ C 'STJ
Z? <r> O+J H) 03 .y
cgM O S00 -22
e .5P 2 .BP 2 .SP o s
2 an-Q oo bfl-Q oT tuiJD Eh üb
Aantal bedrijven 7 8 10 25
Gem. aantal fokzeugen per bedrijf 16,4 22,3 21,2 20,2
Gem. aantal opfokzeugen per bedrijf 11,8 16,9 17,8 15,8
Verhouding
opfokzeugen/fokzeugen 1 1,4. 1 1,3 1 1,2 1 1,3
Gem. aantal geboren biggen p. worp 10,5 11,4 11,3 11,1
Gem. aant. grootgebr. biggen p. worp 8,0 9,1 9,8 9,1
Percentage doodgeboren biggen 6,1 6,1 5,4 5,8
Percentage sterfte 18,8 14,8 8,4 13,4
Gemiddelde opbrengst per big 67,34 67,65 63,87 65,89
Omzet en aanwas per zeug 1385,67 1505,66 1536,28 1484,31
Voederkosten per zeug 837,36 1013,28 861,06 903,13
Opbr. min voederkosten per zeug 548,31 492,38 675,22 581,16
Direkte kosten per zeug 74,20 78,05 n 71,40 M 74,31
Opbr. min direkte kosten p. zeug 474,11 414,33 603,82 506,87
Opbr. per 100 voederkosten 165,48 148,59 M 178,43 165,26
Uit de zeugenboekhoudingen kwamen grote verschillen naar voren. De
gemiddelde voederwinst per fokzeug varieerde van 173,tot 795,
een verschil derhalve van 622,— per zeug. Bij de vaststelling van de voe
derwinst per zeug is rekening gehouden met de directe kosten, zoals dieren
arts, dekgelden, water, verwarming, electriciteit enz. Niet in mindering op
de voeder winst zijn gebracht
a. beloning voor arbeid en bedrijfsleiding;
b. afschrijving, rente en onderhoud gebouwen;
c. rente levende have.
De beloning voor arbeid en bedrijfsleiding kan worden berekend, als
bekend is welk bedrag vastgesteld moet worden voor afschrijving, rente en
onderhoud gebouwen en de rente voor de levende have. Deze bedragen
lopen uiteraard uiteen.
By nieuwbouw kan worden uitgegaan van:
Afschrijving in 20 jaar =5
Rente 7 van 60 van de bouwkosten 4,2
Onderhoud 1,8
Totaal 11
van de nieuwbouwwaarde van de fokzeugenstal.
Kost de stal per aanwezige fokzeug (met inbegrip van de opfokzeugen en
dekberen) b.v. j 14UU,üan bedragen deze kosten dus 154,per zeug per
jaar. Voor elke 100,meer of minder bouwkosten worden de kosten voor
gebouwen verhoogd of verlaagd met 11,
De rente van de levende have is afhankelijk van de waarde van de aanwezige
fok- en opfokzeugen ën het percentage rente, dat men moet betalen voor ge
leend geld of de rente, die gemaakt kan worden. Bij. een gemiddelde waarde
van de levende have, dus inclusief opfokzeugen en eventuele dekberen) van
b.v. 800,per jaar is bij 5 het rente-aandeel 40,Bij 'n opbrengst min
directe kosten van 550,per aanwezige fokzeug zou het arbeidsinkomen per
zeug dus bedragen: 550,min U 154,40,356,
Elk bedrijf zal dit echter, rekening houdend met zijn bijzondere omstandig
heden, nader moeten vaststellen.
De bedrijfsresultaten bij de fokkerij zijn in het algemeen gunstig. De zorg
en de vakbekwaamheid, die de fokkerij vraagt, mag men echter niet onder
schatten.
Het is interessant aan de hand van bovengenoemd praktijkvoorbeeld het
gemiddelde arbeidsinkomen per uur aan te geven, alsmede het totaal aantal
benodigde uren per jaar. Opgemerkt moet worden, dat de uren zijn geschat,
maar bij een doelmatige inrichting de werkelijkheid benaderen.
Aantal Aantal uren Totaal uren Arbeidsinkomen
zeugen per zeug per jaar per uur
10 70 700 5,08
20 60 120Ó 5,93
30 50 1500 7,12
40 40 1600 8,90
Uit bovenstaand overzicht blijkt, dat met in achtneming van de arbeids
tijden het arbeidsinkomen zich bij grotere, meer doelmatige eenheden belang
rijk gunstiger aftekent.
BESLUIT
Voor veel bedrijven kan dé varkensfokkerij van betekenis zijn voor het
arbeidsinkomen. De vermelde resultaten getuigen hiervan.
Het is denkbaar, dat met dit artikel belangstelling is gewekt voor de var
kensfokkerij. Het is echter niet de bedoeling om te pleiten voor een sterke uit
breiding van de varkensfokkerij. Bij het opzetten van een varkenshouderij
of uitbreiding is het gewenst, eerst na te gaan of de varkenshouderij past in
het bedrijfsplan. Ook moet rekening worden gehouden met de interesse voor
de varkenshouderij. Beide faktoren moeten voor de uiteindelijke bedrijfsresul
taten als uitgangspunt worden gezien.
De varkenshouderij is in Zeeland niet één van de meest op de voorgrond
tredende bedrijfstakken, hetgeen een gevolg is van het ingesteld zijn op de
akkerbouw. Het karakter van het Zeeuwse landbouwbedrijf is van ouds
her gericht op het voortbrengen van marktbare gewassen en niet op de
veredeling hiervan in de vorm van dierlijke produkten.
Het verloop van het aantal bedrijven met varkens en de gemiddelde be
drijfsbezetting in verschillende jaren vertoont het volgende beeld (gegevens
C.B.S.)
Aantal Aantal Gemiddeld aantal
Jaar bedrijven varkens varkens per bedrijf
195.4 7431 24156 3,3
1957 5898 24041 4,1
1960 4842 23730 4,9
1963 3319 22450 6,8
1966 2647 27627 10,4
1968 2239 36428 16,3
Een goede fokzeugenstapel is van groot belang voor het jaarlijks inkomen.
Het aantal bedrijven, waar varkens gehouden worden, neemt af, terwijl
het totale aantal varkens toeneemt. In Zeeland worden 16,3 varkens per
bedrijf gehouden. Landelijk is de gemiddelde bedrijfsbezetting gestegen van
45,0 varkens per bedrijf in 1967 naar 51,6 in 1968. De provincie Zeeland
blijft dus nog ver achter ten aanzien van de gemiddelde bedrijfsbezetting.
Het verloop van het aantal bedrijven met varkens en de gemiddelde bedrijfs
bezetting in de verschillende delen van de provincie vertoont het volgende
beeld (gegevens C.B.S.):
Aantal bedrijven Aantal varkens
District met varkens per bedrijf
1957 1963
Tholen en St. Philipsland 602 306
Schöuwen-Duiveland 415 210
Noord- en Zuid-Beveland 1456 747
Walcheren 896 457
West Zeeuws-Vlaanderen 1121 726
Oost Zeeuws-Vlaanderen 1408 873
Totaal Zeeland 5898 3319
1967
1957
1963
1967
205
2,5
3,0
5,9
181
4,2
7,8
12,1
566
3,3
5,3
11,7
332
3,1
6,8
17,2
521
6,2
8,1
11,5
611
4,3
7,9
15,6
2416
4,1
6,8
12,9