Gemiste kansen
De leverbotziekte
De paasveetentoonstelling
te Oostburg
22
J. H. LANTINGA,
R.V.V.D. - Goes
WAAR ZIJN DE MELKSCHAPEN
UOORZOVER bekend zijn in. Zeeland altijd
melkschapen gehouden. Tot voor ongeveer
een 30 jaar was het aantal zelfs aanzienlijk. Deze
schapen worden vrijwel uitsluitend gehouden voor
de melkproduktie. Op Walcheren waren de melk
schapen vrijwel algemeen en kwamen ook in West
Zeeuws-Vlaanderen veelvuldig voor. De melk werd
veelal gebruikt voor de bereiding van zachte
(natte) kaas en daarnaast ook voor direkte con
sumptie. In West Zeeuws-Vlaanderen zijn de melk
schapen zo goed als verdwenen, terwijl op Wal
cheren het aantal sterk is teruggelopen. Cultuur
technische en strukturele veranderingen op de
bedrijven zijn hiervan als oorzaak aanwijsbaar.
Het Zeeuwse melksdhapenras munt uit in melk-
rijkheid en behoort in produktiviteit tot de beste
rassen ter wereld. De melkproduktie bedraagt, af
hankelijk van leeftijd, produktieaanleg en ver
zorging, 400 a 800 kg met een gemiddeld vetge
halte vah 6 Va en een eiwitgehalte van rond
6 %.- Bovendien behoort het tot de vruchtbaarste
rassen ter wereld; de gemiddelde worpgrootte be
draagt namelijk 2Va lam.
In 1948 is bij het Zeeuwse Schapenstamboek een
afdeling voor de melkschapen ingericht. In het
eerste jaar was hiervoor veel belangstelling, dje
evenwel na korte tijd daalde tot een dieptepunt
in 1957. Thans zijn er negen leden die aktief deel
nemen aan de geregistreerde melkschapenfokkerij.
Voor het instandhouden van een ras is registra
tie noodzakelijk Selektie op rastypische eigen
schappen en produktie van melk en lammeren
zijn immers de peilers voor een doelmatige fok
kerij en gunstig rendement.
yoORNAMELIJK in de landen rond de Middel-
landse Zee is het houden van schapen met
de melk als voornaamste produktiedoel zeer groot.
Binnen de E.E.G. zijn het vooral Frankrijk en
Italië waar de schapemelk een belangrijk produkt
is als grondstof voor de kaasbereiding. De Franse
Rocquefortkaas, die bereid wordt uit schapemelk,
is wereldberoemd.
De belangrijkheid van deze produktie komt in
onderstaande cijfers tot uiting. De hoeveelheid
gewonnen schapenmelk bedroeg in 1966
West-Duitsland 72 miljoen kg
Frankrijk 295 miljoen kg
Italië 197 miljoen kg
De schapenrassen die in deze landen worden
gehouden, behalve een deel van West-Duitsland,
blijven in produktie ver achter bij ons inheemse
melkras. Dit geldt ook voor o.a. Spanje, Joego
slavië en Griekenland. In deze landen is er al
jaren belangstelling voor onze melkschapen. Het
probleem was echter dat er onvoldoende dieren
voor export beschikbaar waren. Kortgeleden kwam
er zelfs een aanvrage voor 300 stuks. Het is te be
treuren dat aan een dergelijke opdracht niet kan
worden voldaan.
Gezien de belangrijkheid van de schapenmelk-
produktie bij enkele van onze E.E.G.-partners
heeft de melkschapenfokkerij gunstige mogelijk
heden. Rastypische dieren zijn hiervoor nodig.
Het melkschapenras kenmerkt zich in het type
geschikt voor de melkproduktie en heeft een
blanke neus en hoefjes, grote ogen, de oren lang,
breed en dun, de hals iets gerekt en een weinig
opgericht. De staart is iets laag ingeplant, is vrij
lang en dun en onbewold.
Deze eigenschappen zijn in het ras sterk ver
ankerd en kunnen bij dieren die enigszins verbas
terd zijn in enkele generaties teruggefokt worden
HE grote melkrijkheid en vruchtbaarheid va»
dit ras heeft steller dezes al jaren sterk aan
gesproken. Hij heeft hierover dan ook reeds veel
vuldig gepubliceerd.
Naast binnenlandse gaven deze publikaties ook
buitenlandse reakties.
Bovendien is gestreefd het in stand houden va»
het ras te bevorderen. Dit laatste lijkt thans wel
verzekerd. Uitbouw van het ras om aan de ge
vraagde afzet te voldoen moet nog worden gerea
liseerd. Hiertoe is samenwerking onontbeerlijk.
Het Schapenstamboek voor Zeeland, Landbouw
centrum te Goes, telefoon (01100) 6640 is hiertoe
een onmisbare schakel.
MOGELIJKE BEPERKING DOOR
BIOLOGISCHE BESTRIJDING
J. H. LANTINGA,
R.V.V.D. - Goes.
BIJ schapen is de leverbotziekte al lang bekend.
De schade die deze ziekte veroorzaakt is jaar
lijks groot. Vooral in het afgelopen najaar en winter
kwam deze ziekte in vele gebieden in ernstige mate
voor. Ze wordt veroorzaakt door een parasiet, een
platte worm, de leverbot, Fasciola hepatica ge
naamd, die leeft in de galgangen van de lever. De
verwoestingen die in dit orgaan worden aangericht
maken het schaap ziek en bij een ernstige aantas
ting heeft het de dood van het schaap tot gevolg.
De volwassen botten leggen eieren die door het
darmkanaal met de mest op het grasland terecht
komen. Na enige weken komen uit de eieren de lar
ven te voorschijn. Deze larven gaan deels ten gron
de doch degenen die een zoetwaterslak (Lymnaca
truncatula) bereiken dringen deze binnen. In de2e
slak (tussengastheer) leven ze enige maanden
waarbij een gedaanteverwisseling optreedt. Na het
vrijkomen uit deze slak hechten de larven zich aan
gewassen of andere planten waarbij het omhulsel in
korte tijd hard wordt. In dit larvenstadium, als
cyste, wordt het al grazend door de schapen opgeno
men. In de maag van het schaap (gastheer) lost het
harde omhulsel op en komt een onvolwassen botje
vrij dat via het darmkanaal zich een weg baant naar
de lever waar het verder ontwikkelt. Deze cyclus is
alleen mogelijk bij voor deze larven gunstige
levensomstandigheden (vocht en warmte) en bij
aanwezigheid van de genoemde zoetwaterslak.
VOOR de bestrijding van de leverbot zijn ver
schillende middelen beschikbaar. Deze mid
delen zijn echter alleen tegen volwassen botten ef-
fektief. Het ingeven van bestrijdingsmiddelen heeft
dus een gedeeltelijk resultaat.
Bestrijden van de slakken (tussengastheren) zou
deze ziekte kunnen beperken. Het bestrijden met
chemische middelen heeft sterk in de aandacht ge
staan doch heeft niet het gewenste resultaat ge
geven.
In het Vlaams Diergeneeskundig Tijdschrift
(19671) namen we kennis van een publikatie va»
de heer P. Berghen die de aandacht vestigt op een
mogelijke biologische bestrijding van de slakkeu
door eenden. Zowel tamme als wilde eenden ge
bruiken deze slakken als voedsel. Hoewel uit dit
onderzoek naar voren kwam dat een volledige be
strijding niet te verwachten is blijkt wel dat het
aantal slakken belangrijk gereduceerd kan wor
den. Een in bovengenoemde publikatie aangehaald
onderzoek door Geitmann (1954) verdient de aan
dacht. Deze auteur meent namelijk dat in Mecklen
burg (Duitsland) door gedurende 20 jaren de wilde
eenden systematisch te sparen (jachtverbod) het
optreden van leverbot bij schapen en runderen zo
ingedijkt werd dat deze ziekte in die streek prak
tisch te verwaarlozen is.
Ook dr. J. Siebenga (1968) wijst op een mogelijk®
bestrijding van de leverbot door een biologische
opruiming van de slakken. Volgens hem zouden
ganzen, die vroeger veelvuldig werden gehouden,
hiervoor zorgen.
In hoever hierin mogelijkheden schuilen is niet
zonder meer te zeggen. We meenden het echter on
der de aandacht van de schapenhouders te moeten
brengen.
J. H. LANTINGA,
RV.V.D. - Goes.
HET aantal Paasveetentoonstellingen is niet bij
zonder groot. In Zeeland is nog alleen de Com
missie ter bevordering van het Marktwezen te
Oostburg die een dergelijke manifestatie tot stand
brengt. Dit jaar vond voor de 16e maal deze Paas-
veeshow plaats op 19 maart. Er was hiervoor een
zeer grote publieke belangstelling op het intieme
terrein in het centrum van Oostburg. De omvang
van de tentoonstelling bleef echter beneden de ver
wachting. De aanvoer van 34 dieren van 8 inzen
ders is niet in overeenstemming met de toenemende
belangstelling van de vleesproduktie.
De dieren waren van verschillende rassen en ver
toonden dus in verhouding een afwijkend patroon
van de Zeeuwse rundveestapel. Bijna de helft van
de dieren waren van het M.A.IJ.-ras, 10 zwartbont
F.H., 6 Charolais en 3 kruislingen (F.H. x Charo-
lais).
VOOR de jury, bestaande uit de heren J. Bul-
tinck te Oostkamp (B.), H. Verstraeten te
Axel en A. M. Zuidweg te Krabbendijke was het
een moeilijke taak een juiste plaatsing in kwali
teitsvolgorde tot stand te brengen. De kleine selek-
te groep, bestaande uit diverse rassen met hun
eigen kenmerken, waarbij nog de verschillen van
ossen, stieren en vrouwelijk vee stelde de jury voor
een zware opgave.
De titel van algemeen kampioene werd toegekend
aan een zwartbonte os van 2 jaar en 10 maanden
van M. C. Buijsse te Oostburg en J. v. d. Dries te
Souburg. Deze os van 850 kg kreeg tevens de
prijs voor het zwaarste dier van de tentoonstelling.
De reservetitel was voor een 2-jarige Charolais-
stier van slagerij Plasschaert te Axel en C. Boënne
te Graauw. De laatstgenoemde eigenaren behaal
den ook de prijs voor de beste groep vleesvee be
staande uit drie Charolais-stieren.
JDe prijs voor het beste getoiletteerde dier werd
toegekend aan een dikbil van het M.R.IJ.-ras van
M. van de Guchte te 's-Heer Arendskerke.
VOOR het grote aantal belangstellenden was de
keuring en toekenning van de hoogste prij
zen vrijwel geruisloos. Het lijkt ons bijzonder nuttig
dat op de plaatsing van de dieren een toelichting
wordt gegeven. Dit verhoogt de interesse, is leer
zaam en geeft de bezoekers het gevoel dat ze er bij
betrokken zijn. Mogelijk is dit een volgend jaar te
verwezenlijken. Een microfoon zal evenwel nodig
zijn.
Op een Paasveetentoonstelling is de vleesproduk
tie, bespiering, vleesstruktuur alsmede een juiste
rijpheid van de dieren doorslaggevend. Vrij vaak
komt het voor dat de hoogstbekroonde dieren slecht
beenwerk hebben. In veel gevallen houdt dit ver
band met de voeding. Een juiste mineralen voorzie
ning is gewenst. Hoewel voor de vleeskwaliteit dit
niet doorslaggevend zal zijn, menen we toch dat dit
onderdeel in de keuring enigszins moet worden be
trokken.
Voor de vleesproduktie is tegenwoordig een toe
nemende belangstelling. Het vraagt echter veel
vakmanschap. Deelname aan een vleesveetentoon
stelling kan bijdragen tot verruiming van inzichten.
De beste resultaten worden verkregen door een
aktief meedoen. Vergelijkingen zijn onmisbaar en
dit geeft houvast, bovendien is het richtinggevend.
Om wat te bereiken moet men er mee bezig zij».