Het tuinbouwbedrijf als onderneming Uitzendtijden: Zaterdag 29 maart 10.3011.00 uur, Ned. 1 Donderdag 10 april 23.0023.30 uur, Ned. 1 LES 0 FINANCÖERING De investeringsbehoefte van het Bedrijf. Behoefte aan vermogen op korte en lan ge termijn. Wijze van financiering. In vloed van het eigen vermogen op de li quiditeitspositie van het bedrijf. Over wegingen die met betrekking tot de fi nanciering noodzakelijk zijn. FINANCIERING In de Nederlandse tuinbouw zijn grote kapitalen geïnvesteerd. Naar schatting bedraagt de huidige geïnvesteerde waarde ongeveer twee miljard gul den. Dat er veel moet worden geïnvesteerd be merkt men als tuinder ook op het eigen bedrijf. Elk jaar opnieuw moet men investeren om bij te blijven. Daarom echter niet alleen. Om eenzelfde reëel inkomen te verwerven als tien jaar geleden moet men nu ongeveer drie tot vier maal zo veel investeren. Er staan dan ook genoeg glasbedrijven voor een waarde van 300.000,a 400.000,op de balans. Men heeft berekend, dat er in de glas tuinbouw per volwaardige arbeidskracht ongeveer 150.000,moet worden geïnvesteerd als er een bedrijf wordt opgezet. Investeringen moeter- wor den gefinancierd. Vandaar dat de financiering voor elk bedrijf en dus voor elke tuinder een be langrijke aangelegenheid is. BEHOEFTE AAN VERMOGEN Financiering is het voorzien in de behoefte aan vermogen. Voor een tuinder betekent financiering dus het voorzien in de behoefte aan geld om in het bedrijf die maatregelen te nemen die noodzake lijk zijn. Er kan geld nodig zijn om te voorzien in het vermogen op korte termijn; ter betaling van lonen, brandstoffen, bankrente, plantgoed en bestrijdingsmiddelen. Zaken dus die elk jaar terug komen en die men dus elk jaar weer moet finan cieren. Daarnaast is er behoefte aan vermogen op lan gere termijn; voor investeringen in warenhuizen, verwarming en regenapparatuur. Deze moeten een groot aantal jaren mee en men moet er elk jaar op afschrijven. Tussen de behoefte aan vermogen op korte en op lange termijn is een zeker verband. Als men bijvoorbeeld een warenhuis bouwt met verwarming (vermogen op lange termijn), dan heeft men ook meer vermogen op korte termijn nodig (brandstof). Bij de financiering wordt nogal eens de fout ge maakt, dat men onvoldoende rekening houdt met de behoefte aan vermogen op korte termijn. Het gehele beschikbare vermogen wordt dan geïnves teerd in vaste goederen. Als er dan rekeningen komen van leveranciers of de bank vraagt rente dan is er onvoldoende of geen geld beschikbaar om hieraan te voldoen. Men komt dan in moeilijk heden, omdat onvoldoende of geen rekening is gehouden met de behoefte aan vermogen op korte termijn. WIJZE VAN FINANCIEREN Bij de financiering van een bedfijf kunnen we in feite twee hoofdbronnen voor het geld onder scheiden. In de eerste plaats is er het geld dat de jonge tuinder zelf ter beschikking heeft het eigen vermogen en dat verkregen is door bijv. een erfenis. Ook wat elders is verdiend dan wel verdiend is werkend op het bedrijf van z'n vader. Op deze manier kan een spaarpot gevormd zijn waaruit een nieuw bedrijf kan worden opgezet. Op een bestaand bedrijf kan als 'het bedrijf goed loopt een bepaalde besparing naar voren ko men, die kan dienen voor verdere investeringen. De tweede bron van geld voor de financiering van een bedrijf is het lenen van geld vreemd vermogen bij een bank, van familie of bij het Borgstellingsfonds voor de landbouw. Ook leve ranciers, die bereid zijn enig krediet te geven, al is dit doorgaans op korte termijn. Beide geldbron nen vormen het totaal van het vermogen dat in het bedrijf gestoken is. LENEN Het lenen van geld is aan grenzen gebonden. Wanneer men immers geld leent zijn hieraan kos ten verbonden; kosten van aflossing en van ren te. Zo kan men stellen dat elke gulden die men leent en in het bedrijf steekt, in het eerste jaar aan rente en aflossing ongeveer 15 cent moet op brengen. In de loop der jaren wordt dit wei wat minder, omdat het rentebedrag daalt. Maar in het eerste jaar moet het volle pond er uit komen. In het algemeen kunnen we zeggen, dat hoe minder vreemd vermogen er in een bedrijf zit dus met andere woorden hoe meer eigen vermogen er in een bedrijf gestoken is des te minder kosten aan rente en aflossing behoeven te worden opge bracht en hoe meer er overblijft om andere inves teringen te doen. We kunnen ook stellen, hoe ren dabeler een bedrijf is, hoe meer vreemd vermogen er in principe geïnvesteerd kan zijn. Het is im mers zo, dat naarmate de opbrengsten beter zijn, er meer overblijft om rente en aflossing te beta len en wellicht ook om verdere investeringen te doen. Het bezwaar is echter dat het uitermate moeilijk valt te voorspellen hoe de rentabiliteit van het bedrijf in de toekomst zal zijn. Men is in dit opzicht nogal eens te optimistisch. De ervarin gen van de laatste jaren wijzen er wel op dat men met toekomstvoorspellingen in dit opzicht voor zichtig moet zijn. Veel van de financiële moeilijk heden, waarin een aantal bedrijven zicih op dit moment bevindt, is mede te danken aan het feit dat men een wat te optimistische kijk op de toe komst heeft gehad. HOEVEEL EIGEN VERMOGEN De financieringsvraag waarvoor vrijwel elke tuinder komt te staan en vooral de jongeren is de vraag hoeveel eigen vermogen men moet hebben om het bedrijf goed te kunnen financie ren. Hoewel deze vraag concreet is, kan hierop in algemene zin geen antwoord worden gegeven. De situatie verschilt op elk bedrijf. Men kan op deze vraag dieper ingaan aan de hand van het onderstaande schema. Hierop staat in het kort de gehele financiële gang van zaken van een bedrijf aangegeven. Het uitgangspunt wordt gevormd door de opbrengsten. Het hieruit verkregen geld wordt voornamelijk gebruikt voor het betalen van kosten (lonen, brandstoffen, bank rente e.d.) en afschrijvingen (op de investeringen op lange termijn). Wat resteert is het verschil tus sen de opbrengsten en alle kosten. Dit is het in- drag, gevoegd bij de afschrijvingen, maakt een bedrag van 19.000,uit, waarvan allereerst de aflossingen moeten worden voldaan. Deze belopen 16.000,(8 van ƒ200.000,zodat er voor nieuwe investeringen in het bedrijf een bedrag van ƒ3.000,resteert. De zaak is dus gezond als men jaarlijks eenzelfde situatie kan verkrijgen. ALS echter de basis anders is, is dit ook met de uitkomst het geval. Dit is bijvoorbeeld het geval als voor de investeringen van de bedrijfs- opzet van 270.000,- de tuinder niet over 70.000,- eigen vermogen beschikt, maar over slechts 40.000,—. De opbrengsten zijn hetzelfde; 100.000,De te betalen kosten zijn hoger, want er moest ƒ30.000,meer worden geleend, waarover ren te moet worden betaald. De afschrijvingen ver anderen niet, maar wèl het bedrag dat als inko men beschikbaar is. Dit is 19.000,- en dus 2.000,- lager dan in het voorbeeld op afbeelding 2. Er van uitgaande dat 't privé-bedrag gelijk is 17.000,- is het bedrag dat kan worden bespaard 2.000,- inplaats van de ƒ4.000,in het eerste voorbeeld. Met de afschrijvingen vormt dit een bedrag van 17.000,Hiervan moeten de aflossingen worden betaald. Omdat er meer is geleend, moet er meer worden afgelost (het totaal wordt dan 18.000,), zodat er een tekort is van 1.000,De zaak zit dus iets scheef, want ook voor investeringen blijft er niets over. In dit geval niet zo'n ramp. Door iets meer het privé te besparen wat op een in komen van 17.000,mogelijk is kan de zaak nog wel rond komen. Dat er niets overblijft voor investeringen is in dit bedrijf, met zo veel vreemd vermogen, een hachelijke situatie. komen van de tuinder. Hierover kan hij beschik ken. Dit inkomen is uit drie bijdragen opgebouwd, nL vergoeding voor eigen arbeid, rentevergoeding voor het eigen vermogen dat in het bedrijf is ge stoken en naar we hopen een bedrag aan „schone winst", wat een vergoeding is voor het ondernemerschap. Uit het inkomen moet het gezin worden onder houden en bjjv. privéverzekeringen en inkomsten belasting worden betaald. Wat dan overblijft zijn de besparingen. In een bedrijf kunnen de bespa ringen worden gebruikt voor aflossingen en in vesteringen. Aflossing en investering kan ook wor den verricht uit de afschrijvingen. In het alge meen zullen de aflossingen een wat hoger bedrag vormen dan de afschrijvingen, zodat ze gedeelte lijk uit de besparingen zullen moeten worden ge daan. PRAKTISCH VOORBEELD Op basis van dit schema, kan met bedragen het volgende schema opgezet worden. Uitgegaan wordt van een nieuw, zwaar verwarmd stookbedrijf dat aan investering 270.000,heeft gekost. Daarbij is het eigen vermogen van de tuinder 70.000, groot, zodat er door leningen 200.000,moet worden verkregen. De opbrengsten van dit bedrijf zijn gesteld op 100.000,een bedrag dat voor zo'n bedrijf reëel is. Aan algemene kosten (olie, rente, lonen e.d.) is een bedrag besteed van 64.000,en aan af schrijving een bedrag van 15.000,zodat een inkomen resteert van 21.000,Als er van wordt uitgegaan dat deze tuinder voor zijn gezin (en in komstenbelasting e.d.) 17.000,nodig heeft, dan blijft er een besparing over van ƒ4.000,Dit be WELKE RICHTING? Als we de situatie van het laatste voorbeeld voor ogen houden, dan is hieruit wel af te leiden dat er gemakkelijk iets scheef kan gaan. Als er een kink in de kabel komt, bijvoorbeeld omdat de opbreng sten 2.000,lager zijn of de kosten 2.000,— hoger, dan zou men verkeerd uitkomen. Het nega tieve bedrag is dan direct een stuk groter en de enige compensatie hiervoor is besparing op het privé. Is dit niet mogelijk, dan krijgt men snel de „rekening" gepresenteerd. Men komt dan in liqui diteitsmoeilijkheden. Bepaalde rekeningen van leveranciers, of bijvoorbeeld de bankrente, kun nen dan niet worden betaald. Men denkt dan al gemeen dat dit laatste wordt veroorzaakt door de vermogensvoorziening op korte termijn, maar dit is in feite niet juist. De oorzaak is de vermogens voorziening op lange termijn. Er is in het bedrijf te veel vreemd vermogen gestoken, waardoor de lasten te zwaar zijn om ook maar de geringste tegenslag te kunnen opvangen. Moeilijkheden van genoemde aard kunnen ook optreden als bijvoorbeeld het privé stijgt als ge volg van onverwachte moeilijkheden, zoals ziekte. In dit verband moet even aandacht worden be steed aan de rol die een eigen woning op het be drijf heeft. Als men op een jong bedrijf een eigen huis bouwt van bijv. 50.000,dan moet men voor de lasten hiervan (aflossing, rente en onder houd) toch wel rekenen op 10 van de bouwkos ten of 5.000,Daardoor kan het privé enorm stijgen. Het devies voor jonge tuinders moet dan ook zijn, dat men eerst voor het bedrijf zorgt en pas later voor het huis, nl. als men een bedrijf heeft dat de lasten van een huis kan dragen. N (Zie verder pag. 14)

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsch landbouwblad ... ZLM land- en tuinbouwblad | 1969 | | pagina 7