Aardappelen
poten
6ocn.
Vöm 10 cn. \oss>e
verse Ym l e n d t
9
Mede naar aanleiding van de show op de
aardappelmiddag, georganiseerd door de
werkgroep „Mechanisatie en Rationalisatie"
van de Vereniging voor Bedrijfsvoorlichting
„Tholen en St. Philipsland" en het Rijks-
landbouwkonsulentschap voor de Zeeuwse
Eilanden op 28 februari 1969 in de veiling
te St. Annaland, wordt in onderstaande bij
drage een overzicht gegeven van de voor-
jaarsmechanisatie van de aardappelteelt.
Daarbij wordt naast de behandeling van de
technische aspekten en de gebruikswaarde
van de getoonde typen werktuigen op enkele
punten iets dieper op de teelt ingegaan.
Ir. J. A. HOENDERKEN.
R.L.V.D. - Goes
66 cm.
A. GRONDBEWERKING
TUE grond dient voldoende diep goed losgemaakt te zyn. Er moet een homo-
gene laag ontstaan, waarin de aardappels worden gepoot. Voldoende diep
is in de bovenstaande uitspraak een vaag begrip. Dit is echter wel wat te kon-
kretiseren. Er zal namelijk met deze losse grond een rug gevormd kunnen
worden die zo goed mogelijk aan de volgende omschrijving voldoet:
1. De kop van de rug moet afgerond zijn en een breedte hebben van minimaal
15 cm.
2. De hoogte vanaf de vaste grond moet na de laatste keer aanaarden 20 tot
24 cm zijn.
Daar komt bij dat op de vaste ondergrond van de geul graag een kleine laag
losse grond wordt gezien, ter voorkoming van uitdroging.
Door een dergelijke rug te maken zal de aardappel voldoende ruimte heb
ben om te groeien zonder aan het daglicht te worden blootgesteld, en zullen
de stengels midden uit de rug boven komen en niet eenzijdig zoals kan voor
komen bij een spitse rug. (Aan de door de zon beschenen, warme kant). Bo
vendien heeft een dergelijke rug nog enig bufferend vermogen ten aanzien
van ziektekiemen.
In bijgaande schets is voor drie rijenafstanden een rug getekend, uitgaande
van een laag losse grond van 10 cm, hetgeen overeenkomt met ongeveer 8 cm
vaste grond. o
Het blijkt dat bij een rijenafstand van 75 cm een goede rug gevormd kan
worden met een laag losse grond van 10 cm. Bij een rijenafstand van 66 a 67
cm wordt dit al een wat lastige zaak, terwijl bij 60 cm rijenafstand een goede
rug misschien nog wel is te vormen maar niet in stand te houden. Deze rug
heeft te rechte wangen, waarbij bij regen zeer snel afspoeling zal optreden,
met alle nare gevolgen van dien. Smallere rijenafstanden betekent dus dieper
los maken en smalle banden gebruiken om een goede rug te kunnen maken.
DIVERSE WERKTUIGEN
VOOR het pootklaar maken van de grond kunnen diverse werktuigen wor
den gebruikt.
U KROMTANDEGGE
Op verschillende gronden kan met dit eenvoudige werktuig een goed poot-
bed gemaakt worden. Vaak zal een dubbele bewerking nodig zijn, maar
dan is de kapaciteit nog voldoende om een pootmachine voor te blijven.
Een bezwaar aan dit werktuig klevend is wel dat het kan gaan springen,
waardoor de ondergrond niet vlak wordt gemaakt waardoor moeilijkheden
kunnen ontstaan bij het rooien. Een tweede bezwaar is dat dit werktuig
gevaar voor de trekkerbestuudrer kan opleveren. Jaarlijks gebeuren er
ongevallen door een te hoge aanspanning, waardoor de trekkers achter
over slaan. Door laag aankoppelen kan de veiligheid worden vergroot.
1. BOXEREGGE
Behalve het gevaar voor de chauffeur, geldt voor dit werktuig in grote
lijnen hetzelfde, als wat bij de kromtandegge is vermeld.
3. KULTIVATOR VERKRUIMELROLLEN
Dit werktuig kan ook op vele gronden goed werk leveren. De mogelijheid
is aanwezig dat één bewerking niet voldoende is. Er mag met dit werktuig
snel worden gereden, zodat ondanks een dubbele bewerking toch een grote
oppervlakte kan worden behandeld. Voor de verkruimelrollen is het wen
selijk dat er snel mee wordt gereden. Snelheid verhoogt het effekt van het
werktuig. Naast de verkruimeling hebben de verkruimelrollen nog een
andere belangrijke taak, n.l. die van de diepteregeling van de kultivator:
De vaste ondergrond dient vlak te zijn. Dit is niet van belang bij het poten,
maar wel bij de oogst. Een vlakke ondergTond geeft de mogelijkheid de
schaar van de rooimachine zeer nauwkeurig te kunnen afstellen
4. AANGEDREVEN EGGE
Op de wat moeilijker bewerkbare gronden (boven 30 afslibbaar) is dit
werktuig een goed hulpmiddel voor het pootklaar maken van de grond. De
diepte van de bewerking kan goed konstant worden gehouden, waardoor
er weer een vlakke, vaste bodem wordt verkregen. Toch. moeten er enkele
kanttekeningen worden gemaakt bij deze werktuigen, en wei:
ju de kapaciteit per uur is aanmerkelijk geringer dan van niet aangedreven
werktuigen; -a*1 -
b. men ziet niet wat men doet. Dit is veel lastiger en gevaarlijker. De be
werkte grond blijft in hetzelfde horizontale vlak, dit in tegenstelling
met een kultivator, die de grondlagen vermengd. Als de punten van de
tanden door natte klei worden getrokken, zal deze grond niet worden
losgemaakt.
De kans is echter aanwezig dat deze grond wel in (versmeerde) brokken
onderin blijft. Bij het poten zullen de aardappelen in deze brokken wor
den gelegd. Bij het aanaarden worden de brokken grond uit de geulen
in de ruggen gebracht. Wat daarvan het gevolg is in het najaar, is een
ieder bekend.
NOG een enkele technische kanttekening. De aangedreven eggen kunnen in
verschillende gorepen worden onderverdeeld, n.l.: a. 2-, 3- en 4-balks
eggen; b. korte en lange slag.
De machines, die met een korte slag werken, moeten met een hoog toerental
werken (540 toeren per minuut). Dit vraagt een goede uitbalancering, hetgeen
vooral bij de 2-balks eggen nog wel eens moeilijkheden geeft. De 3-balks
machine met korte slag heeft hiervan minder last. Daarnaast heeft de 2-balks
eg onder wat ongunstige omstandigheden moeilijkheden met zijn diepterege
ling.
De 4-balks aangedreven eggen werken met een lange slag en een lager toe
rental. Deze machines zijn zwaarder gekonstrueerd en kunnen worden uitge
rust met wrijfplaten om de bovenliggende kluiten nog fijn te wrijven. Deze
wrijfplaten moeten gekarteld zijn, daar anders de kluiten alleen maar worden
weggedrukt.
(Zie verder volgende pag.)
SAMENVATTING
1, Zorg voor voldoende losse grond om een goede rug te
kunnen bouwen.
Z De grondbewerking moet zodanig gebeuren dat de on
dergrond vlak blijft.
3 Begin niet eerder dan het tijdstip waarop de grond
goed bewerkbaar is.
4. Aangedreven werktuigen hebben een lagere kapaciteit
dan de niet aangedreven werktuigen.
5. Aangedreven eggen laten niet zien wat men doet.
Neem eens een schop mee.
6. Poot niet te diep of te ondiep 1 a l/t cm boven de
vaste ondergrond is juist.
7. Zeer vroeg poten heeft weinig zin.
8. Vroeg poten heeft de meeste zin voor gewassen waar
bij de rooidatum door de kalender wordt bepaald.
9. Zorg voor voldoende stengels per m-.
10. Wees voorzichtig met de eventueel aanwezige kiemen.
11 Bouw een goede rug op in 2 a 3 keer aanaarden.
Een goede rug heeft een afgeronde kop van minimaal
15 cm breedte en een hoogte van 2024 cm.
12. Spaar de losse grond.
13. Breng de losse grond op de rug en schuif deze grond
er niet tegenaan.
14. Zorg bij mechanische onkruidbcstrijding voor gelijk
matige bestrijding over de gehele rug.