^Voor de ^Urouw van ket i at tela nel SAMEN LEVEN, SAMEN DENKEN De maand maart op het Zeeuws landbouwbedrijf 29 GROOT was de belangstelling voor de cursus: „Samen Leven, Samen Denken", die het be stuur van de afdeling Zeeland van de Nederlandse Bond van Plattelandsvrouwen organiseerde. Men bleek met deze cursus midden in de roos te hebben geschoten en het is verheugend, dat zoveel vrouwen bereid bleken samen te luisteren, te denken en in discussie te treden. De eerste inleider, Drs. M. C. Verburg, besprak de toekomstplannen van Zeeland. Op duidelijke wijze zette hij uiteen hoe men zich de ontwikkeling van onze provincie voorstelt. Ver dere industrialisatie is onvermijdelijk, maar de in leider zag liever enkele kleinere industriekernen over bepaalde gebieden verdeeld dan een paar grote kernen. Voorts wees hij erop, dat welvaart nog geen welzijn inhoudt. Wanneer b.v. door opeenhoping van industrie een ernstige luchtverontreiniging op treedt, kan men moeilijk zeggen, dat hiermede het welzijn van de bevolking is gediend. Het is dus noodzakelijk, dat de ontwikkeling zo zorgvuldig mogelijk wordt geleid. Jarenlang bleef de bevol king vrij stationair en was er nauwelijks sprake van bevolkingsaanwas. Deze situatie is aan het verande ren. Momenteel telt de Zeeuwse bevolking ruim 300.000 zielen. Vanzelfsprekend moet ook aan an dere bronnen van bestaan, zoals land- en tuinbouw en de recreatie aandacht worden besteed. ALS tweede inleider trad op Ir. M. A. Geuze, die het onderwerp „Landbouw en Industrie" be handelde. Ook hij constateerde dat verdere indus trialisatie nodig is in verband met de bevolkings aanwas. Men moet echter geen tegenstellingen kweken tussen landbouw en industrie. Bestaans- bronnen moeten veelzijdig zijn. Welvarende indus trie brengt koopkrachtige vraag mee, dus ook voor deel voor de landbouw. Wel is er een gevoel van onmacht in de landbouwsector ten opzichte van de industrie door technische ongelijkheden. De indus trie beschikt over betere specialisatie en betere arbeidsverdeling. Voor de landbouw met inbegrip van de tuinbouw zijn grote oppervlakten grond nodig. Plant en dier vragen permanente verzorging. Hoewel er gebruik van machines kan worden ge maakt is dit niet op zo'n grote schaal mogelijk als in de industrie. Wel worden er in de zeer arbeids intensieve sektor, de veehouderij, meer en meer melkmachines gebruikt. Negen van de tien koeien worden machinaal gemolken. Toch zijn hiermede alle problemen niet opgelost. Men spreekt over beheersing van de produktie in de landbouw. Dit is heel moeilijk. In het geheel van de E.E.G. is zelfs het grootste bedrijf een klein eenheidje. Wereldomvattende overeenkomsten zijn bittere noodzaak. Spreker zette verder op duidelijke wijze uiteen hoe fuseren in de landbouw veel moeilijker is dan in de industrie al kampt men daar ook met proble men inzake concentratie. ALS derde spreker trad op burgemeester Jhr. P. Beelaerts van Blokland. Deze besprak de ge meentelijke herindeling. Hij begon te zeggen, dat wij mensen het territoir bepalen waarop wij willen leven. Wij zijn beweeglijker dan vroegere genera ties, leven in kringen, die steeds wijder worden. In mentale zin is ook de reikwijdte van de mens veel groter geworden. Dit heeft voor het bestuur van een gemeente consequenties. De gemeente kan uit verschillende aspecten worden benaderd, histo risch, geografisch, economisch, planologisch, socio logisch enz. Staatsrechtelijk is zij een lokale be- stuurseenheid. Men heeft te maken met de verhou ding: Rijk, Provincie, Gemeente. Wordt een zaak provinciaal geregeld, dan treedt de gemeente terug. Zijn de burgers wel altijd bereid verantwoordelijk heid te willen dragen voor plaatselijk bestuur? Helaas is een gemeente niet altijd een gemeenschap. Wat weten we vaak weinig van samenlevingsvraag stukken af. Democratische meningsvorming is be langrijk. De gemeente heeft in de Staat een rol te spelen. Rijk, provincie en gemeente moeten elkaar in evenwicht houden. Gemeenten zijn afhankelijk van subsidie. Inwoners van kleine gemeenten wil len steeds meer, 'n gemeente moet leefbaar zijn. Wat noemt men een kleine gemeente? Antwoord: „kleiner dan 50.000 inwoners". Samenwerking tussen verschillende kleine ge meenten is vaak chaotisch en verbrokkeld. Wat pleit nu voor herindeling? a. Ruimtegebrek van grote gemeenten. b. Taakopvatting gemeenten is in beweging, ver zorgende taak neemt sterk toe. Gemeenten zijn voor ruimelijke ordening niet voldoende toegerust. c. Meer bestuurskracht. d. Gemeenten moeten eensgezinder optreden. Het is echter moeilijk te zeggen welke maatsta ven moeten worden aangelegd. Met inwoneraantal alleen kom je er niet uit. Er spelen veel meer facto ren mee. Samenvoeging moet gepaard gaan met grotere samenwerking, anders heeft eerstgenoemde geen zin. In tijden van samenvoeging moeten ge meentebesturen extra actief zijn. Tot slot vroeg de spreker: „Hoe doen we mee?" Hij gaf de raad: „Denk na over de toekomst van het grondgebied, waarop wij leven." ÏWE laatste cursusmiddag werd verzorgd door Mr. J. F. G. Schlingemann, die als onderwerp had gekozen: „Ons land in het wereldgebeuren". Hij verdeelde deze stof in 4 hoofdstukken, n.l.: Neder lands plaats in de wereld, Europese eenwording, Benelux, ontwikkelingshulp. I. Nederland. Spreker begon met te constateren, dat. wij klein zijn, maar een hoge dunk van onszelf hebben. Door onze ligging aan zee hebben wij han del gedreven over de hele wereld. Toch moeten wij niet vergeten, dat wij betrekkelijk weinig invloed hebben op het wereldgebeuren, missen o.a. een militair machtsapparaat. Verenierde Staten en Rus land bepalen de macht en met Rood China wordt rekening gehouden. Engeland en Frankrijk hebben het ook niet meer voor het zeggen. Zoeken ze nu naar macht? Beïnvloeding van de wereldopinie is misschien enigszins mogelijk. Daarom is het zaak goede men sen af te vaardigen. Wij lopen niet helemaal achter, denk maar eens aan mannen als Stikker, Mansholt, Boerma (Deze laatste ia direkteur-generaal van één der commissies in de V.N.). Buitenlands beleid moet vredelievend en bemin nelijk zijn (Minister Luns probeert Joden en Ara bieren om de tafel te krijgen). Tracht ook wat te bereiken voor B'afra via Etluonië. Wü moeten een buitenlands beleid hebben, dat gericht is on ver dediging van zelfstandigheid en onafhankelijkheid van het eigen land. Dat betekent dat wij er voor Onder redactie van Mevrouw L N. Huijsman Griep uit moeten komen dat we horen bij het westen en bij de Noord Atl. Verdragsorganisatie onder be scherming van Amerika. II. E.E.G. In 1957 tot stand gekomen. Nederland is één van de zes leden en speelt volledig mee. Er is één gemeenschappelijke markt, geen belemme ringen in het handelsverkeer. Overgangsperiode 12 jaar. Op 1 januari 1970 moet de zaak rond zyn. In voerrechten zijn verdwenen, geen verbod van in voer meer (Zeer ingrijpend voor landbouwproduc ten). Landbouwbeleid met garantieprijzen. Han delsbelemmeringen meestal een gevolg van land bouwbeleid, daarom gelijk landbouwbeleid nood zakelijk. Europese commissie zorgt voor uitvoering. In deze commissie zitten 14 mannen, waaronder twee Nederlanders, de heren Mansholt en Sassen. Belastingstelsels zijn overal verschillend, wat moei lijkheden geeft. Heffingen aan de grens vloeien hieruit voort. Regeringen zijn aan hef onderhande len ook belastingstelsels gelijk te trekken (B.T.W.), Daarna moeten tarieven gelijk worden getrokken. Ander gebied: sociale voorzieningen, vaststellen valuta, energiebeleid. III. Benelux. Deze economische Unie is vlak na de tweede wereldoorlog opgericht. In België zijn moeilijkheden ontstaan door de taalstrijd. IV. Ontwikkelingshulp. Onderontwikkelde lan den vinden wij in de volgende werelddelen: Azië, Afrika, Zuid-Amerika. De Afrikaanse landen zijn vroegere Engelse en Franse koloniën, zij zijn het armste. Landen zijn daar willekeurig samengesteld dwars door stamverbanden. Door contact met het westen raakt men zich bewust van eigen achter stand. Er zijn weinig ontwikkelde mensen. Aziatische landen worstelen met bevolkings vraagstuk. Er zijn hier wel ontwikkelde mensen, maar er is geen tussenkader. Men heeft te maken met ware bevolkingsexplosies. Zuid-Amerika worstelt met corruptie en wan bestuur. Tegenstelling arm en rijk bijzonder groot Waarde van de Ver. Naties zit meer in de ont wikkelingshulp dan aan de politieke kant. Jammer dat bij ons de ontwikkelingshulp in de politieke hoek is terecht gekomen. Nederland neemt sterk deel aan deze hulp. Na Frankrijk staat het op de tweede plaats. In getallen doen de Ver. Staten het meest (55%). In 1967 gaven de westelijke landen IIV2 miljard dollar, de communistische landen miljard. Nederland geeft hiervan 2% In 1971 moet deze hulp 1 van het nationaal inkomen wor den en wel uit de openbare middelen. Het bedrijfs leven doet daar ook nog veel aan. Waarom doen wij er wat aan? In de eerste plaats uit menselijke overwegingen, doch het verschil in welvaart is niet in enkele jaren op te lossen. Welke welvaart wil men dan? De werkelijke be doeling van ontwikkelingshulp is, dat de volkeren economisch groeien, zodat de eigen produktie groeit. Wat de technische hulp betreft raadde spre ker, die meerdere onderontwikkelde gebieden heeft bezocht, aan, geen mensen in het buitenland te laten studeren. Structuur moet worden verbeterd en de handel op gang gebracht. Grote machten als Rusland en de Ver. Staten moeten mee in het schuitje van de ont wikkelingshulp. Na iedere lezing kwamen er tal van vragen los, zodat bleek, dat de cursisten inderdaad over de be handelde stof nadachten. Zij kunnen het geleerde in eigen kring doorgeven, zodat velen een beter begrip krijgen voor de problemen in en buiten ons vaderland. (Vervolg van pag. 25) De werkingsduur is iets minder dan van Alicep, maar de kans op gewasbeschadiging is geringer. Alicep alleen toepassen op grond met minstens 25 afslibbaar en met niet meer dan 3 humus. Deze bodemherbiciden kunnen gespoten worden vanaf het zaaien tot een week voor opkomst op vochtige onkruidvrye grond. Op percelen waar opslag van aardappelplanten kan worden verwacht, zaaien we bij voorkeur geen uien. Chemische bestrijding is onmogelijk ea ver wijderen in handwerk kost te veel tijd. WINTERBLOEMKOOL Uiterlijk begin maart, als de vorst uit de lucht is, geven we een zware kunstmestgift. Deze zal het ene jaar hoger moeten zijn dan het andere. Ook de stand van het gewas speelt een rol. We geven 7,5012,50 kg kas per are. Daarnaast 4 kg super fosfaat per are. Omstreeks half maart geven we nog, al naar de ontwikkeling van het gewas, 5,00— 7.00 kfi ks .per are. VEEHOUDERIJ De bemesting van het grasland vraagt weer de aandacht. De hoogte van de stikstofgift is afhan kelijk van de bestemming van het gras. Voor kui len of hooien wordt tot 100 kg N per ha en voor beweiding 50 a 60 kg N per ha gestrooid. De fosfaatbemesting mag ook niet verwaarloosd worden. Grondonderzoek kan een richtlijn geven. Een verse fosfaatbemesting is echter altijd gewenst. De hoogte ervan zal afhankelijk zijn van de fos faatbehoefte van de grond. Maatregelen zullen ge nomen worden, wat de bemesting betreft, op die percelen waarvan bekend is dat er kopziektege- vaar dreigt, o.a. door het strooien van magnesium- houdende kalkammon of kieseriet. Bij de voedering van het vee dient men er reke ning mee te houden dat de voederbieten voor 1 april zoveel mogelijk worden vervoederd. Vanaf 1 april mogen er geen spruiten meer op voorkomen. Het verwijderen van de spruiten kost extra arbeid. Enkele weken voeren zonder voeder bieten blijkt in de praktijk geen bezwaar te zijn. Sommige veehouders voeren met goed succes hele maal geen voederbieten meer. Ga in ieder geval nog eens na of de geplande oppervlakte voeder bieten voor oogst 1969 toch niet te ruim is. Het opstellen van een voederwinningsplan kan hierbij. verhelderend werken. ENKELE KORTE PUNTEN Het bewaren van de labels van de zaai zaadverpakking kan van belang zijn bij eventuele mogelijkheden wat betreft op komst of vermenging. Ze kunnen dan zo mogelijk nog van dienst zijn. Het vooraf afdraaien van de zaaimachine kan teleurstellingen voorkomen wat be treft de hoeveelheid te verzaaien zaaizaad. Dit is vooral van belang bij ingebruik name van een nieuwe machine of zaaizaad waarmee men geen ervaring heeft. Op vele bedrijven worden de wendakkers nog te krap genomen. Bij latere bewerkin gen geeft dit dikwijls moeilijkheden. Houdt ook bij de voorjaarsbewerkingen rekening met mogelijke verspreiding van kweekgraswortels. Voer de bewerkingen zodanig uit dat dit niet voorkomt. Pleegt tijdig overleg met uw loonwerkers wat betreft de meest gewenste rijenaf- stand bij de verschillende gewassen in verband met verzorgings- en oogstwerk- zaamheden.

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsch landbouwblad ... ZLM land- en tuinbouwblad | 1969 | | pagina 29