GRASZAAD reageert sterk op stikstof; het is dus
gewenst om de stikstof regelmatig te strooien.
In de praktijk valt vaak te constateren dat wel
de juiste hoeveelheid is gestrooid, maar helaas niet
goed verdeeld. De beruchte stikstofbanen, het be
wijs van slecht vakmanschap, komen nog te vaak
voor. Naast de ergernis hierover wordt het bepa
len van de oogstdatum hierdoor bemoeilijkt, wat
bijna altijd raad kost, omdat de kwaliteit van het
daad binnen de partij niet homogeen is.
Stikstofbemesting
bij de
graszaadteelt
Onkruidbestrijding
bÜ
graszaadteelt
9
J. E. WOLFEKT
P.A.W. - Wageningen
BIJ de graszaadteelt is de factor tijd heel be
langrijk. Het werk dat de teler aan zijn ge
was dient te verrichten is weliswaar van geringe
omvang, maar sterk gebonden aan de tijd waar
op het moet plaatsvinden. Dit begint al met het
zaaien, maar komt ook sterk tot uiting bij de be
mesting, de onkruidbestrijding, de oogst e.d.
Een van de eerste bezigheden die de graszaad
teler in het voorjaar gaat doen is stikstof strooien.
VROEG STIKSTOF STROOIEN
GRASZAAD gaat/in het voorjaar snel aan de
groei. Op dat moment moeten de benodigde
WELKE STIKSTOFSOORT?
verschillende soorten graszaad kunnen voor
dit doel in twee groepen worden ingedeeld;
de vroeg rijpende en de later rijpende soorten. De
eerste groep wordt in de eerste helft van juli ge
oogst, de tweede wat later. De produktieperiode
van de eerste groep is betrekkelijk kort en daar
om moet de toegedachte stikstof snel verwerkt wor
den. De nitraatvorm leent zich daar het beste voor,
dus geven we de stikstof als kalksalpeter. Aan de
later rijpende soorten kan de stikstof in elke vorm
gegeven worden, omdat deze soorten meer tijd ter
beschikking hebben.
Vroege soorten zijn de beemdgrassen en de
zwenkgrassen; onder de latere soorten rekenen
we de raaigrassen, fiorinsoorten en timothee. Ook
tussen de rassen van een soort kunnen in de af
rijping vrij grote verschillen liggen, zodat eigen
lijk naar ras een indeling zou moeten worden ge
maakt. Genoemde maatregelen t.a.y. de stikstof
worden ook genomen om veel bladvorming te voor
komen. Veel bladproduktie gaat meestal ten koste
van de zaadproduktie.
Over de hoeveelheid stikstof die aan het gras
zaad moet worden gegeven kan men zich oriënte
ren in de Rassenlijst, blz. 66, waar een globaal over
zicht is opgenomen. Om de gift volkomen juist vast
te stellen, dienen we rekening te houden met alle
gegevens van het perceel en de grassoort. Het aan
tal rassen is de laatste jaren sterk toegenomen en
de stikstofbehoefte verschilt binnen de soort, af
hankelijk van het ras, vrij sterk.
voedingsstoffen voorradig zijn. Uit proeven en prak
tijkervaringen is dan ook gebleken dat onze gras
zaadpercelen gunstig reageren op een vroege stik
stofgift, omstreeks half februari als de grond be
kwaam is. Dit is het geval als het bovengrondse
water goed kan wegzakken. Bij het optreden van
vorst, als smelt- of regenwater niet kan wegzak
ken door een bevroren grondlaag, kan door be
mesting een te hoge zoutconcentratie ontstaan in
de bovenlaag, wat wortelverbranding tot gevolg
kan hebben. De opbrengst kan hierdoor geschaad
worden.
REGELMATIG STROOIEN
GRASZAADTEELT EN BEMESTING
De wereld om ons heen heeft nog een win
ters aanzien, maar als we beter kijken zien
we overal, dat het voorjaar nadert en dat
de eerste tekenen van groei er zijn. Dat be
tekent o.mdat het hoog tijd wordt om het
graszaad zijn stikstof te geven.
Vooral in een vroeg voorjaar kan vroeg
stikstof strooien betekenen, dat we 100250
kg/ha meer zaadopbrengst krijgen dan bij
strooien in maart, en dat is toch wel de
moeite waard. Later is dit met bijv. een over
bemesting niet meer in te halen.
Over de hoeveelheid stikstof wordt elk jaar
weer zwaar gepraat, 't Is en blijft een moei
lijk probleemvooral omdat de hoogste op
brengst wordt verkregenwanneer deze
(eventueel eerste) stikstofgift de optimale
blijkt te zijn, m.a.w. wanneer precies in de
roos wordt geschoten.
Daarvoor moeten we rekening houden met
vele faktoren. Het weer van herfst en winter
is nog al vochtig geweest met kans op veel
N-uitspoeling, doch ik heb in lange jaren niet
de indruk kunnen krijgen, dat dit bij gras
zaad, met zijn dichte wortelnet, veel invloed
heeft, zoals bijv. wel bij tarwe. Het weer dat
komt heeft veel grotere invloed. Maar dat
weten we niet vooruit! Laten we hopen dat
het groeizaam zal zijn.
Zeker moeten we rekening houden met de
streek, grondsoort en de voorvrucht, dus
vooral ook met de eigen ervaring met grond
en bemesting. Na erwten bijv. een baal min
der dan na vlas, althans in het eerste oogst
jaar. In het tweede oogstjaar geven we 100
200 kg/ha meststof meer dan 't vorige jaar,
mits het gewas toen tenminste goed was.
Voorts moeten we rekening houden met de
grassoort, en zeker ook met het ras, dat we
hebben staan. Het verschil tussen de rassen,
vooral bij Engels raai en veldbeemd, in stik
stofbehoefte is dermate groot, dat het geen
zin heeft, hier exacte hoeveelheden te noe
men. Daarvoor moet men overleg plegen met
zijn firma, want de verschillen gaan wel tot
200300 kg per ha, en dit kan beslissen over
mislukken of slagen van de oogst. Hebt U
nog geen advies gekregen vraag het dan per
omgaande, want het moet nu wel gebeuren.
En praat het door met de deskundige, want
het verschil tussen een „mestput" en een te
licht gewas is ook niet zo groot. Graszaad
reageert nu eenmaal scherp op de stikstof
bemesting.
Een oud probleem is het toepassen van een
wel of niet gedulde stikstofgift voor soorten
die men niet te zwaar wil hebben is het aan
lokkelijk een deel van de stikstof later naar
behoefte te geven. Maar alle proeven hebben
tot nu uitgewezendat de hoogste opbrengst
wordt verkregen bij een optimale eerste stik
stofgift. Was de eerste gift toch te licht dan
kan men in aprilmei nog wat bijgeven, doch
daar moet men het niet op aan laten komen.
Trouwens, wie heeft daar eigenlijk nog tijd
voor, nu een klein beetje ruimte in het per
soneel niet meer te betalen is?
Over de vorm, waarin we de stikstof geven,
is ook al veel gepraat. In de grote lijn komt
het hierop neer, dat we de vroege soorten
kalksalpeter moeten geven, en dat wij bij
Engels raai kunnen kiezen tussen kalksalpe
ter en kalkammonsalpeter de voorkeur ver
dient. In 't algemeen is dit bij de betreffen
de telers en deskundigen wel bekend; even
tueel kan men met een half perceel een proef
nemen.
J.
J. E. WOLFERT
P. A. W. Wageningen
|TEN belangrijk punt waaraan de graszaadteler
aandacht moet besteden, is het onkruidpro
bleem. Het is mogelijk dat het graszaad nog niet ge
heel vrij is van ongewenste onkruiden, zoals kamille,
muur, straatgras of duist.
Kamille. Als er nog veel kamille staat, kan tot be
gin maart gespoten worden met een normale concen
tratie MCPA/TBA (merknamen Aaglobens, Pesco
1815 en MCPA/TBA Unitas). Er mag niet tijdens
vorst gespoten worden, omdat dit evenals latere be
spuitingen met dit middel, ernstige opbrengstderving
kan geven.
Muur. Kleine muur wordt met MCPA/TBA vol
doende in bedwang gehouden. Grotere muurpollen
kunnen effectief bestreden worden met \lA liter
2, 4, 5, TP (diverse handelsmerken). Dit middel kan
eveneens tot begin maart zonder gevaar voor oogst-
derving gespoten worden.
Kiemplanten. Bij een vroeg voorjaar kunnen kiem-
planten van allerlei onkruiden voorkomen die zich in
lang openblijvende gewassen gemakkelijk kunnen
ontwikkelen. Deze groep kunnen we evenals even
tueel voorkomende ereprijs het beste bestrijden met
een 5 h 6 kg DNOC 80 of 7|/2 a 9 kg DNOC 50
verspoten in 600 liter water bij weersomstandigheden
die gunstig zijn voor DNOC. Jonge onkruiden reage
ren beter dan oudere. Een DNOC-bespuïting kan
worden uitgevoerd tot het graszaad gaat schieten,
zonder enig gevaar voor opbrengstverlies.
Distels. Als er later in het voorjaar nog zoveel
distels voorkomen dat een pleksgewijze bestrijding
niet mogelijk is, kan gespoten worden met 3 a 4 liter
MCPA 25 die de bloei van de distels voorkomt.
Om de veroorzaakte groeiremming te compenseren,
kan ca. 20 kg ureum worden toegevoegd. Ook deze
bespuiting uitvoeren vóór het in aar of pluim komen
van het graszaad.
Grasachtige onkruiden. Naast deze betrekkelijk ge
makkelijk te bestrijden onkruiden, kan een perceel
ook bedreigd worden door de grasachtigen: straat
gras, duist of kweek. Controleer daarom de graszaad
percelen op het voorkomen van kweekplekken en
neem tijdig maatregelen. Bespuit deze haarden met
Dalapon, in een 2- tot 40 oplossing, d.w.z. 200 tot
400 gram in 10 liter water. Wees niet te zuinig bij
de afbakening van de plek en herhaal deze bespui
ting later in het seizoen.
Een selectieve bestrijding van straatgras en duist
kan gedurende de maand februari nog gebeuren met
6 a 7 liter endothal (handelsmerk Prebetox). Om ef-
ten op een winddroog gewas, liefst met vochtige bo~
fect van deze bespuiting te krijgen moeten we spui-
dem, bij lage temperaturen zo rond het vriespunt. Na
de bespuiting mag er geen regen vallen, en het effect
verbetert naarmate de periode van lage temperaturen
langer duurt. Ook bespuitingen op een berijpt gewas
na een nachtvorst geeft goede resultaten. Naarmate
het middel beter werkt, neemt de kans op schade
toe. In proeven werden verliezen van 0 tot 20
gemeten.
Pollenbestrijding. Als het gaat om een beperkt aan
tal ongewenste planten te bestrijden, kunnen we
beter een pollenbestrijding toepassen. Dit kan met
de rugspuit gebeuren waarop één dop zit. Hiervoor
komen verschillende middelen in aanmerking, b.v.
Gramoxone, Aakarmex e.d Ook hier geldt weer:
Wees niet te zuinig met de hoeveelheid en plaats de
dop boven het hart van de pol. In plaats van een
spuitmiddel kan ook een strooimiddel zoals Prefix
e.d. gebruikt worden. Dit korrelprodukt kan met be
hulp van een plastic buis of een in de handel zijnd
doseringsgeweer worden toegepast, indien er maar
voldoende aandacht aan wordt besteed.
De extra zorg die u aan uw graszaad besteedt re
sulteert in een hogere kg-opbrengst en betere kwali
teit van het zaad. Beide factoren zijn bepalend voor
uw inkomsten van dit gewas.