Het tuinbouwbedrijf
als onderneming
6
Vierde uitzending: zaterdag 22 februari
a s. van 10.3011 uur via Ned. I. Herhaling
op donderdag 27 februari a.s. van 23.00
23.30 uur via Ned. L
Les 4
Redaktie: A. G. A. van de Nes en drs. P.
Bukman.
BESTRIJDINGSMIDDELEN. Hoe ont
staat er residu op groenten. Afdoende ziek
tebestrijding zonder een hoog residu.
Inlichtingen over de cursus en aanmeldin
gen voor gespreks- of studiegroepen bij
Teleac, Postbus 225, Delft, tel. 01730-3494C.
BESTRIJDINGSMIDDELEN
Van elke tuinder wordt verwacht dat hij op de
veiling een goed produkt aflevert. Om dit te be
reiken is ziektebestrijding noodzakelijk. Ziektebe
strijding kost tijd en geld. Men doet het niet voor
z'n plezier; het is een economische noodzaak. Er
kan zelfs worden gesteld, dat zonder ziektebestrij
ding een teelt niet mogelijk is.
Het gebruik van bestrijdingsmiddelen heeft tot
gevolg, dat aan het einde van een teelt nog restan
ten van de gebruikte bestrijdingsmiddelen aan
wezig kunnen zijn. Die restanten noemen we residu.
De hoeveelheden residu die bij de oogst op een pro
dukt nog aanwezig mogen zijn, variëren van be
strijdingsmiddel tot bestrijdingsmiddel. Deze hoe
veelheden residu zijn vastgesteld door de overheid.'
D|e residu-toleranties (maximale hoeveelheid resi
du die bij de oogst aanwezig mag zijn) ;zijn onder
staand voor enkele middelen aangegeven.
RESIDU-TOLERANTIES
Dichloorvos (DDVP) 0,1 d.p.m.
Lindaan 2,0 d.p.m.
Dichloran 10,0 d.p.m.
Hierbij komt naar voren, dat er grote verschillen
aanwezig kunnen zijn. Zij worden bepaald door de
mate van giftigheid van het middel. De toegestane
hoeveelheid residu 4s zó laag, dat de volksgezond
heid hierdoor geen enkel risico loopt.
Het gewas is echter ook van belang. Hierbij kun
nen grote verschillen voorkomen die samenhangen
met het type gewas dat er wordt geteeld. Zo zijn
de problemen bij komkommer en tomaat heel an
ders dan bij sla. Dit is te zien uit de volgende ge
gevens:
gew. (gr.) opp. (cm2) gew./opp.
Sla 200 8.000 1 40
IComkommer 500 750 1 1,5
Tomaat 100 200 1 2
Hieruit blijkt dat een krop sla een aanzienlijk
groter oppervlak heeft dan een komkommer of to
maat Daardoor is de verhouding tussen het ge
wicht en het oppervlak sterk verschillend; bij kom
kommer 11,5, bij sla 140. Door dit grote ver
schil is de kans op aanwezigheid van residu bij sla
heel wat groter dan bij komkommer of tomaat. De
hoeveelheid residu wordt uitgedrukt in d.p.m.
delen per miljoen). Het zijn dus gewichtsdelen.
Uit het bovenstaande valt wel af te leiden dat de
aanwezigheid van residu by tomaat en komkommer
weinig of geen problemen oplevert, maar dat dit
by sla wel het geval kan zijn.
Een ander aspect dat de hoeveelheid residu be
paalt, is de snelheid waarmee het gewas groeit. En
kele gegevens hierover zijn af te lezen uit de vol
gende tabeL
SLA
Plantdatum
1 september
15 oktober
Plantdatum
1 december
1 april
Plantdatum
15 december
1 april
Duur planten tot oogst
40 dagen
120 dagen
KOMKOMMER
Duur bloei tot oogst
20 dagen
15 dagen
TOMAAT
Duur bloei tot oogst
60 dagen
55 dagen
We zien daarby een gering verschil in de perioden
die er liggen tussen de vruchtzetting en de oogst
bij tomaat en komkommer bij de verschillende
planttyden. Bij de sla kan het verschil in groeiduur
wél zeer groot zijn.
Door de groeisnelheid nu, wordt ook de verdun
ning van het residu bepaald. In de winterteelt van
sla, als de groeisnelheid laag is, zal ook de verdun
ning van de nog aanwezige bestrijdingsmiddelen
zeer langzaam verlopen.
BELANGRIJKE ASPECTEN
Vorig jaar is door het Proefstation te Naaldwijk
in samenwerking met het Centraal Bureau van de
Tuinbouwveilingen in Nederland uitgebreid onder
zoek verricht naar de aanwezigheid van residu by
sla. Daarbij zijn 1.000 slamonsters onderzocht op
niet minder dan 13 soorten bestrijdingsmiddelen
door het Centraal Instituut voor het Voedings
onderzoek te Zeist. Dit onderzoek heeft geleerd,
welke faktoren er bij het residuprobleem belang
rijk zijn. Dit zijn er drie, n.l. het klimaat, de teelt
techniek en de prijsvorming.
Het klimaat. Deze faktor wordt gedemontreerd
aan de hand van bijgaand overzicht, dat het ver
schil aangeeft tussen de hoeveelheden residu bij
een winter- en een voorjaarsteelt. Bij de winter -
De teelttechniek. De manier waarop de sla wordt
geteeld kan van invloed zijn. Dit komt bijvoorbeeld
tot uiting in het feit dat de ene teler de sla tijdens
de teelt veel vaker zal beregenen dan de andere.
Bij veel beregenen zal er veel minder residu aan
wezig zijn.
De prijsvorming. Het lijkt wat vreemd, te stellen
dat de prijsvorming mede de hoogte van het residu
bepaalt. Is de prijs echter hoog, dan is men geneigd
de sla zo snel mogelijk te oogsten. Zodra het ex
portgewicht is bereikt wordt er geoogst. De kans
teelt blijkt dan dat vier behandelingen met een
zelfde middel (thiram) een sterk oplopen veroor
zaken van de hoeveelheid residu. Dezelfde behan
delingen in een voorjaarsteelt geven na vier be
handelingen slechts een lichte stijging van de hoe
veelheid residu.
Daarbij ziet men tevens nog een verschil van 20
dagen tussen de laatste behandeling en de oogst;
in de winterteelt n.l. 45 en in de voorjaarsteelt 25
dagen. Ondanks het feit dat de periode tussen oogst
en laatste behandeling bij de voorjaarsteelt veel
korter is, heeft men een veel lager residu. Dit is
een van de belangrijkste knelpunten bij de teelt van
sla in de winter.
De hoogte van de hoeveelheid residu wordt be
paald door de temperatuur (in de winter lager), de
hoeveelheid licht (die in de winter ook geringer is
dan in andere perioden) en door de groeisnelheid
(trager in de winter).
bestaat dan dat de periode tussen de laatste behan
deling en de oogst wrat kort is, zodat er nog veel
residu is achtergebleven. Is de prys daarentegen
laag, dan is men geneigd „betere tijden" af te wach
ten en de sla wat te bewaren. Daardoor wordt de
tijd tussen laatste behandeling en oogst langer me4
de kans op een geringere hoeveelheid residu.
MOGELIJKHEDEN TER VERKRIJGING
VAN EEN LAAG RESIDU
Om een laag residu te krijgen of eventueel de
aanwezigheid van residu geheel te voorkomen,
kunnen enkele mogelijkheden van belang zijn:
Cultuwmaatregelen. Naarmate de cultuurmaat
regelen beter zijn verkrijgt men een betex*e groei
van het gewas waardoor de ziekten minder kans
krijgen.
(Zie verder pag. 8)
CONCLUSIES UIT DE DISCUSSIE
1. Het resistentie-onderzoek is niet eenvoudig. Er zijn bij komkommer spectaculaire
resultaten bereikt (vuur - bladvuur - bitterheid), maar bij de tomaat is dit moeilijker
door het ontstaan van nieuwe stammen (fysio's) van schimmels (meeldauw). Bij sla
is het probleem nog moeilijker omdat men daar te maken heeft met schimmels die sterk
polyphaag zijn (op veel gewassen voorkomen), zoals Botrytis en Rhizoctonia.
2. Door de groeiomstandigheden voor de planten optimaal te maken neemt de aantas
tingskans voor diverse belangrijke schimmels af.
3. Een grotere mate van hygiëne kan vel de aantastingskansen verminderen, maar zal
nooit een zodanig effekt geven dat de schimmelsporen volledig afwezig zullen zijn.
4. Totale vernietiging van alle ziekten door middel van doodspuiten van gewassen na de
teelt, dient een algemene teeltmaatregel te worden omdat men daarmee veel ziekte
kiemen opruimt. Men moet dit doen voor het gewas is afgestorven en de ziekten in-
aktief zijn geworden.
5. Hoewel er verschillen in omstandigheden voorkomen, is het toch niet gewenst van de
hoeveelheden en termijnen die op de slakaart zijn vermeld, af te wijken.