Terugblik en perspectief
VRIJDAG 21 FEBRUARI 1969
57e Jaargang No. 2969
Officieel orgaan van de Maatschappij tot bevordering ran Land- en Tninbonw en Veeteelt in Zeeland"!
Na ruim veertig jaren de agrarische belangen in het algemeen en van Zeeland in het bijzonder op een zeer breed ter
rein behartigd te hebben, zal ir. J. D. Dorst op vrijdag 28 februari a.s. wegens het bereiken van de pensioengerechtigde
leeftijd afscheid nemen van het bedrijfsleven. Velen zullen de hem, door de verschillende diensten en organisaties, aan
geboden afscheidsreceptie op deze vrijdagmiddag van 1517.30 uur in „De Korenbeurs" te Goes aanwezig willen zijn. Wij
hebben getracht op de middenpagina's van dit blad een, zij het onvolledig, beeld te geven van de man Dorst, zoals velen
hem in Zeeland en daarbuiten hebben leren kennen.
K.N.L.C. TUINBOUWDAG 1969
LJET is naar mijn overtuiging bijzonder moeilijk
om niet alleen begrip te hebben voor tuin-
foouwbeleid, maar ook om dit beleid op een juiste
wijze te effektueren. De basis zal moeten zijn het
wegwerken van de onrust en het onbehagen dat er
heerst, zodat er werkelijk sprake zal zijn van een
acceptabel inkomensniveau voor onze gehele be
drijfstak tuinbouw in een tijd vol internationale
spanningen, maar ook in een tijd met ontzaglijke
technische mogelijkheden. De tuinder werkt dag en
nacht om een klein deeltje te veroveren van de
huidige welvaart, die in vele andere bedrijfstakken
in veel grotere mate aanwezig is.
Als ik bovendien de inkomenspositie van de
meest hardwerkende groep onzer bevolking verge
lijk met de groepen met vaste inkomens, dan is er
wel sprake van een schrille tegenstelling sociaal
gezien. En dan te bedenken welke enorme econo
mische betekenis de tuinbouw nationaal heeft. On
tegenzeggelijk maakt onze bedrijfstak grote moei
lijkheden door, vooral de fruitteelt kampt met ern
stige strukturele en financiële problemen. De vak-
en dagbladpers geeft regelmatig weer hoe sprekers
op diverse vergaderingen stellen hoe moeilijk het
wel is In de tuinbouw. Een grote groep tuinders
spreekt met ontstemming over de resultaten die
worden bereikt. Zich al te negatief op te stellen
ten opzichte van de huidige problematiek zonder
alternatieven aan te geven lijkt mij gevaarlijk
voor de ontwikkelingen en mogelijheden in een ge
meenschappelijke E.E.G.-markt, waar de moeilijk
heden niet minder zijn dan bij ons.
Ik ben er echter van overtuigd dat we de pro
blemen van nu en in de komende jaren realistisch
zullen moeten benaderen, daar ook in het verleden
de tuinbouw zichzelf heeft weten aan te passen en
de mogelijkheden heeft weten te benutten em een
zo groot mogelijk marktaandeel en een zo sterk mo
gelijke positie te verkrijgen in onze bekende afzet
gebieden. Het grote verschil tussen vroeger en nu
ligt wel in het feit dat, wat er nu in vijf jaar aan ont
wikkelingen en veranderingen zijn, er vroeger 25
jaar voor nodig was.
Het spreekt vanzelf dat er nu steeds meer ge
vraagd wordt van de ondernemer, theoretisch wat
het onderwijs betreft en ook vaktechnisch. De span
ningen tussen produktie en afzet veroorzaakten tot
en met 1967 een teruglopende rentabiliteit, 1968 gaf
een lichte verbetering te zien met zoals reeds
aezead uitzondering van de fruitteelt. Hierdoor is
weer een gematigd optimisme ontstaan. Aldus de
heer G. W. Bos, voorzitter van de afdeling Tuin
bouw K.N.L.C. op de „Tuinbouwdag '69", die een
en ander aan de hand van een aantal cijfers aan
toonde en waaraan wij de volgende passages ont
lenen:
BUNDELING VAN KRACHTEN
Ik heb mij een volgende vraag gesteld: „Wat
kunnen wij als organisatie van onze leden verwach
ten en wat verwachten de leden van de organisa
tie?" Ik zou met nadruk een dringend beroep op de
leden willen doen en wel: zorg dat de gelederen in
alle opzichten gesloten blijven, vooral ook in de
fase van de herstrukturering van de afzet onzer
produkten. Met eikaar moeten wij blijven streven
naar grotere samenwerking binnen de 3 Centrale
Landbouw Organisaties om als één blok onze rede
lijke wensen om maar niet te spreken over onze
eisen gefundeerd op redelijke gronden aan de
overheid voor te kunnen leggen.
Elk individueel optreden of in groepsverband, ja
zelfs, zoals de laatste tijd gebeurt, gewestelijk op
treden acht ik niet alleen verknoeien van tijd, maar
ik verwacht er ook een negatieve uitwerking van.
Als men dit als gegeven wil aanvaarden, dan pas
kunnen de leden iets van de organisaties verwach
ten.
(Zie verder pagina 34