125 jaar
Kring Hulst
PEN eresaluut aan al die mannen die hun beste
krachten hebben ingezet met als enig doel „de
verheffing van de landbouw in zijn geheel". Wij
zijn trots op en dankbaar voor alles wat door onze
voorgeslachten voor de landbouw is gedaan. Aldus
bracht voorzitter J. W. Scheele van de jubilerende
Kring Hulst in zijn openingsrede op de Buitenge
wone Algemene Ledenvergadering jl. vrijdag te
Kloosterzande zijn hulde aan de voormannen onder
woorden. Voormannen van het eerste uur die met
zeer beperkte middelen maar met groot enthou
siasme de boerenstand in haar geheel op een hoger
peil hebben gebracht. Voorzitter Scheele volstond
met zo hier en daar en in het kort een greep te doen
in het rijke en gevarieerde verleden van de 125-
jarige Kring Hulst. Oud-secretaris der Z.L.M. mr.
J. F. G. Schlingemann, die de herdenkingsrede uit
sprak, zou uitvoeriger hierop ingaan. Op 2 februari
1844 kwam een groep van 27 boeren te Klooster
zande bij herbergier Viereck in haar eerste ver
gadering bijeen en koos zich een bestuur met Ju-
docus Sergeant, lid van de Provinciale Commissie
voor de landbouw en burgemeester te Hontenisse,
wonend op de boerderij „Lettenburg", als voorzit
ter. Vele aktiviteiten, vergaderingen, het organi
seren van tentoonstellingen, houden van ploegwed-
strijden, organiseren van excursies, verbetering van
rundvee en paardenrassen, proeven en proefvelden
enz., al naar de omstandigheden dit nodig dan wel
wenselijk maakten, werden door de bestuurderen
in deze 125 jaar ondernomen.
VOORZITTER Scheele vertelde het volgende
stukje geschiedenis uit de beginperiode in
1851 toen er een „missive" behandeld werd, een
ingekomen stük zou men nu zeggen, afkomstig van
de Algemeen Voorzitter de heer Vis te Middelburg
van de volgende inhoud:
„Dat Zijne Majesteit de Koning aan de Maat
schappij ten geschenke heeft aangeboden een in
Engeland aangekochte stamboekhengst, bestemd
voor de veredeling van het akkerbouwpaard, dat
dat zelve paard aanvankelijk te Middelburg wordt
gestald, totdat daarover bij de aanstaande bijeen
komst van het hoofdbestuur bepaaldelijk zal wor
den beslist."
Over deze hengst is heel wat te doen geweest, als
ik het goed heb begrepen niet enkel hier in de
kring, maar in de gehele Maatschappij. Deskundige
commissies werden benoemd, die o.a. beslisten over
de kwaliteit van de merries, voor al of niet toe
lating. In 1852 staat deze hengst een tijd in onze
kring, en er worden reglementen enz. ontworpen
ook voor de hengsthouder, en met betrekking tot
toelating der merries enz. In deze commissie wordt
de heer J. C. Kegelaar en de secretaris gecomiteerd.
In 1855 komt de hengst weer op de proppen. In
de vergadering op 6 januari van dat jaar, doet de
voorzitter mededeling dat hem gebleken is, dat de
Engelse hengst, welke bij J. T. Leenknecht te Rust-
wat is geplaatst, door deze aan P. A. Clippelaar is
uitgeleend, welke dezelve heeft gebruikt voor het
vervoeren van mest; hij verneemt dat dit een mis
bruik is, hetwelk niet kan worden geduld en stelt
mitsdien voor, de hengst te verplaatsen. Het lid mr.
G. H. Vogelvanger, ofschoon niet in het minst twij
felende aan de waarheid van het door de voorzitter
aangevoerde,^ verneemt echter dat op de aanklacht
van slechts één lid niet tot verplaatsing kan wor
den overgegaan. Hij stelt voor dat een commissie
voor nader onderzoek zou worden ingesteld.
Een half jaar later, 19 maart 1855. De voorzitter
doet terzake de hengst, nadere mededelingen aan
de hand van een verslag, waaruit blijkt dat inder
daad de hengstehouder Leenknecht bekende de
hengst aan zijn vaste arbeider P. A. Clippelaar is in
gebruik gegeven om mest te vervoeren (5 karren).
Na heftige discussie wordt met één stem meer
derheid besloten de hengst toch bij Leenknecht te
laten en hem niet te „kwalificeren".
En hiermede is blijkbaar het drama hengst af
gesloten, daar ik hierover verder niets meer in de
archieven kan vinden. Ook is verder niets te vinden
of deze Engelse hengst nu het paardenras heeft
verbeterd
OVER het heden zei voorzitter Scheele het te be
treuren dat dit jubileum samenvalt met zoals
hij duidelijk stelde, een zeer ongunstige tijd in onze
land- en tuinbouw. Wij voelen aan vele dingen, dat
wij bij een keerpunt zijn aangeland, een keerpunt
dat om een heroriëntatie vraagt.
Wij kunnen niet ontkennen dat er onrust heerst
onder de boeren, en ook onbehagen, en dat de ver
warring groot is, verwarring vooral ook terzake
van de E.E.G., terwijl dit alles toch gepaard gaat
met grote zorgen voor de toekomst. Ook de last van
de veelal zware investeringen op onze bedrijven der
laatste jaren, begint zich terdege te doen gevoelen.
Maar ook onze voorouders hebben goede en slechte
tijden gekend, schijnbaar zo inherent aan de land
bouw en met een zekere taaiheid en uiterste wils
kracht hebben toch velen zich steeds staande kun
nen houden.
Goede en slechte tijden, zorg voor de toekomst,
deze gedachten doen mij denken aan een voorval
van jaren geleden, dat ik echter nooit zal vergeten;
aldus de heer Scheele. Ik was in Italië, waar ik
met een Nederlander, die ik daar toevallig ont
moette, een voetreis maakte naar een dorp, dat
vrij hoog in de bergen lag en daardoor zeer afge
legen. Toen wij na een moeizame klimpartij einde
lijk bij het dorp waren aangeland, zagen we naast
wat ruïneachtige huisjes een heel oude, maar uiter
mate mooie kerk met daarvoor een plein met rin
gen in de muur om de ezels van de boeren tijdens
de kerkdienst vast te zetten. De eeuwen leken hier
werkelijk te hebben stilgestaan. De (ook al oude)
pastoor kwam juist aangewandeld en toonde met
trots het interieur van zijn werkelijk prachtige
kerk. Na de bezichtiging stonden wij nog een ogen
blik tezamen op het oude kerkplein. Plotseling
vroeg de pastoor naar mijn beroep. Toen ik hem
antwoordde, dat ik landbouwer was, legde hij één
hand op mijn schouder en zei, dat dan de Goede
God, die ook de Koning is van het veld, mij steeds
zou helpen.
VERLEDEN EN TOEKOMST
Mr. J. F. G. Schlingemann had. een duik geno
men in de oude notulenboeken en haalde in zijn
herdenkingsrede een groot aantal feiten en ge
beurtenissen uit de historie van de Kring Hulst aan.
De problemen die in deze afgelopen 125 jaar aan
de orde zijn gekomen, verschilden niet zo veel
met die van 1969.
Enkele voorbeelden:
Waarom geeft de Commissie van Landbouw
geen penningen (subsidie!) in dit geval voor de
aankoop van een inlandse hengst?
Alleen de voordelige uitkomsten van wikken-
bezaaiing worden in de Commissie van Land
bouw meegedeeld; van mislukte proefnemingen
wordt niet gesproken!, zo klaagt men.
Het lid Ph. van Waterschoot toont in een nota
aan dat om zeker te weten of al dan niet met
enig voordeel enige vrucht wordt aangekweekt,
de opbrengsten van verschillende jaren bijeen
gevoegd en daarvan het gemiddelde moet wor
den berekend (de bedrijfseconomische boek
houding van nu!).
Nieuwe rassen worden voorgesteld, zoals proe
ven met Arabische mee, Turkse tarwe en Ame
rikaanse aardappels. De voorzitter deelt mede,
dat dezelve evenals elk lid der Commissie van
Landbouw 4 aardappels uit Amerika heeft ge
kregen die dezelve gaat poten en dat dezelve
zich voorts belast met een aanvrage bij be
doelde commissie om Arabische mee en Turkse
tarwe. In dezelfde vergadering wordt besloten
een ploegwedstrijd met prijzen te houden!
De contributie bedroeg het eerste jaar 2,
Het nadelig slot over dit jaar bedroeg 6,74
In 1920 verwerpt de vergadering, gehouden bij
wed. Nelemans in het „Wapen van Zeeland",
de 8-urige werkdag. Onmogelijk voor de land
bouw! (arbeidstijdverkorting was ook toen al
aan de orde).
De voorzitter Hombach pleit uitvoerig voor
goede en goedkope waar. Dit kan alleen bij de
Coöperatie, het Centraal Bureau van het
Nederl. Landbouw Comité.
I\E heer Schlingemann gaf naast zijn schets uit
de geschiedenis van de Kring Hulst, waaruit
wij slechts enkele punten konden aanstippen, ook
een beeld van het heden en de toekomst. Gezien
de beschikbare plaatsruimte moeten wij volstaan
met enkele punten te vermelden:
We menen te leven in een zeer ongunstige tijd.
De mens in het algemeen is gauw geneigd om
dat te zeggen. Voor de landbouw en de boeren
stand is deze tijd moeilijk. De landbouw is ech
ter geen verdwijnende maar een veranderende
bedrijfstak.
We hebben te maken met een sterk toenemen
de industriële produktie die als voordelen heeft,
dat de vraag naar nieuwe verbruiksgoederen
vrijwel onbeperkt is, dat omschakeling en aan
passing van de produktie bij de industriële be
drijven zonder al te grote moeilijkheden moge
lijk is en met zeer grote produktie-eenheden.
En dat de industrie voor werkgelegenheid zorgt.
De landbouw daarentegen ondervindt de be
zwaren dat de vraag naar voedsel beperkt en
weinig elastisch is en de omschakeling van de
produktie grote moeilijkheden met zich mee
brengt. Bij omschakeling op grote schaal is de
kans op overproduktie groot. Daarbij is voor
de miljoenen producenten een aanpassing van
de produktie aan de vraag niet te realiseren.
Tenslotte zijn grote produktie-eenheden tot nu
toe weinig succesvol door de aard van het
landbouwbedrijf en omdat de mechanisatie en
automatisering geheel anders van karakter zijn
dan in de industrie. Daar kan het produktie-
proces op en in betrekkelijk kleine oppervlak
ten overzichtelijk en logisch geconcentreerd
worden.
De door de stijgende produktie toenemende over
schotten werken prijsverstorend, waardoor ieder
land gedwongen wordt een kostbaar landbouw
beleid te voeren en maatregelen te nemen die
weer tegenmaatregelen uitlokken. Internatio
naal vliegt men elkaar in de haren en beschul
digt elkaar van alles wat men zelf ook doet,
dumpen, subsidiëren, concurrentievervalsen enz.
Ieder denkt alleen er aan hoe hij zelf het het
langste uit kan houden!
AVER de boerenstand zelf zei Mr. Schlingemann
dat deze van oudsher heeft leren leven met
de wisselvalligheid van de oogsten en het inko
men. Zij wordt geconfronteerd met de nadelen
van de agrarische bedrijfstak en het beleid van
de overheid. Tegelijkertijd is de welvaart en het
inkomen van de anderen snel en sterk gestegen.
Verschillen in inkomen, levenswijze en werktijd
groeien.
Planologen, futurologen, sociologen enz. be
moeien zich met de boer. Economen rekenen hem
voor dat zijn bedrijf te klein is. De halve wereld
weet, hoe hij het wél moet doen.
Maar ook geestelijk lijken de waarden om hem
heen ineen te storten. Zeker in ons land waar men
er sterk een handje van heeft het oude te ver
guizen zonder iets beters ervoor in de plaats te
kunnen stellen.
Het is dit alles dat voor de boerenstand de tijden
moeilijk maakt.
In uw Kring, uw Land van Hulst, aldus Mr.
Schlingemann in het slot van zijn herdenkings
rede, is het nog betrekkelijk rustig. Prachtig is
heter in elk jaargetijde, het land vruchtbaar, goed
bewerkt, de vruchten rijkelijk voortbrengend.
Maar ook hier naderen de fabrieksschoorstenen,
de petrochemische industrieën en alles wat daarbij
behoort. Aan de oostelijke Scheldeoever kunt u
ze zien en van uit het westen ruiken. Wordt dit
gebied ook straks in deze ontwikkeling meege
zogen en wanneer?
Werkt voorlopig rustig voort, want landbouw
blijft nodig. Volkeren die de landbouw verwaar
loosden gingen in de geschiedenis steeds ten onder!
En troost U Tijden veranderen, maar ook wij
met hen.