Groenteteelt onder glas 10 (Vervolg van pag. 4.) LANDBOUWBEGROTING 1969 GEEN NIEUWE PRIJSVOORSTELLEN IN TWEEDE KAMER VOOR 1969/1970 de ontwikkeling en het uit de weg nemen van rem men, maar laat staan het stellen van eisen of het aanleggen van remmen, waarbij de overheid dan wel verantwoordelijkheid zou nemen. Misschien is de huidige wetgeving op bepaalde punten onvoldoende aangepast aan het ontwikkelen van nieuwe bedrijfs vormen. Zo dit het geval mocht zijn, dan zou de over heid daarbij natuurlijk wel een bepaalde verantwoor delijkheid hebben. Als wij naar de voorgestelde grote produktie-eenheden toe moeten, heeft de minister in beginsel daartegen geen grote bezwaren, omdat ook in Nederland de ontwikkeling naar grotere eenheden gaande is. Er is nu een raam gevonden voor de bestudering van de plannen en minister Lardinois is van plan op alle mogelijke wijzen te bevorderen, dat behalve met het parlement ook met het bedrijfsleven een inten sieve discussie en studie van de verschillende facet ten van het memorandum op gang komt, met inbegrip van de bestaande Nederlandse structuurmaatregelen. TIEN JAAR NIET ESSENTIEEL In antwoord op vragen en opmerkingen uit de Kamercommissie gaf de Minister van Landbouw en Visserij1 nog aanvullende mededelingen en nadere beschouwingen. Naar zijn mening is de in het memo randum gestelde tijd van tien jaar voor de afvloeiing uit de landbouw niet essentieel voor de duur van het proces; de periode hangt namelijk niet alleen af van planning, maar ook van de conjunctuur en van andere omstandigheden. Het is inderdaad de vraag of ons erfrecht en het pachtrecht in het toekomstige struc tuurbeleid passen; de minister wees in dit verband op het wetsontwerp tot wijziging van de Pachtwet. Hoewel de tegenwoordige sociale voorzieningen voor zelfstandigen in Nederlands bestel vergelijkbaar zijn met voorstellen in het memorandum, zou de conclu sie, dat het plan-Mansholt nu maar snel van de grond moet komen, een onderschatting van de problematiek zijn De minister heeft in de vergadering van de Raad van E. E. G.-Ministers critische vragen gesteld over de gedachte in het memorandum, dat bij het uitvoering geven aan de structuurhervorming aan het einde van de zeventiger jaren herstel zal ontstaan tussen de vraag en het aanbod van landbouwproduk- ten. Dit uitzicht moet nauwkeurig worden onderzocht, alvorens hierop door de regeringen met overtuiging kan worden gereageerd. Zou er inderdaad uitzicht op herstel blijken, dan zal het memorandum op we zenlijke punten moeten worden versterkt. De minis ter koesterde daarover echter grote twijfels. Gelet op ontwikkelingen ook in Nederland, met gebieden, waar in relatief korte tijd de landbouwstructuur aan merkelijk verbeterd is, gepaard gaande met sterke afvloeiing van arbeidskracht. Halvering van de land bouwbevolking ging dikwijls gepaard met verdubbe ling van de produktie. Overigens met zeer positieve effecten voor het landbouwinkomen, maar met weinig of geen positieve bijdrage tot het herstel van vraag en aanbod. De bewindsman stelde zich van de invloed van het uit produktie nemen van landbouwgronden niet veel voor. De slechtste landbouwgronden, die het eerst in aanmerking komen, gaan ook zonder in grijpen het eerst uit produktie. Denk overigens ook aan de functie van een levende landbouw voor het landschap, zodat een waarschuwing op zijn plaats is tegen het uit produktie nemen van hele gebieden. Deze zaak moet in beginsel zorgvuldig worden afge wogen en ook gerelateerd worden aan de kosten, b.v. wanneer dergelijke gebieden een voor het nage slacht nuttige recreatieve bestemming zouden krijgen. De vraag daarbij is, wie het leeuwendeel van de kos ten zal moeten dragen: het marktbeleid of het toe komstige toerisme. De kosten van recreatievoorzie ningen, die in ons land worden voorbereid, als b.v. in het gebied van Midden-Delfland, blijken immers zeer hoog te zijn. De inrichtingskosten per ha belo pen 10 a 15 maal de waarde van de cultuurgrond PRIJSMECHANISME NIET TOEREIKEND De Minister stelde vast, dat het door de E. E. G. gehanteerde prijsmechanisme niet toereikend heeft gewerkt tot correctie van de produktieomvang. Het garantiesysteem is te ver doorgeschoten en heeft bij gedragen tot de overschotten. Het prijsmechanisme kan echter niet geheel worden uitgeschakeld. De Europese Commissie is nu gekomen met het mecha nisme van de structuurmaatregelen, maar dat dient grondig onderzocht te worden op zijn toekomstig effect. Te bedenken valt ook, dat bij toepassing van verminderde prijsregelingen, meer kans bestaat op direct ingrijpen bij de produktie met weinig soepele maatregelen en veel kostbaarder maatregelen op lan gere termijn. Het plan-Mansholt heeft inderdaad ook elementen tot afkapping van produktiefactoren (af slachting melkkoeien b.v.). Op wat langere termijn is het terugbrengen van het aantal mensen in de landbouw nauwelijks relevant voor de produktie omvang, omdat de vervanging van arbeid door kapi taal zo snel gaat, dat deze afvloeiing snel wordt ge compenseerd. De bewindsman zou het vanwege het directe on derlinge verband aannemelijk vinden, als aan de prijs voorstellen wel andere maatregelen worden gekop peld, mest- en slachtpremies en een quotaregeling voor suiker. FRUITTEELTPROBLEMEN Mocht blijken dat de fruitteelt in Nederland door klimatologische of andere oorzaken op den duur geen normale concurrentie aan zou kunnen met andere delen binnen de E. E. G., dan is er geen garantie voor de instandhouding van een gezonde fruitteelt in ons land. Het specialisatie-element binnen de E. E. G. speelt hierbij uiteraard zijn eigen rol. De minister was echter van mening, dat er in grote delen van ons land goede klimatologische voorwaarden voor de fruitteelt zijn, mits in de meest geschikte gebieden en op de meest geschikte gronden. De bewindsman schreef de moeilijkheden voor een groot deel toe aan de bijzondere klimatologische om standigheden. Door een uitzonderlijke bloeiperiode was de gehele pereoogst in West-Èuropa in 1968 dubbel zo groot als normaal. Anderzijds waren de weersomstandigheden tijdens de oogst van appelen zo slecht, dat de pluk niet alleen met grote moeilijk heden gepaard ging, maar ook de kwaliteit gemiddeld zeer slecht is geweest. De prijsvorming van de eerste kwaliteit appelen is, ondanks het aanbod van deze appelen elders uit Europa waar men niet met deze weersomstandigheden te maken had, niet onbevredi gend geweest. Fundamenteler oorzaak is het feit, dat tot 1964 het areaal aangeplante boomgaarden dat van de ge rooide in ons land overtrof. Bij de peren heeft dit geduurd tot ca. 1966, de boerenboomgaarden niet ;n aanmerking genomen. Door de rooiactie in 1968 be gonnen, kan worden verwacht dat een versnelde uit stoot van het oude areaal zal plaats hebben. De op gave van tot dusver voor rooipremie in aanmerking komende boomgaarden bedraagt 4500 ha. Te ver wachten is, dat dit voor het einde van de winter tot 5000 ha zal oplopen. De bedoeling is, dat met de enkele jaren voortdurende rooiactie een kwart van het areaal appelen en peren in ons land zal verdwij nen; hiervoor zal relatief weinig aanplant in de plaats komen. De vraag, of deze belangrijke structurele maatregel zou kunnen worden uitgebreid met boom gaarden, van later datum dan 1950 daterende, zal minister Lardinois voor onderzoek aan het O. S.- fonds voorleggen. Het ligt niet op de weg van dit fonds, verschil in rassen te maken en daarmede een uitspraak te doen, welk ras wel of geen toekomst zal hebben. Het is niet de bedoeling thans nog de rooipremieregeling uit te breiden; in het nieuwe jaar kan iets meer bekend zijn over het E. E. G.-beleid op dit vlak. SUBSIDIEBELEID EN ROOIPREMIES QE Nederlandse delegatie heeft er in Brussel zeer sterk op aangedrongen, vóór 1 maart a.s. nieuwe voorstellen van de Europese Commissie voor het totale tuinbouwbeleid te ontvangen. Dit is zeer belangrijk voor de poging om het tuinbouwbeleid, dat op bepaalde punten zeker niet voldeed, omge bogen te krijgen. Hierbij zal behalve het importbeleid ook het subsidiebeleid worden betrokken, zodat niet meer in het ene deel van de gemeenschap nog rooi- premies worden gegeven naast aanplantpremies in het andere deel. De bedoeling is uiteraard dit subsi diebeleid op elkaar af te stemmen. Zo moet ook het gehele interventiebeleid met de doordraaikosten voor de gemeenschap worden herbezien, n.l. in hoeverre men daarmee kan doorgaan, tot welk niveau, welke kwaliteiten, enz. Besproken moet ook worden, welke kwaliteiten fruit nog tot het handelsverkeer kunnen worden toegelaten en of bepaalde kwaliteiten tenge volge van de overschotten niet van de markt geweerd moeten worden en uitsluitend voor industriële ver werking in aanmerking kunnen komen. Bij het E. E. G.-beleid voor de tuinbouw zal ook de rooipre- mie-kwestie worden bezien en minister Lardinois zou voor introduktie in de E. E. G. bepaald een voorstan der zijn, als voor de gehele Gemeenschap een, ook administratief, sluitend geheel zou kunnen worden bereikt als in Nederland met de rooipremie het geval is. Ook in België, Duitsland en Frankrijk is er van fruittelerszijde grote druk om iets dergelijks in te voeren. Subsidieverlening voor fruitaanplantingen in het kader van een ruilverkaveling zal opnieuw moeten worden bezien. De minister was van mening, dat dit tot de eerste zaken behoort, die moeten worden be ëindigd. Fruitaanplant in de nieuwe polders achtte minister Lardinois toch wel een unieke kans voor de Nederlandse fruitteelt en hij is dan ook van me ning, dat deze mogelijkheid niet bij voorbaat moet worden teruggedraaid, wil men ernst maken met een moderne fruitteelt in ons land. GLASTUINBOUW Het bestuur van het O. S.-fonds bestudeert mo menteel of in het kader van de totale bedrijfsbeëindi ging door glastuinbouwbedrijven een soepeler rege ling kan worden getroffen, die ook iets aantrekke lijker is dan de huidige regeling. Het probleem hier bij is, dat de grond hoogstens aantrekkelijk is voor naastgelegen bedrijven en de opstanden een zeer va riabele waarde hebben. De minister was er in prin cipe niet tegen, dat voor deze bedrijven iets bijzon ders boven de bestaande regeling wordt overwogen. Juist ook omdat het Borgstellingsfonds in de bijzon dere gevallen er tussen zit, zou samen met de banken en grote leveranciers wellicht een oplossing voor schuldsanering gevonden kunnen worden. De minis ter kon niet toezeggen, dat het Rijk hierbij zijn ver plichtingen of zijn vorderingen zou kunnen laten schieten. TELEAC (Vervolg van pag 7) Hoe groot de invloed van de opkweek op het teelt resultaat is, kan worden afgelezen op afbeelding 4. Het betreft hier gegevens van een proef met verschil lende opkweektemperaturen. Duidelijk is het verschil in teeltresultaat bij verschillend uitgangsmateriaal. Noodzakelijk is het dat de teler weet hoe de omstan digheden van een teelt zijn én aan welke afgepaste eisen de planten hiervoor moeten voldoen. Hij kan hiermee dan rekening houden bij de opkweek op het eigen bedrijf, maar ook als er planten worden gekocht van een gespecialiseerd plantekweekbedrijf. Hoewel het in afbeelding 4 gestelde voorbeeld betrekking heeft op tomaat, geldt hetzelfde ook voor de andere gewassen, ongeacht of dit nu komkommer, paprika, meloen of sla betreft. GROEISTOORNISSEN QE groeiomstandigheden die tot nu toe aan de orde zijn gekomen hadden vooral betrekking op de factoren: licht en temperatuur. Bij de eisen is echt,er ook gesteld, dat de planten geen groeistoor nissen mogen hebben ondervonden. Deze kunnen bijv. gemakkelijk optreden door wortelbreuk. Zouden we ter plaatse zaaien, dan zouden we deze moeilijk heden ontlopen. Economisch is het echter vrijwel on mogelijk dit te doen. De glastuinbouw is een dure tuinbouw Elke dag dat de ruimte wordt gebruikt kost veel geld. Als er ter plaatse zou worden ge zaaid, betekent dit dat de volledige ruimte veel lan ter dan normaal voor een teek ra gebruik is, waar door de kostprijs van het produkt aanzienlijk zou stijgen. Het is dus noodzakelijk de planten in een betrek kelijk kleine ruimte op te kweken, wat ook betekent, dat de planten een aantal keren moeten worden ver zet. Bovendien is het gebruikelijk een of twee keer te verspenen. Vooral het verspenen en/of oppotten kan wortelbreuk tot gevolg hebben. NIEUWE ONTWIKKELING gTEN ontwikkeling die vrij nieuw is maar met betrekking tot het bovenstaande van grote be tekenis is de zogenaamde zaadje-potje-methode, waarbij er direct in de pot wordt gezaaid. Bij sla wordt deze methode al op grote schaal toegepast; bij tomaten is er een flinke ontwikkeling waar te nemen en bij de komkommer worden er hiermee ook proeven genomen. Aan de methode van het direct zaaien in een potje kunnen bepaalde bezwaren kleven. De inmiddels bij de sla opgedane ervaringen hebben evenwel aange toond dat de aanvankelijke moeilijkheden toch wel kunnen worden overwonnen en dat prachtig plant- materiaal, dat geen enkele groeistoornis heeft onder gaan, het resultaat kan zijn. Groeistoornis is echter niet steeds een gevolg van het feit dat er moet worden verspeend. Dit kan na melijk ook optreden als de planten lang te dicht opeen hebben gestaan of wanneer doorworteling in de ondergrond heeft plaatsgevonden. Bij gebruik van perspotter is de kans hierop groter dan wanneer men bij de opkweek gebruik maakt van plastic potten. Het uitplanten van jong plantmateriaal kan het door wortelen mede helpen voorkomen. Is het noodzake lijk over planten te beschikken die verder in ontwik keling en dus veelal groter en ouder zijn, dan kan men beter géén grond- of perspotten gebruiken, maar plastic potten. Planten in plastic potten mogen echter eerst dan worden uitgepoot, als de potkluit goed doorworteld is. In een jong stadium kan dit nog niet worden bereikt. De planten moeten daarom dus de gelegenheid krijgen wat ouder te worden. Ingeval men bijv. de planten van een kweekbedrijf ontvangt en de doorworteling in de potkluit is nog niet vol doende, dan is direct uitplanten dus verkeerd. Men kan dan beter de planten nog even verder opkweken, wat eventueel kan gebeuren in de kas waarin moet worden uitgepoot. PLANTGROOTTE De grootte van de uit te planten plant hangt voor namelijk af van de grond waarin moet worden uit- geplant. Hoe meer groei men op een grond verwacht, des te ouder en verder ontwikkeld moet de plant zijn als we te maken hebben met vruchtgewassen. Een wat verder ontwikkelde in plastic potten op gekweekte plant zal wat rustiger de hergroei op de definitieve plaats beginnen. Door de grote groei kracht die de grond kan ontwikkelen is het groeitem po dat wordt verkregen echter ruim voldoende. Men voorkomt dan, dat de planten te sterk gaan groeien wat het geval zou kunnen zijn als men een jonge plant zou gebruiken. Andersom geldt evenzeer dat op een grond die de groei van de planten maar matig stimuleert, juist een jonge plant nodig is, omdat de grond niet in staat is aanzienlijk oudere planten de nodige groeikracht te geven. Invloed opkweektemperatuur op vroege oogst temperatuur opkweek uiterlijk kg tot in weken plant 28/4 22/5 16—21 12 dun 82 380 1621 8 mooi 54 327 1418 12 mooi 27 325

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsch landbouwblad ... ZLM land- en tuinbouwblad | 1969 | | pagina 10