„Welk fruitteeltbeleid?
(Vervolg van vorige pagina)
"Het "is mening, na gesprekken met eën*aantal
fruittelers, dat deze het geloot" in de concurrentiekracht
van het moderne efficiënte Nederlandse fruitteeltbedrijf
riet hebben verloren, als Nederland zijn natuurlijke voor
sprong van vakmanschap en ligging maar niet door maat
regelen van andere landen ziet weggenomen.
Het zou in dit verband zeker van betekenis zijn indien
de Haagse overheid zich ook duidelijker uitsprak en geen
misverstand over haar opvattingen zou laten ontstaan.
Ongetwijfeld mogen we de stem van Ir. Roosje hier
vanmiddag niet alleen als een persoonlijke bijdrage zien,
maar vooral ook als een bijdrage getoetst door zijn kennis
en inzichten als landelijk consulent voor de fruitteelt en
direkteur van het Proefstation voor de Fruitteelt. Hoewel
de heer Roosje ook enkele kwesties openlaat, is het wat
strekking betreft een eerste antwoord op wel gehoorde
vragen.
De conclusie lijkt ons duidelijk: moderne efficiënte be
drijven hun concurrentiekracht laten verliezen of wat nog
erger is geheel of gedeeltelijk door een crisis te gronde
laten gaan, als er perspectief en mogelijkheden in de
verdere toekomst zitten, is onverantwoord. Er zouden
later weer extra stimulansen nodig zijn x>m de sektor weer
op goede wijze op de been te helpen. En dit dan voor een
crisis, waarvan de basisoorzaak niet bij de Nederlandse
teler ligt, en waarvan voor de Nederlandse teler het effect
versterkt wordt door belangrijke onvolkomenheden der
E.E.G.
TW7ANNEER we ons in de eerste plaats bepalen tot
de slechte liquiditeitspositie, die het gevolg is of
zal worden van de huidige ontwikkelingen in de fruitteelt,
en denken over een overbrugging van deze situatie, gaan
mijn gedachten uit naar een tweetal maatregelen.
De eerste betreft een op de fruitteelt gerichte bijzon
dere regeling in het kader van de groepsregeling zelfstan
digen. Het is een gedachte, die voorzover mij bekend
in de boezem van de Gelderse Maatschappij van
Landbouw het eerst naar voren is gekomen, doordat men
daar eerder reeds ervaring heeft opgedaan met deze rege
ling ten aanzien van buitengewone omstandigheden van
andere aard in de agrarische sektor. Het is bij deze
regeling mogelijk gebleken om tot een soepele toepassing
te geraken, doordat de gemeenten waar de uiteinde
lijke uitvoering van deze regeling is gelegen toestem
ming verkregen boven de normaal toegestane grenzen uit
te keren.
In een soortgelijke regeling voor de fruitteelt zal het er
voorts vooral om gaan, dat de vermogenspositie van bet
moderne en efficiënte bedrijf niet verder hoeft te worden
aangetast. De huidige lasten zouden dan geen verdere
verzwaring behoeven te ondergaan. En wat vooral van
groot belang moet worden geacht voor de verdere toe
komst is dat de economische spankracht van de bedrijven
niet zou hoeven te verdwijnen.
De regeling zal ons inziens dan ook een duidelijk
wijdere strekking moeten hebben dan de incidentele toe
passing, die in ons gewest wel eens heeft plaatsgevonden.
Het zal duidelijk zijn, dat de voorlichters der organisa
ties ten aanzien van de uitvoering van een dergelijke rege
ling, belangrijk inlichtend en voorlichtend werk zouden
kunnen doen.
Een voorstel om een dergelijke regeling bij de overheid
aanhangig te maken, is j.l. woensdag in het bestuur van
het Landbouwschap aan de orde geweest en gesteund.
F)E tweede maatregel, die mij voor ogen staat, heb ik
al eens in een ander verband naar voren kunnen
brengen. Ik wil dat nu weer doen, zij het in wat gewijzig
de vorm. De basisgedachte hiervan is de noodzaak tot
verschuiving van lasten naar beter etijden en tot verlaging
van de kosten-aspekten.
Op het oog heb ik daarbij de inplantkosten der boom
gaarden, die om de gedachten te bepalen in de periode
1960-1966 zijn ingeplant. De verlaging en verschuiving
van deze kosten is te bewerkstelligen door de huidige
financiering om te zetten in een annuïteitenlening. De
aflossing en rentekosten zouden langs deze weg door een
vast percentage vervangen worden, terwijl de hoogte met
name door verlaging van de rentekosten aangepast zou
moeten worden aan de huidige situatie in de fruitteelt.
Deze maatregel zou om direkt maar enkele geijkte
bezwaren te weerleggen geen effect op de produktie
hebben, lasten verlichten en zich richten op moderne en
efficiënte bedrijven.
Wanneer wij vervolgens aan de strukturele kant van
het fruitteeltbedrijf aandacht besteden, dan wil ik gaarne
eerst enkele wensen en noodzakelijkheden ten aanzien van
de sanering, naar voren brengen.
De indruk die ik krijg uit mededelingen uit de praktijk
is, dat de huidige saneringsregeling voor hen die het fruit
teeltbedrijf willen beëindigen, zeer onaantrekkelijk is.
De hoogte van de uitkering is voor diegene, die hierop
praktisch geheel is aangewezen, niet voldoende.
Het is een kwestie met een zeer duidelijk menselijk en
■ociaal aspect, waarbij evenwel de bedrijfs-economische
kant van de sanering voor de blijvers in de fruitteelt ook
niet uit het oog mag worden verloren.
0 ET mag bekend-worden veronderstelt dat van de
1 A zijde van het bedrijfsleven een onderzoek naar de
werking van het saneringsfonds is gevraagd. Het resultaat
hiervan is in concept gereed, en wij dringen er met klem
op aan, dat binnen zeer korte tijd over de aanpassing van
de regeling uitsluitsel kan worden verkregen. Wij herhalen
overigens nog eens onze eerder gestelde vraag of de
financiering van deze saneringsregeling geheel uit midde
len van de zijde van het Ministerie van Landbouw moet
komen. Aansluitend bij datgene, wat mijnerzijds reeds
over de wenselijkheid van een Europese rooipremie is
opgemerkt, wil ik er graag op wijzen, dat de invoering
van de rooipremie in ons land met langdurig aan
dringen van de zijde der georganiseerde landbouw
bevochten, een zeer goed voorbeeld is van de aanpak van
een structureel knelpunt door het ontwikkelingsfonds. De
toepassing van de regeling in de praktijk loopt goed en
zonder teveel administratieve rompslomp. Ook dat blijkt
dus te kunnen.
De rooipremie is ons inziens één der weinige maat
regelen, waar op basis van een Europese regeling, natio
nale en zelfs regionale afwijkingen toegestaan zouden
kunnen worden.
Hoe sneller de opruiming van het verouderde ondereind
plaats vindt, hoe beter. In dat kader zou een verlaging
van de huidige leeftijdsgrens zinvol zijn.
Ook herhalen wij nog eens de gedachte van een provin
ciale aanvulling op deze rooipremie. Voor een fruitteelt
provincie een te overziene en structureel belangrijke maat
regel voor een sektor, waaraan men toch al niet zo veel
kan doen.
A LS wij ons voorts ten aanzien van de structurele
kant der problemen op de blijvers richten, dan
houdt mijns inziens de huidige periode der magere jaren
het grote gevaar in, dat aan de struktuur der bedrijven
weinig zal gebeuren. En toch zal het moeten, wil men
modern en efficiënt blijven. Daartoe zal men regelmatig
zijn aanplant moeten vervangen en zijn sortiment soms
vrij plotseling moeten aanpassen.
Ook ten aanzien van de bedrijfsgroottestruktuur, zal
men zich moeten aanpassen. De heer Gijsbers van het
Centraal Bureau noemde in een inleiding te Geldermalsen
de bedrijfsgroottestruktuur van de Nederlandse fruitteelt
vrij ongunstig ten opzichte van de concurrentie.
De heer Roosje heeft in zijn betoog ook verschillende
argumenten aangevoerd om de bedrijfsgroottestruktuur
van onze bedrijven te verbeteren. Nog een enkele toe
voeging mijnerzijds. Hoewel mij tot nog toe niet kan
worden aangewreven een Mansholt-fan te zijn, ben ik ten
aanzien van de bedrijfsgrootte in de fruitteelt toch vrij
stellig, als ik onze struktuur vergelijk met die van de
bovenste laag in Frankrijk.
Ik heb sterk de indruk, dat in deze Franse kategorie
ook in de toekomst, onze concurrentie zit. Dan zullen wij
ons daarmede moeten vergelijken en aan optrekken. Een
aanvullend argument is bovendien, dat: de uitwijkmoge
lijkheid voor de fruitteler is er in het bouwplan niet.
Om nu de stagnatie in de ontwikkeling van de bedrijfs
groottestruktuur te voorkomen, zal iets gedaan moeten
worden. Of ben ik te pessimistisch als ik stel, dat voor de
teler het gevaar van een gezien de toekomst nood
zakelijke bedrijfsvergroting, in dit dieptepunt het
creëren van meer verlies is. Een zinvolle beleidsmaatregel
acht ik noodzakelijk. Hierbij denk ik aan een functionele
verkaveling van de goede opstand. Door deze opstand op
basis van een annuïteit ter beschikking te stellen van een
te vergroten bedrijf, zou op een verantwoorde wijze aan
de verbetering van de struktuur gewerkt kunnen worden.
Of en in hoeverre de Stichting Beheer Landbouwgronden
een taak hierbij zou kunnen of moeten krijgen, zou nog
eens befcien moeten worden. Tn eerste instantie lijkt het
voor de hand liggend.
T AST but not least de afzeisektor. Hierin is steeds
het beleid van het bedrijfsleven zelve van zeer
groot gewicht geweest. De heer Roosje verwees in zijn
inleiding voor de problematiek in de afzetsektor naar de
heer Prins. Ongetwijfeld heeft hij daarmede de voorzitter
van het Centraal Bureau v. Tuinbouwveilingen bedoeld.
Toch wil ik gaarne gezien het grote en algemene be
lang der afzet ook enkele opmerkingen maken. Het
belang en de betekenis van de afzet in zijn algemeenheid
is mijns inziens niet alleen gebleven, maar zeer sterk toe
genomen. Het inkomen van de fruitteler wordt weliswaar
beïnvloed door de kostprijs en de goede kwaliteit, maar
gemaakt in de afzet. En juist op deze afzetmarkt is in de
situatie der overproduktie de bikkelharde strijd om de
gunst der consument gaande.
Een consument, die zich ook heel anders presenteert
dan jaren her. Die de teler of beter gezegd de instelling
waar de teler verkoopt, steeds meer tegemoet treedt als
grootbedrijf met specifieke eisen, zoals grote kwanta,
regelmatige aanvoer en constante kwaliteit. Een koper, die
zich steeds minder interesseert in de veilingklok, maar
meer in zekerheden. Deze ontwikkelingen met daarnaast
de stijging der kosten, vooral ook als men in het afzet
kanaal gebruik wil maken van de nieuwste en modernste
mogelijkheden van sorteren, opslag en bewaring, hebben
er toe geleid dat de veilingen bet ook steeds meer in
grotere eenheden gaan zoeken.
Het is niet alleen een onontkoombare ontwikkeling,
maar ook een dringend noodzakelijke. Het besluit van het
Centraal Bureau om de klok stil te kunnen zetten alsmede
de pogingen met de exporteurs tot een nauwere binding
te komen, zijn allen een aanwijzing voor 't feit, dat in het
afzetgebeuren zich radicale veranderingen voltrekken.
TSTANNEER ik mijn gedachten op dit afzetgebied
tracht te formuleren, dan is dat bij voorbaat met
een beroep op U om mee te denken zowel in Uw com
merciële organisatie als in Uw standsorganisatie en om
open te staan voor die mogelijkheden op dit belangrijke
terrein der commercialisatie, die mee kunnen helpen onze
positie sterker en beter te maken.
In de eerste plaats zit ik aan te kijken tegen de belang
rijke ondersteuning, die het afzetpatroon in bet buitenland
op het terrein der investeringen ontvangt.
Het komt mij voor, dat het van groot gewicht is ook
op dit terrein der afzet alle mogelijkheden te benutten om
tot verlaging van de kosten te geraken.
Persoonlijk gaan mijn gedachten uit naar een stimu
leringsbijdrage terzake van de veilingsconcentratie. Hier
mede zou kunnen worden bereikt, dat de kosten die nu
eenmaal ook aan een fusie zijn verbonden, kunnen wor
den opgevangen. Hoewel dit nog eens nader zou moeten
worden uitgezocht, zou het misschien mogelijk zijn om,
in het kader der subsidiëring aan de bestaande outillage
van gefuseerde veilingen, wat te doen, zodat tot versnelde
afschrijving zou kunnen worden gekomen.
Een tweede gedachte is beïnvloed door een recent
artikel in het Franse blad „PEconomie horticole", waarin
mededeling wordt gedaan over de ontwikkeling van de
producenten-organisaties in Frankrijk met betrekking tot
diverse producten. Deze ontwikkeling van deze produ
centen-organisaties, waarvan de instelling in 1962 moge
lijk werd, heeft mij zeer sterk getroffen. In 1966 waren
er 3 producentengroeperingen, nu (dat was eind 1968) zijn
er 300.
En nog veel duidelijker blijkt de betekenis van deze
groeperingen uit het percentage van de totale produktie,
dat zij in handen hebben: perziken 35%. tafeldruiven
10%, tomaten 55%, vroege aardappelen 80%, consump
tieaardappelen 30% en peren 50%.
De betekenis hiervan wint nog meer aan waarde wan
neer wij beseffen, dat juist deze groeperingen zich richten
op de eigentijdse jnethode van het zoeken naar zoveel
mogelijk vaste bindingen op de markt.
Behalve door de wijze van afzet krijgen deze groe
peringen een zeer belangrijke ondersteuning door de sub
sidiëring, die op onroerende investeringen 40% en op
roerende 20% is. Een subsidiëring, die ook in de E.E.G.-
ontwerpregeling op dit terrein is voorgesteld.
O OEWEL de Franse situatie niet met de Nederlandse
mag worden vergeleken daar was op afzet
gebied niet veel bijzonders, hier zijn er goed werkende
veilingen komt bij mij de vraag op of bij de wijziging
van het afzetpatroon, ook in ons land, niet sneller en
direkter moet worden aangesloten. Daarbij heb ik zeker
in de aanvang geen behoefte aan diverse nogal vrij in
grijpende bepalingen in de Franse opzet. Het zou een
Nederlandse groepering moeten zijn enigszins aanslui
tend bij het poolsysteem maar in beginsel niet met de
jaarlijkse gehele of gedeeltelijke wisseling en dus aan
merkelijk strakker in binding en opzet.
Deze verkoopcombinatie zou mijns inziens ingepast
moeten worden in de veilingorganisatie, omdat wat kana
len, kennis, administratie en outillage betreft, hier veel
voorhanden is, wat zo bruikbaar is. Wel vraagt een der
gelijke combinatie vermoedelijk een commercieel man, die
het essentiële werk, de verkoop, verricht.
Zijn er binnen een veiling of groep naburige veilingen
niet een aantal leden te vinden, die bereid zijn zich tot
'n dergelijke eenheid, die actief verkoopt te groeperen. Is
er in het Zuid-Westen een dergelijke verkoopcombinatie
niet te vormen?
Ik ben er van overtuigd dat een dergelijke opzet voor
de teler een grote stap is, een stap waarbij goed en slecht
geaccepteerd zal moeten worden. Daarom moet juist in
deze situatie deze poging worden ondernomen en inge
schoten worden op gewijzigde afzetmethoden, die tn de
toekomst sterk zullen doorwerken.
Ik ben er van overtuigd, dat een nieuw initiatief in de
sektor der afzet in de kring van het georganiseerde be
drijfsleven, als een belangrijk subsidieobject zal worden
gezien. Die overtuiging van gelijk gestemde gedachten heb
ik zeker niet bij ieder ander object. De kans langs de weg
der subsidiëring een nieuw initiatief met geringe kosten te
laten starten, acht ik dan ook zeker aanwezig.
Samenvattend wil ik stellen dat de ernstige periode, die
wij met de fruitteelt zijn binnengetreden, een aangepast
beleid vraagt. Ik heb getracht een aantal noodzakelijke
voorwaarden voor dit beleid op tafel te leggen. Voor de
realisering biervan is eigen initiatief en eensgezindheid
nodig. Ik doe hiertoe een beroep op U en de gezamenlijke
organisaties. Ik doe voorts een dringend beroep op onze
overheid voor een praktische en ondogmatische benade
ring van de voorstellen, zodat we op korte termijn tot
zakelijke resultaten kunnen komen. Met nadruk wil ik op
de verantwoordelijkheid wijzen, modern efficiënte bedrij
ven niet het slachtoffer te doen worden van een zeer
onvolmaakte E.E.G.
Monohil 100% éénkiemig