Jaarvergadering
Stichting
Gezondheidsdienst
voor dieren in Zeeland
10
Een belangrijke maatregel ter voorkoming van een
beduidende maagdarmwormbesmetting is de kalveren
steeds (dat wil zeggen uiterlijk iedere 6 weken) op een
schone weide brengen. Een weide dus waarvan de
grasmat is gemaaid en nadien niet meer beweid.
Bij de longwormbestrijding kan hetzelfde worden
geadviseerd. In de eerste plaats komt hier de voor
behoedende enting.
Ten aanzien van de leverbotbestrijding worden
momenteel proeven genomen met nieuwe middelen.
We zien met belangstelling uit naar de resultaten.
Aldus merkte de direkteur van de Stichting „Ge
zondheidsdienst voor Dieren in Zeeland", Dr. J.
Tesink op in zijn verslag over de werkzaamheden
van deze Dienst over het boekjaar '67/'68 op de op
donderdag jl. gehouden Algemene Vergadering te
Middelburg. Het onderzoek naar besmetting met
maagdarmwormen, longwormen en leverbotten werd
in het verslagjaar geïntensiveerd. En niet zonder
redenen want wat de maagdarmworm betreft werderi
366 bedrijven onderzocht en bleek daarvan 87% be
smet! Of wel op 4 van de 5 bedrijven werd maag
darmworm geconstateerd!
Wat betreft de longwornien, werden 374 bedrijven
onderzocht en bleek 17% (1 op de 5 bedrijven) be
smet. Voor leverbot waren deze cijfers: onderzocht
404 bedrijven waarvan 21% besmet. Voornamelijk in
Zuid-Beveland (2 van de 5 bedrijven) en Zeeuws
Vlaanderen (1 van de 4 bedrijven).
H R Tesink ging in zijn verslag in korte trekken
op de vele aktiviteiten van de Dienst in. Uit
voerig was hij o.m. over de georganiseerde bestrij
ding van mastitis (nierziekten) waarvan de hoofdlij
nen van het werkplan inzake deze bestrijding de
volgende zijn geweest.
a. iedere 4 weken werden uit alle, in bussen aan
gevoerde melk melkmonsters genomen voor on
derzoek,
b. de bij dit onderzoek gevonden positieve bedrij
ven werden na 8 dagen wederom bemonsterd;
waren deze nog positief, dan werden ze op de
lijst geplaatst van te onderzoeken bedrijven,
c. de bedrijfsvoorlichters van de Gezondheidsdienst
namen met de op deze bedrijven praktiserende
dierenartsen contact op en vroegen:
1. welke bedrijven bij het in te stellen onder
zoek voorrang moesten hebben,
2. welke andere bedrijven, eventueel, voor na
der onderzoek in aanmerking kwamen.
d. aan de hand van de verkregen informaties stel
den de voorlichters de volgorde vast van de be
drijven waarmede zij contact zouden gaan op
nemen,
HET NUT VAN DE COMPUTER
Het laboratorium voor grondonderzoek te Ooster
beek maakt gebruik van een computer. Alle ge
gevens van elk onderzocht monster wordt inge
voerd in de computer en deze vergelijkt ze met het
„schema" van de landelijke adviesbasis, reeds in het
instrument aanwezig. Een snelschrijver vult dan,
eveneens electronisch, het bekende formulier in en
dat gaat, in een keurig mapje met opdruk „Dit is
Uw rapport" naar de inzender terug. Deze weet
dan waar hij moet bemesten. En met hoeveel. Een
bijkomend nut is, dat de gegevens van die vele
monsters ingezonden uit alle delen van het land,
in de computer blijven en, in bepaalde vogorde, er
ook weer uit kunnen worden gehaald.
Zo kan men bijv. de computer opdracht geven:
zoek streekgewijs de cijfers bij elkaar van het
onderzoek op magnesium. Men heeft dit onlangs
gedaan, voor grasland op zandgrond. Van de uit
komst is men geschrokken.
Van alle monsters, uit het Noorden van het land,
wees meer dan de helft een magnesium-toestand
„laag" aan; uit het Midden en Zuiden zelfs 80
Dit afgelopen jaar was een echt „kopziekte-jaar"
en de ernstige gevallen deden zich juist daar voor,
waar geen enkele voorzorg was genomen. De een
voudigste voorzorg is: een magnesiumbemesting
met kieseriet, in febr.-maart. Daarmee kunnen
zeker op het zand, grote risico's worden voorkomen.
De computer denkt niet, hij waarschuwt alleen. Dat
is zijn nutl
e. bij gebleken interesse van de veehouder werd op
het bedrijf een onderzoek ingesteld naar de
melktechniek en de hoedanigheid van de melk
machine.
Vastgestelde onjuistheden, zoals daar zijn: on-
delijke tepel voeringen, onvoldoende reinheid
e.d. werden zoveel als mogelijk gecorrigeerd,
f. van de in lactatie zijnde koeien werden melk
monsters genomen voor nader onderzoek in het
laboratorium van de Gezondheidsdienst, op cel
gehalte en bacteriën,
g. het resultaat van het laboratoriumonderzoek
werd verzonden aan de veehouder, diens dieren
arts, en de zuivelfabriek,
h. ingeval door de dierenarts werd behandeld, werd
zo mogelijk een hernieuwd onderzoek na 2
a 3 weken ingesteld,
i. indien de eigenaar zulks wenste, vond een ver
dere begeleiding van het bedrijf plaats.
MASTITISONDERZOEK: BELANGRIJKE ZAAK!
I IIT de gegevens die Dr Tesink verstrekte bleek
het belang van dit onderzoek. Onderzocht
werden 115.334 busmonsters, hiervan hadden 6.119,
dit is ruim 5%, een te hoog celgehalte.
25%, dus deel, der bedrijven, dat melk lever
de met te hoog celgehalte, leverde na 8 dagen nog
steeds melk af met te hoog celgehalte.
Gedurende de laatste 4 jaren is nagegaan hoeveel
der bedrijven één of meer keren per jaar er
wordt eens per 4 weken onderzocht melk afle
verde met een te hoog celgehalte. Dit percentage
bedraagt 39. Dit getal is van groot belang als men
weet dat er plannen bestaan het celgehalte van de
melk te gaan betrekken bij het kwaliteitsonderzoek.
Op 329 bedrijven, met in totaal 2.358 koeien, werd
door de Gezondheidsdienst een onderzoek ingesteld
naar mastitis. Van deze 2.358 koeien werden 9.213
juist vacuüm, onjuist aantal pulsaties, ondeug-
kwartiermonsters op bacteriën onderzocht.
In 1.361 kwartieren van 851 koeien werden bacte
riën aangetroffen, en wel 78°/o streptococcen. Van
deze streptococcen speelden de strept. agalactiae de
hoofdrol, namel(jk 53%.
Op de 329 bedrijven werd het volgende aange
troffen:
a. speenverwondingen op 31 der bedrijven
b. machinaal melken 70
c. onjuist vacuüm 18
d. onjuist aantal pulsaties 17
e. loos melken 8
f. slechte tepelvoeringen 10
g. onvoldoende voorbereiding 17
h. onreine machine en
melkgerei 12V2V0
Het onderzoek op antibiotica (penicilline) verliep
voor 0,004% der onderzochte bedrijven positief. Een
sterke afname vergeleken bij vorige jaren.
KWALITEITSONDERZOEK
|N de loop van het verslagjaar werd het labora-
torium in gereedheid gebracht voor het onder
zoek naar de kwaliteit van door de Zeeuwse vee
houders geleverde melk.
Het 14-daagse onderzoek naar reductase, rein
heid, als ook geur gedurende de stalperiode, startte
op 18 augustus 1968. Met ingang van 1 januari 1969
is hierbij het onderzoek naar penicilline gekomen
dat één keer per 4 weken zal worden verricht. Een
voor de veehouder belangrijk kwaliteitsonderzoek;
het gaat immers om hun portemonnaie! Dr
Tesink wees in dit verband op de zeer pettige sa
menwerking tussen de Gezondheidsdienst en de Zui
velfabrieken, alsmede met het Regionaal Orgaan
voor Melkhygiëne Z.W. Nederland.
VARKENSGEZONDHEIDSZORG
Het aantal deelnemers is flink toegenomen. Per
30 april 1968 waren 146 varkenshouders aangesloten
met 1.700 fokzeugen, 160 dekberen en 3.000 mestvar-
kens.
SCHAPENGEZONDHEIDSZORG
DER 30 april 1968 waren 37 bedrijven aangeslo-
ten met 1.019 ooien en 41 rammen. De onder
zoeken en adviezen betroffen vooral de bestrijding
van maagdarmwormen en leverbotten, alsook de
enting tegen enterotoxaemie ('t bloed).
Voorts werd een enquête ingesteld op 35 bedrijven
naar de voeding van de schapen gedurende de win
termaanden. Het resultaat van deze enquête, als
ook een bespreking daarvan, zal aan de schapen
houders worden toegezonden.
De conclusie die uit deze enquête te trekken valt:
dat de voeding voor verbetering vatbaar is, speciaal
wat betreft de voorziening met zetmeelwaarde, fos
for, natrium en vitamine D.
PLÏJIMVEEZIEKTENBESTRIJDING
P)E ontwikkeling van de pluimveehouderij in
Zeeland blijft gunstig. Er zijn 4 grote slacht-
kuikenbedrijven met in totaal 220.000 kuikens per
opzet. Op een leeftijd van 3% en 5Va week wordt uit
elk hok een tweetal kuikens onderzocht op adem
halingsziekten en coccidiose. Op deze bedrijven
vormt coccidiose een grote bedreiging vanwege de
dichte hokbezetting, de vochtigheidsgraad en de ho
gere temperatuur. De opfokbedrijven welke een zo
genaamd aangepaste bedrijfsopzet hebben (all in -
all out) èn voldoen aan een aantal andere voor
waarden, kunnen bij de af te leveren hennen een
„verklaring van begeleide opfok van hennen" ont
vangen. Deze verklaring is geen gezondheidscertifi
caat, maar een bewijs dat de opfok plaatsvond on
der begeleiding van de Rijkspluimveeteeltvoorlich-
K.I. „ZUID-WEST NEDERLAND'
Na een jaar van inleidende besprekingen is op
16 december 1968 de vereniging voor kunstmatige
inseminatie bij rundvee Zuid-West Nederland" of
ficieel haar werkzaamheden begonnen. De bestaan
de vijf verenigingen in Zuid-Holland en Zeeland
besloten vrijwel unaniem tot de fusie.
De thans gevormde organisatie, die beide pro
vincies omvat, mag zich met 70.000 koeien, waar
van bijna 10.000 blaarkopdieren, de grootste ver
eniging in Nederland noemen.
In foktechnisch opzicht blijft men de reeds eer
der uitgestippelde beleidslijnen volgen. De leden
veehouders zullen hun keus kunnen bijven maken
uit een tachtig-tal aanwezige stieren. In 1968 werd
reeds 75 van de koeienstapel gëinsemineerd met
sperma van stieren met een goede vererving; rond
20 van de koeien werd gëinsemineerd met sper
ma van de eenjarige proefstieren. Het gevolgde
systeem van proef-, wacht- en fokstieren lijkt de
veehouders de grootst mogelijke zekerheden te bie
den. De gunstige ervaringen in het verleden heb
ben het bestuur doen besluiten de inseminaties uit
sluitend met diepvriestabletten te laten verrichten.
Het opfokstation voor stierkalveren, waar de toe
komstige k.i.-stieren o.a. öp hun groei, voedèrver-
bruïk, ontwikkeling, karaktereigenschappen en
sperma-kwaliteit worden beoordeeld blijft een be
langrijke rol vervullen.
Naast zwartbonte-, blaarkop- en roodbonte stie
ren zal men waarschijnlijk ook sperma van stieren
van het Franse vleesras Charolais ter beschikking
stellen. „Zuid-West Nederland" is van start gegaan
en gezien de frisse en zakelijke wind, die door de
vereniging waait, mag men nog meer initiatieven
verwachten. Foktechnisch en economisch verdraagt
het geheel geen stilstand en als zodanig verdient
de nieuwe ontwikkeling de sympathie van allen.
tingsdienst en de Gezondheidsdienst. Per opzet
treffen we bij de specifieke opfokkers 6.000 - 8.000
dieren aan.
De ontwikkeling in de legsector is stormachtig. Op
de batterij zijn 200.000 dieren aanwezig; volgens
het traditionele grondsysteem, of op volledige roos
ters, 600.000 legkippen.
Ook het Proefbedrijf van de V.P.Z. staat onder
veterinaire begeleiding. In het sectiemateriaal van
dit bedrijf werd vooral leucose <23%) en Marekse
verlamming (6%) gevonden, met daarnaast bij 15%
buikvlies-eileiderontsteking en bij 7% een niet ty
pische darmontsteking. Coccidiose bij 9%.
Ook bij het overige sectiemateriaal werd vooral
leucose, Marekse verlamming, coccidiose en buik
vlies-eileiderontsteking gevonden.
LUCHTVERONTREINIGING
Betreffende de luchtverontreiniging merkte Dr
Tesink betreffende de Kanaalzone op, dat de door
de N.V. Zuid Chemie in 1967 ingebruik genomen
nieuwe installatie en door aangebrachte verbeterin
gen een vermindering van het aantal schadegevallen
bij rundvee en schapen geconstateerd kon worden.
Een nauwgezet volgen blijft geboden. Dr Tesink
dankte namens de betrokken veehouders de directie
van genoemde fabriek voor de vlotte wijze waarop
de schade werd vergoed. De taxateurs komt lof toe
voor de nauwgezette wijze waarop ze hun soms
moeilijke taak hebben volbracht!
Betreffende het Sloe kon Dr Tesink mededeling
doen van het vaststellen van de Nulfase, waarop
door hem zo sterk voor gepleit was. Nu Hoechst in
bedrijf is gekomen, gaan de metingen en analysen
door.
Binnenkort worden in de Prov. Raad inzake de
luchtverontreiniging in Zeeland de meetresultaten
en analysen besproken. In verband hiermede wilde
hij daarop nu niet nader ingaan. Wel benadrukte
Dr Tesink dat waakzaamheid geboden is en geboden
blijft. Hij noemde het voor de landbouw van groot
belang dat in juli 1967 met Hoechst werd overeen
gekomen dat, ingeval van schade, dezelfde proce
dure inzake schaderegeling zal gelden, als die welke
wordt gehanteerd bij de fluorvergiftiging rond de
N.V. Zuid-Chemie.
KWALITEITSONDERZOEK VAN
MELK EN MASTITISBESTRIJDING
Dr Tesink ging aan de hand van een serie dia's
in op de nu gevolgde gang van zaken bij het kwa
liteitsonderzoek van de melk, dat zoals bekend in
Zeeland sinds augustus 1968 door de Gezondheids
dienst voor Dieren als onafhankelijke instantie
wordt uitgevoerd. Op houdbaarheid, reinheid en
geur (en sinds 1 januari ook op pennicüline) cel
gehalte en abortus bang wordt de melk van alle
Zeeuwse bedrijven onderzocht. Van belang bij de
monsterneming is dat de busnummers goed leesbaar
zijn! Betreffende de houdbaarheid werd gewezen op
de noodzaak de hygiënische omstandigheden bij het
melken, van de gebruikte apparatuur, enz. zo groot
mogelijk te doen zijn. Het goed reinigen van de te
pelhouder, van de klauw enz. is van bijzonder groot
belang. Een goede toestand van de tepelvoering is
zowel van belang voor de houdbaarheid van de
melk als ter voorkoming van mastitis. Ook wees
dr Tesink in dit verband op het penicilline-onder-
zoek en het belang van de veehouder om in voor
komende gevallen de veearts te vragen om kort
werkende preparaten toe te passen, die na 2 a 3
dagen geen reacties mee geven. Bij lang werkende
middelen moet bij penicilline-reacties van de melk
korting op de melkprijs volgen!