Als u wat voelt voor meer resultaat met minder werk (wie niet?), bestel dan nu Polykuhn! Vlas Wat koppelt de hoogste eenkiemigheid aan een zeer hoge kiemkracht? Precies... Polykuhn precisiezaad. Bestel't alvast! 14 gemakkelijker bewerken dan gronden welke in een slechte konditie verkeren. 55 naar de toestand waarin de grond verkeert, dient de bewerking gericht te gijn op het tot stand brengen van goede kiem- en groeiomstandigheden. Hierbij jnoet ook rekening worden gehouden met de eisen van bepaalde machines en hulpmiddelen. i Een vlak zaaibed, niet te kluitertg, maar vooral niet te fljn, ook na het feezakken is een eerste vereiste. Verder is voldoende mulle grond in de toplaag nodig om het zaad in te Sluiten en de vochttoestand te regelen. Ondiep zaaien geeft in de regel grotere problemen, dan wanneer het zaad Iets d'eper terecht komt Overmatig diep zaaien heeft meestal een zwakke -kiemnlant tot gevolg. Vroeg zaaien (uiteraard nooit voor half maart) verlengt de groeiperiode, Wat meestal een hogere produktie en een rijper gewas tot gevolg heeft, echter neemt ook de kans op schieters er door toe. Uit onderzoek is gebleken dat het kritieke stadium voor de vorming van schieters voornamelijk ligt bij het 4e tot het 6e bladstadium van de bieten- plantjes. Een temperatuur van 2-10* is dan van overwegend belang voor de vorming van de schieters die later zichtbaar worden. Verder kan een hoge temperatuur gedurende de periode van eind juni tot begin juli de opgewekte lust tot schieten weer terug dringen. Voor schietergevoedigheid van de rassen wordt verwezen naar de tabel over de raseigenschappen. De hoeveelheid stikstof op suikerbieten heeft meer invloed op de opbrengst dan de raktor ras. Er is een tendens aanwezig dat deze hoeveelheid eerder de neiging heeft toe dan af te nemen. Talloze proefvelduitslagen tonen al tO-taiien ï^ren aan dat overmatige hoeveelheden stikstof de opbrengst aan bie ten onvoldoende verhogen, het suikergehalte sterk verlagen en de oogst be moeilijken. Men bereikt dus niet hetgeen men er van verwacht Wat men in het veld aanziet als een verbetering (extra groene kleur) is een schijneffekt dat niet tot uitdrukking komt in een hogere financiële opbrengst. Het is in wezen een onekonomisch bemestingsbeleid. Meer aandacht schenken aan de kalkarme- en struktuurgevoelige gronden is wellicht beter. Deze gronden heb ben behoefte aan een kalk- of gipsbemesting en niet aan extra stikstof, daar dit geen struktuurverbeteringsmiddel is. Voor een vergelijking van de beproefde rassen op hun voornaamste eigen schappen, wordt verwezen naar de volgende tabel. Overzicht van de voornaamste raseigenschappen volgens Rassenlgst voor land bouwgewassen 1968 Rassen Resistentie tegen schieten Kophoogte en regelmaat van kophoogte Geschiktheid voor machinale oogst Vertakking Polykuhn 4.2 vaak sterk wisselend Klein Wanzleben Polybeta 6.5 meestal weinig hoven de grond Pplyx 7.6 meestal enige cm boven de grond Hilleshog St. Polyploïde 7.1 sterk wisselend boven de grond Monohil 4.8 vaak sterk wisselend Zwaanpoly 7.1 ▼aak sterk wisselend, gewas zeer hoog uitstekend Aabece 6.2 vaak sterk wisselend Klein Wanzleben E 6.1 meestal weinig boven de grond Polyrave E 6.8 enige cm boven de grond Maribo Anglo - Poly 6.4 enige cm boven de grond Trirave 5.2 meestal weinig boven de grond Grond- bedekking Zware grond Lichte grond 6.5 7.0 6.1 7.9 6.0 7.0 6.5 8.4 7.5 7.5 6.4 8.2 7.5 6.0 6.2 8.0 6.5 7.0 5.7 8.0 5.5 6.0 6.9 7.5 7.5 7.0 7.5 6.6 6.5 7.5 5.6 7.9 6.0 6.5 6.0 8.2 7.0 7.5 7.2 8.0 5.0 6.0 4.7 8.2 Hoge cijfers betekenen grote resistentie tegen schieten, goede rooibaarheid, geringe vertakking en goede grondbedekking. De waarderingscijfers zijn ge middelden van 1964 t.m. 1967. De cijfers van het ras Monohil hebben betrek king op de jaren 1965 t.m. 1967. Opbrengsten vlasrassenproefvelden in kg per are Rassen Gemiddeld ongerepeld 1964 - 1968 Gemiddeld gerepeld 1964 - 1967 Gemiddeld zaad 1964 - 1967 Wiera Fibra Reina Hera Kg/are Rel. Kg/are Rel. Kg/are Rel. 88.0 99 61.1 100 12.5 102 87.5 98 63.1 103 12.1 98 89.2 100 60.5 99 11.2 91 88.7 100 59.1 98 13.7 111 Het vlas gaf in het begin van 1968 een vrij gunstige ontwikkeling te zien. Door de ongunstige weersinvloeden (veel regen gedurende half juni en juli) zijn de opbrengsten en de kwaliteit van het vlas op verschillende percelen tegengevallen. De stevigheid en veerkracht van het stro liet nog al eens te wensen over. Daarnaast werd plaateselijk last ondervonden van afrijpings- ziekten. De rassenkeuze is beperkt tot de rassen Wiera, Reina, Fibra. Voor het Zuid westelijk Kleigebied begint Reina meer terrein te winnen van Wiera. Ook Fibra begint een belangrijke plaats in te nemen. Voor de nieuwere rassen als Hera en Primo komt meer belangstelling. De nieuwe selekties Gebeco 6411, Ropta H 27 en N 29 worden nog beproefd en geven goede verwachtingen. Reina. Dit ras komt op gewas veel met Wiera overeen, maar overtreft het In verschillende eigenschappen. Reina geeft wat hogere stro-opbrengsten met een hoger lintgehalte. Het ras heeft een zeer goede resistentie tegen roest en zwartstip. Rijpt tamelijk vroeg en kleurt mooi op. Vatbaar voor brand. Reina heeft op vele grondsoorten waar vlas wordt geteeld, zeer goede resultaten gegeven. Verdraagt vroeg zaaien goed, trekt gemakkelijk. Fibra. Zeer stevig witbloeivlas met goede stro-opbrengst en hoog lint gehalte. Bezit een zeer goede resistentie tegen roest en zwartstip, alsmede tegen vlasbrand. Het gewas is nogal gevoelig voor een slechte struktuur en is meer geschikt voor de goede vlasgronden. Het kan daar hoge opbrengsten geven. De beginontwikkeling is traag. Het stro heeft een goede lengte met een iets wijd uitstaande vertakking. Bij een eventuele zware legering soms iets minder veer krachtig. Vraagt een iets ruimere zaaizaadhoeveelheid en een wat hogere stikstofgift dan de overige rassen. Bloeit iets laat en rijpt dat later af. Behoudt lang een donkergroene kleur, maar schoont vlug op met een mooie kleur. Trakt vrij zwaar, terwijl de schoven zich wat minder gemakkelijk laten scheiden. Wiera. Witbloeivlas met goede vezelopbrengst. Vrij goede resistentie tegen roest en zwartstip. Vatbaar voor brand. Stelt geen hoge eisen aan de grond. Vroeg ontwikkeld en tamelijk vroeg rijpend gewas met een goede lengte, evenwel met iets lange en wijd uitstaande vertakking. Middelmatig stevig, tamelijk veerkrachtig. Het wordt de laatste jaren steeds meer en meer door andere rassen verdrongen. Hera. Witbloeiend vlas dat op goede vlasgronden een goede opbrengst kan geven. Heeft een zeer goed lintgehalte. Iets trage beginontwikkeling, maar een mooi egaal gewas met een middelmatige lengte en een hoge, korte vertakking. Is hierdoor gemakkelijk machinaal te trekken en te verwerken. Heeft aan vankelijk een vrij donkergroene kleur, maar kleurt bij rijping mooi op. Rijpt iets na Reina. Vatbaar voor vlasbrand. Onvatbaar voor roest en zwartstip. Hoge zaadopbrengst en een vrij groot zaad. Moet evenals Fibra iets dikker worden gezaaid. Kan iets meer stikstof verdragen dan Reina en Wiera. Primo. Witbloeiend vlas met zeer goede stro-opbrengst, het lintgehalte is "goed. Ook de ladopbrengst is goed. Heeft een zeer goede resistentie tegen brand. Is onva>; aar voor roest en zwartstip. Stelt minder hoge eisen aan de grond. Komt in lengte en stevigheid veel met Wiera overeen. Rijpt iets vroe ger. Bij de rijping kleurt het vlas goed op. Al naar gelang de bestemming kan men bij de keuze van het te telen ras de eigenschappen vroegrijpheid, produktiviteit en duurzaamheid als beslissende faktoren aanmerken. De eigenschap vroegrijpheid speelt een overheersende rol voor de teelt van een vroege ui. Voor later afrijpende rassen is de produkti viteit of de duurzaamheid van belang. Bij opslag voor lange bewaring zal vooral de duurzaamheid de keuze be palen. In het overzicht van de eigenschappen van de in de praktijkproeven 1965- 1968 aanbevolen rassen is de indeling gebaseerd op de wijze van afzet.

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsch landbouwblad ... ZLM land- en tuinbouwblad | 1969 | | pagina 14