Hoofdbestuur Z. L. M. vergaderde 1* (Vervolg van pag. 13.) het woord om een nadere toelichting te geven. Spre ker zegt, dat het taxatiewerk vanuit de ZLM in het begin werd begeleid door een commissie. Later werd een stichting opgericht, waarin de ZLM, de N.B.M.V.L. en de Zeeuwse C.B.T.B. samenwerkten. Waarschijnlijk zal ook in de toekomst de Brabantse C.B.T.B. deelnemen. Een stichting blijkt een minder geschikte rechtsvorm te zijn, daar bijv. eventuele winstuitkeringen niet aan de organisaties kunnen plaatsvinden. Bij de agenda is nu een voorstel ge voegd met conceptstatuten voor het oprichten van een coöperatieve vereniging. In de nota van de kleine commissie en een daarop aansluitende con ceptbrief, te verzenden aan de praktijkdeskundigen, wordt met name gesproken over de positie van het bureau t.o.v. de praktijkdeskundigen waarbij ge tracht is een betere taakverdeling te verkrijgen. Het bureau, zo is de gedachte, zal zich in de eerste plaats met zijn werk moeten richten op de leden van de organisaties. Een uitvloeisel van de voorstellen, zo als in de nota staat, zal ook betekenen, dat praktijk deskundigen, hoewel ze lid zijn van één van de samenwerkende organisaties, niet namens deze organisaties of het bureau kunnen optreden, maar als zelfstandig, onafhankelijk deskundige hun werk doen. In verband met de overgang van de bestaande stichting naar een coöp. vereniging doen zich uiter aard ook een aantal financiële problemen voor, waarvoor het noodzakelijk is de overgang naar een coöperatie nog dit jaar officieel te regelen. Verder kan dan tevens het grote bestuur van de stichting omgezet worden in een voor dit werk slechts nood zakelijk klein bestuur. In de conceptstatuten wordt uitgegaan van vijf bestuursleden, namelijk te benoe men voor ZLM: 2, N.B.L.M.: 1, Z.C.B.T.B. 1 en B.C.B.T.B. 1. Tenslotte merkt spreker nog op dat ondanks de problemen hét bureau goed gewerkt heeft. De Voorzitter wijst er nog op dat er voor de oprichting van een coöperatie verschillende argu menten zijn, namelijk: een betere binding met de organisaties, eventuele uitkeringen aan de samen werkende organisaties zijn mogelijk, er kan vol staan worden met een klein bestuur? De heer S. J. Vis stelt nog een vraag betreffende art. 17, lid 6 van de conceptstatuten, hetwelk bevre digend wordt beantwoord. Omdat de omzetting van de stichting in coöperatie dit jaar nog moet plaatsvinden vraagt de Voor zitter: indien men akkoord gaat met de oprich ting van een coöperatie voorlopig de heren Kosten en Wage aan te wijzen als voorlopige bestuursleden, waarna het volgende jaar de definitieve leden be noemd kunnen worden. De vergadering gaat akkoord met de oprichting van een coöperatie, met de nota, het concept-schrij ven voor de praktijkdeskundigen en met de aanstel ling van de bestuursleden. Er zal nu afscheid geno men moeten worden van de oude bestuursleden, de lijst van donateurs zal bekeken moeten worden en er zal een gesprek moeten plaatsvinden met het pro vinciaal bestuur. VERZEKERINGEN De ontwikkeling bij de verschillende verzeke ringsinstellingen zoals in de bijlage weergegeven, wordt door de vergadering voor kennisgeving aan genomen. BOEKHOUDBUREAU De heer C. Paauwe geeft een overzicht van de toenemende werkzaamheden op het boekhoud- bureau. Vooral ook de invoering van de B.T.W. zal de werkzaamheden doen toenemen. Hoewel naar stig gestreefd wordt naar verwerking van de boek houdkundige gegevens via de computer moet daar van op korte termijn nog niet teveel resultaat wor den verwacht. Vervolgens geeft spreker een korte toelichting op de B.T.W. Op vele punten ligt deze zaak niet duide lijk omdat de uitvoeringsbeschikkingen nog moeten afkomen. Er zullen evenwel in het Zeeuws Land en Tuinbouwblad een aantal publikaties over deze kwestie verschijnen, terwijl tevens in een groot aan tal afdelingsvergaderingen de B.T.W. zal worden toegelicht. CONCEPT STATUTEN EN HUISHOUDELIJK REGLEMENT Z.L.M.-NIEUWE STIJL De Voorzitter stelt aan de orde de concept Statu ten en Huishoudelijk Reglement van de ZLM- nieuwe stijl. Beide zijn in kringen en afdelingen uitvoerig besproken. De nu voorliggende concepten zijn in opzet met het besprokene ongewijzigd. Al leen in opstelling, vorm en redaktie is van notaris zijde een en ander juridisch verantwoord geredi geerd. Zoals bij een dergelijke ingrijpende zaak wel vaker het geval is, zijn op het laatste moment nog enkele wijzigingen voorgesteld. Zo dienen de pun ten tussen de letters ZLM, daar het geen afkorting meer is maar een naam, te vervallen. Betreffende de voorgestelde wijziging van de rechtstreekse benoeming van één of meer leden van de Veehouderijcommissie tot H.B. of D.B.-lid, zoals dit voor de vertegenwoordiging van de Tuinbouw- commissie der ZLM geregeld is zegt de voorzitter dat hiervoor van de zijde van Brabant volledig be grip bestond en in principe mee akkoord gaat. Daar echter de tijd ontbrak om hierover met de leden overleg te plegen had men bezwaren om dit punt alsnog op de Algemene Vergadering van de N.B.M.L. aan de orde te stellen. Het goedkeuren hiervan viel buiten de reeds aan de vertegenwoor digers verstrekte machtiging. De voorzitter stelt als tussenoplossing voor de voorgestelde werkwijze ten aanzien van de vertegenwoordiging der Veehou derijzaken in H.B. en D.B. in de praktijk toe te pas sen in bij de eerstvolgende statutenwijziging deze praktische handelwijze statutair te legaliseren. De heer P. W. C. van Westen zegt begrip te kun nen opbrengen voor dit voorstel. De heer Js. Vos acht deze gang van zaken toch bijzonder jammer. De Voorzitter onderschrijft dit en legt nogmaals de nadruk er op dat het hier gaat om een samen gaan van twee partijen en om praktische redenen dit de beste oplossing is. Dit te meer daar in de prak tijk de voorgestelde regeling weinig verschil zal maken met de statutaire vastlegging omdat beide Hoofdbesturen volledig hiermede instemmen. De heer M. C. J. Kosten vraagt hoe de beslissing in Brabant ten aanzien van de integratie is uit gevallen, in het bijzonder in Oost-Brabant. De Voorzitter zegt dat één afdeling in Oost-Bra bant tegen de conceptstatuten heeft gestemd maar nadat deze aangenomen waren zich loyaal heeft op gesteld en ingestemd heeft met ontbinding van de N.B.M.L. en overdracht van de saldi en beheer huis houdscholen. De vergadering besluit de concept Statuten en Huishoudelijk reglement aan de Algemene Ver gadering der ZLM voor te leggen. REKENING EN VERANTWOORDING 1967 De Voorzitter stelt de rekening en verantwoording over 1967 aan de orde, en zegt dat het tekort van 1967 gedekt kon worden door het voor dat doel ge reserveerde batig saldo van 1966. De rekening en verantwoording is gecontroleerd door de financiële commissie en de boekhouding door het Boekhoud- bureau en in beide rapporten wordt het bestuur geadviseerd de penningmeester voor zijn beleid te dechargeren. Het bestuur gaat hiermede met algemene stemmen accoord. BEGROTING EN CONTRIBUTIE VASTSTELLING 1969 In zijn toelichting op de begroting voor 1969 zegt de Voorzitter, dat deze ook opgesteld kon worden met een voordelig saldo en dat geen verhoging van de contributie behoefde te worden voorgesteld. De begroting wordt ongewijzigd door de vergade ring aanvaard en goedgekeurd en zal in dezelfde vorm ter goedkeuring aan de Algemene Vergadering worden aangeboden. De heer Zandee vraagt of het samengaan met Noord-Brabant ook nog kostenbesparend zal wer ken, met name ten aanzien van de post voor het jongerenwerk. De Voorzitter zegt, dat deze begroting nog uit sluitend betrekking heeft op de Z.L.M. en dat de Noord-Brabantse Mij. ook een sluitende begroting heeft. Met het jongerenwerk is reeds rekening gehouden met hetgeen de nieuwe P.J.G.-secretaris voor de P.J.G. Zeeland zal doen. Voor de toekomst moet worden afgewacht of in financieel opzicht wat kan worden bereikt, al moet voorlopig niet op grote veranderingen worden ge rekend. WIJZIGING BIJDRAGE BEGUNSTIGERS De Voorzitter merkt op, dat het Dagelijks bestuur heeft besloten de contributie van de begunstigers (niet grondgebruikers) met ingang van 1 januari 1969 te wijzigen. Tot nu toe bedroeg de contributie 40,per begunstiger. Dit wordt nu 10 van de bruto premie met een minimum van 25,per be gunstiger. Door de Onderlinge Verzekering Maat schappij der ZLM zal het geraamde bedrag aan be gunstigerscontributie voor 1969 worden gegaran deerd. Deze nieuwe kontributieregeling voor de begun stigers is bovendien meer in overeenstemming met de kontributieregeling voor de leden. De vergadering kan zich met deze regeling vol komen verenigen. RAAD VOOR BEDRIJFSONTWIKKELING De heer W. Kakebeeke wijst er in zijn overzicht op, dat in 't Zeeuws Land- en Tuinbouwblad regel matig verslag wordt uitgebracht van de belangrijk ste punten die door de Raad worden behandeld. Een uitgebreide bespreking is daarom niet nodig. Een aantal aanvragen voor de ontwikkelingskant van het O.- en S.-fonds werden door de Raad gunstig geadviseerd. Door gastsperkers werden enkele zeer belangrijke inleidingen gehouden, o.a. door prof. dr. ir. Van Riemsdijk en drs. Slootweg. Verder werden een aantal rapporten besproken, met toelichting door de opstellers. Er zijn 31 aanvragen voor het Borgstellingsfonds in behandeling geweest, die betrekking hadden op de landbouw. Hiervan werden er 18 toegewezen, met een totaal bedrag van 649.000,Uit de tuin bouwsector waren er 33 aanvragen. Hiervan werden er 16 toegewezen met een totaal bedrag van ƒ519.000,—. Vervolgens doet dr. ir. C. W. C. van Beekom enkele mededelingen over de reorganisatie bij de voorlichting. Er is sprake van personeelsinkrimping en tegelijk een herstructuering van de hele dienst. De voorzitter wijst er op dat indertijd door ir. De Zeeuw de verzekering is gegeven dat er overleg met het bedrijfsleven zal plaatsvinden, vóór er even tueel beleidsbeslissingen worden genomen. Dit overleg zou in december plaats vinden. Hij moet er van uitgaan dat deze toezegging wordt nagekomen. Indien dat niet het geval zou zijn, past een scherp protest. Door verschillende leden wordt gewezen op de onrust die er momenteel heerst bij het personeel van de voorlichtingsdiensten. Men meent dat hierdoor de besten ander werk willen zoeken, zodat de voor lichting behalve aan mankracht, ook aan „kwaliteit" in zou boeten. Hierbij wordt het vertrek van de heer Andringa als voorbeeld genoemd. Dr. ir. C. W. C. van Beekom antwoordt dat men bij de reorganisatie juist wil streven naar verhoging van het peil van de voorlichting, o.a. door bijscholing en hogere eisen te stellen aan voorop leiding! In hoeverre men hierin zal slagen moet uiteraard worden afgewacht. Hij deelt tevens mede dat er geen personeel ontslagen zal worden: even tuele inkrimping zal worden gerealiseerd door vakatures niet op te vullen, door vrijwillige af vloeiing van personeel dat ouder is dan 55 jaar en wellicht ook door overplaatsing. Met klem wordt verder door enkele leden gepleit voor behoud van het Landbouwconsulentschap in Zeeuws Vlaanderen, waarbij de ligging van het ge bied als voornaamste argument wordt aangevoerd. Ook over eventuele opheffing van het veeteelt- consulentschap worden kritische opmerkingen ge» maakt. De Voorzitter meent dat men positief kan staan tegenover „schaalvergroting" bij de voorlichtings diensten, mits de overheid daarbij niet te dogma tisch te werk gaat. Hij denkt b.v. aan één groot consulentschap voor akkerbouw voor het gehele kleigebied van Z.W. Nederland, met een sterke hoofdafdeling voor veeteelt, en één tuinbouwcon- sulentschap voor hetzelfde gebied. Doch daarbij zou hij in verband met de zeer aparte positie van Zeeuws Vlaanderen het landbouwconsulentschap in dit gebied willen handhaven. RONDVRAAG De Vice-Voorzitter, de heer P. J. J. Dekker, zegt, dat deze vergadering weer duidelijk heeft doen blij ken, in welk een dynamische tijd we leven. Indruk ken, die op een gegeven ogenblik de gemoederen volop bezig houden, worden vaak spoedig weer ver drongen door andere gezichtspunten, die soms een geheel nieuwe bestudering van de vraagstukken nodig maken. Het is daarom goed, aldus de heer Dekker, dat we ons op dit moment realiseren, dat dit het einde is van de laatste vergadering van het Hoofdbestuur van de aloude Z.L.M., nu de fusie met de Noord- Brabantse Mij. van Landbouw aanstaande is. Niet alleen hierom is 1968 een belangrijk jaar voor de Z.L.M., doch vooral door de in juni gevierde herden king van het 125-jarig bestaan der Maatschappij. Nu het hoofdbestuur voor de eerste maal na deze herdenking bijeen is, past een terugblik op deze waardige week in juni. Een herdenking, die niet alleen in Zeeland, doch ver daarbuiten is aangesla gen, niet in het minst door de tentoonstelling, waar door veel goodwill voor de Z.L.M. is gekweekt. Wij mogen, aldus de heer Dekker, met veel voldoening op deze dagen terugzien. De heer Dekker richt zich hierna tot de Voorzitter en zegt: Uw aandeel in het geheel is bijzonder groot geweest en u verdient de dank van het Hoofdbe stuur voor de wijze en de volle inzet, waarmede u deze dagen tot een groot succes hebt gemaakt, en voor de manier, waarop u toen de Z.L.M. hebt ge presenteerd. Wij mogen trots zijn op het feit, dat u met zulk een grote bekwaamheid deze dagen hebt geleid. De beslissing, die thans is genomen door het Hoofdbestuur ten aanzien van het samengaan met de Noord-Brabantse Mij. van Landbouw is in dit jubileumjaar eveneens van verstrekkende beteke nis. Wij mogen, aldus de heer Dekker, met voldoe ning op deze beslissing terugzien. De agrarische wereld wordt wel eens verweten, dat te weinig aan concentratie of fusie-vorming wordt gedaan, doch met dit besluit is weer aangetoond, dat de Z.L.M. in dit opzicht zeker niet achteraan komt. De teruggang van het aantal bedrijven en de daarmede verband houdende agrarische positie ten opzichte van de andere beroepsbevolking in ons land doet het belang van deze bundeling van krachten weer sterk uit komen. Uw aandeel in de voorbereidende werk zaamheden is zeer groot geewset en wij willen u als voorzitter der Z.L.M. van harte dank zeggen voor de wijze, waarop u zulks tot stand hebt gebracht. De puntjes tussen de letters Z.L.M. zullen thans gaan verdwijnen, doch wij mogen de hoop uitspre ken, dat de puntjes op de i steeds door de nieuwe maatschappij zullen kunnen worden aangebracht. De heer Dekker spreekt de hoop uit, dat dit samengaan van twee maatschappijen in de toekomst nog gevolgd zal worden door nog grotere samen bundeling van krachten op agrarisch gebied. De Voorzitter dankt de heer Dekker hartelijk voor diens waarderende woorden en voor de steun, die hij daarbij van zovele zijden heeft ondervonden. De voorzitter zegt hierbij gaarne nog de namen van de heren Nieuwenhuijse, de Groene, de Vlieger en Mol te noemen, die met name voor de grote tentoonstel ling zich zo ten volle hebben ingezet. De voorzitter spreekt eveneens de hoop uit, dat de stijl, die de Z.L.M. heeft gekend ook in de nieuwe maatschappij bewaard zal blijven. De heer Nieuwenhuijse dankt de voorzitter voor de dank aan het Kringbestuur en vraagt naar de af wikkeling van het gedenkboek. De Voorzitter zegt, dat dit inderdaad in het begin van 1969 zal worden bekeken en dat de Kringen hierover nader zullen worden ingelicht. (Zie verder pag. 16.)

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsch landbouwblad ... ZLM land- en tuinbouwblad | 1968 | | pagina 15