COPA
doet prijsvoorstellen
K. N. L. c.
Groei in de
economie
15
ALGEMEEN
Het presidium van het COPA (comité van de
landbouworganisaties van de E.E.G.-landen) heeft
nu concrete voorstellen gedaan over de richtprij
zen 1969/'70. Reeds eerder had het zijn opvattin
gen over het prijsbeleid in het algemeen gegeven;
enkele weken geleden werd daarover al bericht.
Het COPA wijst op een gemiddelde kostenstijging
van 4 a 5 en op een zich hier en daar nog
vergrotende achterstand van de landbouwinko
mens op die van andere groepen. De werkelijke
prijzen laten ten opzichte van de officiële prij
zen wel eens wat te wensen over.
Een bevriezing van de richtprijzen, laat staan
een verlaging, vindt het COPA dan ook onaan
vaardbaar.
Wederom wijst het COPA op de onbevredi
gende situatie, dat de Commissie vooraf geen
overleg met het COPA pleegt over haar aan de
ministerraad voor te stellen prijzen. De prijsaan
passingen van het COPA laten zich vergelijken
met die welke het Landbouwschap onlangs noem
de. Daarbij moet men natuurlijk wel bedenken
dat het Landbouwschap rekening hield met Neder
landse gegevens en omstandigheden. Het bepleitte
een globale doorberekening van de gemiddelde
koötentoename (in Nederland te stellen op 5
echter niet voor de richtprijzen van melk, suiker
en varkensvlees.
UET gaat weer goed met de economie. Deze
conclusie dringt zich op bij kennisneming
van het 13e halfjaarlijkse economische rapport van
de Sociaal Economische Raad. De verwachtingen
uitgesproken in het daaraan voorafgaande rap
port zijn in velerlei opzicht in gunstige zin over
troffen. Ons land profiteert in belangrijke mate van
de gunstige ontwikkeling in het buitenland, met
name die in West-Duitsland.
DE LONEN
Het is duidelijk dat tegen de achtergrond van
de geschetste economische ontwikkeling de lonen
binnenkort weer volop in bespreking zullen
komen. Het is in de gegeven situatie een illusie
te menen dat deze in 1969 ongewijzigd zullen
blijven.
In het S.E.R.-rapport wordt voor de periode
1968/71 uitgegaan van een loonsomstijging per
werknemer van 6^6 per jaar. Het gaat hier
om een sommering van contractsverbeteringen,
hogere sociale lasten en incidentele loonbewegin-
LANDDICHT BIJ HUIS
Tussen de monding van de Eems en de Wezer ligt
Oost-Friesland, een gebied dat deel uitmaakt van de
Duitse deelstaat Neder-Saksen. De meeste Nederlan
ders kennen het niet. Er wordt weinig reclame voor
gemaakt.
Oost-Friesland behoort ook zeker niet tot de meest
welvarende gebieden van Duitsland. Het is in hoofd
zaak aangewezen op de landbouw en juist als gevolg
van de inpassing in de E. E. G. levert zo'n landbouw
streek voor de regering van de Bondsrepubliek wel
wat problemen op. Sommige Duitse eigenaren van
boerderijen in Oost-Friesland kunnen niet zo gemak
kelijk geschikte pachters voor die bedrijven vinden.
Rond 1960 gingen Nederlandse boeren, op zoek
haar land, er eens een kijkje nemen. Er bleken moge
lijkheden te bestaan om naar Nederlandse begrippen
grotere en in redelijke staat verkerende bedrijven te
pachten tegen aanvaardbare voorwaarden. Boeren
die in Nederland reeds een bedrijf bezaten doch om
de een of andere reden weg wilden, verlegden het
terrein van hun activiteiten over de oostgrens. Jonge
boeren die geen kans zagen in Nederland aan grond
te komen vonden in Oost-Friesland een uitweg.
Sedert 1960 hebben zich er enkele honderden ge
vestigd. De mogelijkheden zijn echter nog niet uitge
put. Er blijkt op wat grotere schaal belangstelling te
bestaan. Vandaar dat het Emigratiebestuur gemeend
heeft door middel van een bescheiden brochure wat
meer bekendheid aan Oost-Friesland te moeten geven.
In deze publikatie worden een aantal basisgegevens
verstrekt opdat men zich enigszins omtrent de om
standigheden en voorwaarden kan oriënteren.
Het is vanzelfsprekend anders dan bij ons. De be
drijven zijn groter en variëren van 35 tot 100 ha. goed
verkaveld. De bedrijfstypen zijn in hoofdzaak het ge
mengde en de veehouderijbedrijven. De pachtprijzen
variëren van 200 tot 350 DM/ha, afhankelijk van
ligging en kwaliteit van het bedrijf. Men dient zelf
over voldoende geldmiddelen te beschikken om in het
begin op eigen benen te kunnen staan. Ga over het
algemeen niet op advertenties in. Tussenpersonen
vragen vaak een vrij hoge provisieBelangstellen
den kunnen nadere inlichtingen inwinnen bij de Alg.
Emigratie Centrale, Javastraat 96, Den Haag, die ook
een model pachtcontract kan verstrekken.
GRANEN
Wat de tarwe betreft vindt het COPA een richt
prijsverhoging die beperkt blijft tot 1 a 2 (dus
van ƒ38,46 tot b.v. 39,23), wel redelijk. Zodoen
de kan de prijsverhouding tot de voedergranen
verbeterd worden, zonder de verbruikers van deze
granen te zeer te belasten.
De Fransen keerden zich eigenlijk tegen elke
noemenswaardige graanprijsverhoging en zeker
bij tarwe. Hier zitten kennelijk binnenlandse span
ningen achter tussen de grote graantelers en de
kleinere boeren, die vooral aan dierlijke produk-
tie doen. De Duitsers vonden voor hun land wel
een hogere tarweprijs op zijn plaats. Wat de voer-
granen (gerst en mais) betreft denkt het COPA
aan 4 prijsverhoging: gerst dus van ƒ34,19 tot
35,91. Dit sluit aan op het Nederlandse stand
punt dat de mais niet hoger in prijs behoort te
stijgen dan de gerst. Rogge beschouwt het COPA
meer als broodgraan, vandaar dat daar een iets
grotere verhoging wordt gevraagd dan voor gerst.
BIETEN
Zowel het COPA als de Nederlandse landbouw
organisaties vinden de marktsituatie van suiker
dusdanig, dat handhaving van de huidige prijzen
en quota's wordt aanvaard.
Wat het koolzaad betreft kijkt men in de andere
landen wat aan tegen de enorme areaaluitbreiding
van de afgelopen oogst Ook zijn naderhand de
prijsverlagingsplannen van de Commissie bekend
geworden. Het COPA noemt daarom een richt-
prijsverhoging van 5 a 6 (van ƒ73,31 tot
77,50).
Gezien de noodzaak de akkerbouwgarantie te
verbreden dacht het Landbouwschap in eerste in
stantie aan 10
Het COPA wijst daarentegen hierbij wel op een
ander, minstens even belangrijk punt, n.1. de
noodzaak om via speciale invoerheffingen meer
te doen aan de stabilisatie van de plantaardige-
vettenmarkt. Olie en zaden komen steeds goed-
gen. Hiertegenover staat dat voor de genoemde
jaren een prijsontwikkeling wordt verwacht, welke
schommelt rond de 4 Voor 1969 wordt zelfs
een prijsstijging van niet minder dan 4% ver
wacht wegens de invloed van de omzetbelasting
volgens het B.T.W.-systeem.
VRIJE LOONBESPREKINGEN
Verdeeld bleef de S.E.R. oordelen over de moge
lijkheden tot loonsverbetering in 1969. Dit is niet
verwonderlijk. Bovendien mag in een systeem
van vrije loonpolitiek niet worden verwacht dat
met uitspraken van bovenaf een poging wordt
gedaan het loonoverleg in de bedrijfstakken en
ondernemingen te beïnvloeden. Een dergelijke ge
dragslijn is alleen te verwachten wanneer sprake
is van een noodsituatie op economisch gebied.
Maar het is intussen wel duidelijk, dat de werk
nemers over de mogelijkheden tot loonsverbetering
in 1969 optimistischer zijn gestemd dan de werk
gevers, die nogal beducht zijn voor een te sterke
aantasting van onze concurrentiepositie. De werk
nemers menen dat niet volstaan kan worden met
contractsverbeteringen welke om de 4 schom
melen. Zij zijn van oordeel dat er meer moet ge
beuren en denken o.a. aan de invoering van ver
schillende vormen van spaarloon.
De werkgevers zien overigens niet ten onrechte
ook in spaarloon een kostenfactor en willen daar
mee voorzichtig zijn. Van deze kant bestaat minder
bezwaar om waar mogelijk te komen tot verbete
ring van pensioenvoorzieningen, waaraan in vele
sectoren nog het een en ander ontbreekt.
De vakbeweging is voor matiging van de in
koper de E.E.G. binnen, wat de koolzaadtoeslag
steeds duurder maakt.
VLEES
Wat rund- en varkensvlees betreft lopen de
standpunten van de Nederlandse en de E.E.G.-
boerenorganisatie parallel. De oriëntatieprijs van
slachtrunderen zou 5 moeten worden verhoogd:
van 2,46 tot 2,58. Italië zou daar bovenop nog
een soort mestpremie willen. De basisprijs van ge
slachte varkens zou alleen verhoogd moeten wor
den overeenkomstig de voergraanprijsverhoging
per 1 augustus 1969. Overigens heeft de minister
raad onlangs deze prijs al ongewijzigd vastgesteld
(ƒ2,72) voor de periode van 1 november 1968 tot
1 november 1969.
MELK
Bij de melk ligt de situatie wat ingewikkelder,
ook al als gevolg van de beroering voor en na
de start van de gemeenschappelijke zuivelrege-
ling. Het gaat hier niet om wijziging van de (thans
wat „uitgeholde") melkrichtprijs van 35,30 cent,
maar om verhoging van de inleveringsprijzen van
boter en magere melkpoeder. Het COPA vroeg in
mei, onderstreept door een grote demonstratieve
vergadering, een inleveringsprijs van boter van
6,38 en een van poeder van 1,68. Zoals bekend
werd de raadsbeslissing ƒ6,28 en ƒ1,49, zij het
voor België, Luxemburg en Frankrijk ƒ6,38 en
1,59. Het COPA bevestigde in september zijn
oude standpunt nog eens.
De bekende Belgisch-Franse kaasmoeilijkheden
deden het COPA verdere verhoging van het in
leveringsprijsniveau verlangen: boter wel ƒ6,38
maar magere poeder dan 1,74. De Nederlandse
organisaties hebben dit opbieden in het COPA
niet kunnen volgen, zij hielden zich aan het vroe
gere standpunt: 6,38 en 1,68. Anders zou in
Nederland de basisprijs nog ver boven de richt
prijs uitkomen. Het Landbouwschap pleitte er
voor het huidige Belgisch-Franse niveau (ƒ6,38 en
1,59) voor de hele Gemeenschap te doen gelden.
directe belastingen en wil daartegenover een ver
hoging van enkele directie belastingen aanbevelen.
De werkgevers voelen voor een dergelijk beleid
niet omdat ons land hierdoor ten opzichte van de
partners in de Europese Gemeenschap steeds meer
in een uitzonderingspositie komt.
Tegen uitstel van een verhoging de jaarlijkse
huurverhoging van 4 op 6 welke volgens plan
per 1 januari 1969 gerealiseerd zou worden be
staat zowel van werkgevers- als van werknemers
kant minder bezwaar omdat per 1 januari a.s. toch
reeds een aanzienlijke lastenverzwaring in het
verschiet ligt. Een standpunt overigens dat wij
voor discussie vatbaar achten. Immers vragen
wij ons af indien het nu niet mogelijk is t.a.v.
het huurbeleid orde op zaken te stellen, wanneer
zal dit dan wel kunnen? Mocht in 1969 een periode
van overbestedingen ontstaan dan zullen er wel
weer andere bezwaren tegen een verhoogde huur
aanpassing kunnen worden aangevoerd. Wil men
ooit tot een oplossing van het woningvraagstuk
komen, dan lijkt ons een verhoging van het huur-
peil onvermijdelijk.
HET LANDARBEIDERSLOON
De c.a.o.-partners in de landbouw zullen het bij
de loonbesprekingen zonder een concreet S.E.R.-
advies moeten doen. Uit het rapport van de Raad
kan ieder 'het zijne halen om bij het loonoverleg
het standpunt in te nemen dat hij wenst. Dit geldt
ook voor de besprekingen in de hoofdafdeling
Sociale Zaken. In objectiviteit kan echter worden
vastgesteld dat ten gevolge van de weersge
steldheid het economisch getij voor de land-
bouwwerkgevers dit jaar bepaald niet ten gunste
is gekeerd. n A. V.
QEWOONTEGETROUW geeft ook de zo
juist verschenen uitgave „Landbouwgids
1969" over vele onderwerpen uitstekende en
veelzijdige informatie.
Voor 1969 is dat wat de veehouderijsector
betreft de melkveehouderij. Welk staïtype past
bi) de nieuwste ontwikkelingen in de melkvee
houderij. Er wordt ingegaan op de mogelijk
heden voor de arbeid en de diergezondheid en
op de kosten. Bij het onderdeel grasland wor
den de mogelijkheden geschetst over de be
weidingsmethoden en de gegevens verstrekt
om nog verder te intensiveren. Voor elke vee
houder staat in het onderdeel veehouderij het
tankmelken centraal met de voordelen en de
gevolgen van dit systeem voor de man op het
bedrijf. Het melken, de arbeidsmethoden, de
technische voorzieningen voor de melkleiding
en de dierverzorging zorgen voor het aanvul
lende onderdeel. Ook valt in deze sector de
schijnwerper op de schapenhouderij in zijn
nieuwste ontwikkelingen en de slachtkuiken-
houderij.
Voor de sector akkerbouw liggen de onder
werpen die dit jaar de aandacht krijgen in de
aanvullende gewassen in het bouwplan, zoals
de peulvruchten, de tuinbouwgewassen op
akkerbouwbedrijven en de handelsgewassen en
het bedrijfsbeleid. In een aantal artikelen wor
den de bouwplannen bekeken van akkerbouw
bedrijven in Zeeland, de Veenkoloniën, Noord-
Groningen en de N. O. P. De arbeid die de ge
wassen vragen wordt kritisch bekeken In ver
IDS 1969
band met het verder voorkomende werk, ter
wijl de hulpmiddelen in de vorm van machines
en werktuigen worden besproken.
Ook de intensivering vooral in verband met
de bemesting, de wijze van bemesting en de
gewasverzorging worden behandeld. In de teelt
artikelen wordt in het bijzonder ingegaan op
datgene wat actueel is. Geen lange verhalen
over onderdelen die toch al bekend zijn maar
korte tips over wat nieuws is. Dit is ook het
geval bij de ziekten van deze gewassen.
Naast deze technische gegevens voor de
akkerbouwer en veehouder biedt de Landbouw
gids 1969 nog een aantal onderdelen die meer
de achtergronden belichten. In een apart hoofd
stuk worden de ontwikkelingen besproken zo
als die plaatsvinden in de andere lidstaten van
de E. E. G. Daarnaast wordt de Franse land
bouw belicht.
In Varia wordt verder de landbouw en zijn
structuur besproken. Eerst vanuit het nationale
plan en de ruimtelijke ordening, dan in het bij
zonder tot zijn eigen structuur. Wat voor in
vloed heeft de verkaveling op de samenwer
king? Moet een boer de recreatie bedrijven als
nevenberoep? Welke elementen spelen een rol
bij het nemen van een bedrijfsbeslissing? Drie
vragen waarop antwoord wordt gegeven.
Prijs: 11,50 franco, inclusief een Agrarische
Adreslijst. Verkrijgbaar bij de boekhandel en
bij de Stichting Land- en Tuinbouwgidsen f
Utrecht, Van de Weteringenstraat 103.