GERMISAN
Nogmaals rot in aardappelen
LANDBOUWBEGROTING 1968
7
In het nummer van 30 augustus is door ons op basis van
waarnemingen gedaan rond 23 augustus de situatie betref
fende natrot en aardappelziekte te velde weergegeven.
Thans blijkt de situatie, zoals die toen geschetst is, zich in
enigszins ongunstige zin te hebben veranderd.
Het advies „Niet ventileren van aardappelen gedurende
de eerste 2 weken na het in de cel brengen", moet worden
gezien als een algemene regel. Voor die partijen, waarin rot
voorkomt, is dit echter niet van toepassing. Het advies hier
voor is: „Na het inbrengen zo snel mogelijk gaan ventileren
om de partij droog te krijgen." Hierdoor is de verbreiding
van rot zoveel mogelijk te voorkomen.
De verliezen ten gevolge van een flinke aantasting van rot
zijn groter dan die ten gevolge van te vroeg ventileren.
Ir. J. A. HOENDERKEN T
M. MURRE R.L.V.D. Goes
TOESLAG OF AFSLAG I
CEN dezer dagen waren wij tegenwoordig bij
een uiteenzetting door prof. J. F. van Riems
dijk over het door hem uitgedachte inkomensbeleid
voor de landbouw, dat inmiddels bekendheid heeft
verkregen onder de naam „toeslagstelsel".
Zoals ook in de voorgaande editie van ons land
bouwblad in het hoofdartikel werd uiteengezet be
rust dit systeem in principe op een overheidsbij
drage aan de landbouw, die via twee wegen zijn
doel zal moeten bereiken. Een gedeelte wordt be
taald via de prijs, die de producent voor zijn pro-
dukten krijgt een ander gedeelte via een toeslag,
die per bedrijf gegeven zal worden wanneer aan
bepaalde minimum eisen is voldaan. Uitgangspunt
van het nieuwe stelsel is de gedachte, dat aldus
b0 een gelijkblijvende overheidsbijdrage, de aan
gewende gelden gerichter gebruikt zouden kunnen
worden. Met name voor wat betreft het structuur
beleid. Een van de gevolgen van dit systeem is
dan ook, dat de prijs, welke de ondernemer voor
rijn produkt krijgt lager zal zijn dan de huidige, maar
het nadelig verschil zal gecompenseerd kunnen
worden met de toeslag per bedrijf.
Hoewel het hier niet de bedoeling is uitvoerig
op deze nieuwe gedachte in te gaan willen wij toch
een enkel aspect van het toeslagstelsel, zoals dat
voor de ondernemer in de praktijk zou gaan wer
ken, naar voren halen.
Wanneer het systeem zou gaan werken, zoals
de ontwerper het zich voorstelt, zal dit volgens een
voorlopige berekening voor een aantal bedrijven
duidelijke financiële gevolgen hebben. Belangrijk
18 namelijk om te weten of de agrarische onder
nemer er financieel beter of slechter aan toe zal
rijn in het nieuwe systeem.
Bekijken we dit aan de hand van enkele voor
beelden, dan zien wij voor de akkerbouwbedrijven
Bn het Z.W.-kleigebied en uitgaande van de ge
gevens van L. E. I-bedrijven in het boekjaar 1966/
%7, dat het voor bedrijven met een arbeidsinkomen
voor de ondernemer tot ongeveer 20.000 gulden
aantrekkelijk zou zijn onder het nieuwe stelsel te
vallen, omdat zij dan meer zouden verdienen. Van
20.000 tot 30.000 gulden zal men nu eens aan de
goede, dan weer aan de verkeerde kant van de
streep komen te staan en boven de 30.000 gulden
betekent voor de akkerbouwer in het Zuidwesten
het nieuwe stelsel beslist een teruggang in in
komen.
Voor de melkveehouderij is deze tendens niet zo
duidelijk te onderkennen en geeft het geheel een
meer wisselend beeld.
Zou het systeem dus doorgevoerd worden in de
conceptie, zoals die de ontwerper voorstaat, dan
betekent dit voor de akkerbouwer een duidelijke
afroming van de bedrijven met de hogere inkomens.
Zonder hiermede het gehele systeem, dat onge
twijfeld vele interessante zijden heeft en uit dien
hoofde een nadere bestudering ten volle waard is,
te willen veroordelen, zijn wij toch bepaald niet
gelukkig met dit aspect van het toeslagstelsel!
(Vervolg van pag. 5)
het öntwifckelings- en Saneringsfonds voor de
Landbouw en de keurings-, fokkerij-, kwekers- en
kwaliteitszaken. Alle aangelegenheden in het ge
coördineerde verband der bedrijfsontwikkeling.
In verband met de toenemende specialisatie op de
land- en tuinbouwbedrijven en het op de hoogte
zijn van de nieuwste kennis vraagt dit de inzet van
een goed funktionerend team van hoog gekwalifi
ceerde voorlichters dat nauw samenwerkt met de
voorlichting van de landbouworganisaties en van
het bedrijfsleven in het algemeen om een goede
begeleiding van de boer en tuinder, zowel in tech-
nisch-economisch, als in sociaal opzicht te bereiken.
Daarnaast zal ook een zo efficiënt mogelijke inzet
van krachten moeten worden nagestreefd. Mede
daarom zal in overleg met het bestuur van de Stich
ting Uitvoering Landbouwmaatregelen een integra
tie van de Rijfeslandbouwvoorlichtingsdienst met
deze S.T.U.L.M. gerealiseerd worden.
Door een en ander zal in de loop van de eerstvol
gende jaren een vermindering van de personeels
bezetting kunnen worden bereikt.
LANDELIJKE RAAD
VOOR DE BEDRIJFSONTWIKKELING
Teneinde het overleg en de samenwerking tussen
overheid en bedrijfsleven ten behoeve van de be
drijfsontwikkeling op landelijk niveau op dezelfde
wijze tot stand te doen komen als reeds sedert een
aantal jaren op provinciaal niveau gebeurt in de
Provinciale Raden voor de Bedrijfsontwikkeling,
heeft de Minister besloten de huidige Raad voor de
Voorlichting om te vormen tot een landelijke Raad
voor de Bedrijfsontwikkeling met een ruimer werk
terrein. De Raad zal dan in de gelegenheid zijn
initiatieven te ontplooien ter stimulering van de
economisch en sociaal verantwoorde ontwikkelings
mogelijkheden van de agrarische bedrijfstypen en
produkti etakken
PRAKTIJKONDERZOEK
Per 1 januari 1969 zal het huidige P.A.W. gesplitst
worden in een Proefstation voor de Akkerbouw en
een Proefstation voor de Rundveehouderij, terwijl
voorts de huidige hoofdafdeling bedrijfsvraagstuk-
ken van het P.A.W. zal worden geïntegreerd met
de afdeling bedrijfseconomisch onderzoek van het
Landbouw-Econoanisch Instituut.
In de tuinbuw zal het aantal gesubsidieerde
proeftuinen sedert 1963 reeds met 6 verminderd
nog verder worden beperkt. Het onderzoek op
de naar produktierichting gespecialiseerde blijven
de proeftuinen zal in sterke mate worden gecoör
dineerd met het onderzoek van het proefstation
in het overeenkomstige veld.
ONTWIKKELINGS- EN SANERINGSFONDS
Bij de raming van de bijdrage van de Minister
van Landbouw en Visserij aan de Stichting Ontwik-
kelings- en Saneringsfonds voor de Landbouw is
rekening gehouden met een voortzetting van de
bestaande regelingen en met het opgang komen van
nieuwe ontwikkelingsactiviteiten. Een en ander is
in de landbouwbegroting-1969 begroot op 54 mil
joen (1968: ƒ51 miljoen), waarvan 25 miljoen
is bestemd voor het aangaan van nieuwe verplich
tingen in het ontwikkelingsvlak.
In de memorie van toelichting herinnert de Mi
nister er aan, dat het de bedoeling is met financiële
bijdragen uit het fonds de structurele ontwikke
ling van land- en tuinbouw te bevorderen, zonder
te vervallen in algemene subsidieregelingen. Het
gaat vooral om de bevordering van nieuwe tech
nische ontwikkelingen door toepassing op prak
tijkschaal. Denkbaar blijven ook collectieve voor
zieningen (samenwerkingsvormen) en bepaalde
regionale activiteiten. De Minister vertrouwt er op,
dat voor de ontwikkelingsactiviteiten van het fonds
spoedig concrete voorstellen van het bestuur goed
gekeurd kunnen worden.
De aanvragen-ontwikkelingsbedrijven van 1965
en 1966 zijn thans nagenoeg geheel afgehandeld.
In de loop van 1969 zal het komen tot een defini
tieve afwikkeling. Van de 9865 aanvragen zijn er
3536 afgewezen, 3988 aanvragen hebben tot een
overeenkomst geleid; de rest is nog in behandeling.
Intussen is een bedrag van 28,5 miljoen voor dit
doel uitgekeerd, in hoofdzaak voor investeringen
in gebouwen voor de huisvesting van rundvee, var
kens en kippen. In de tuinbouw ging het in hoofd
zaak om nieuwbouw en verbetering van kassen.
Voor de montages tallen (1965 en 1966) is in to
taal 6,7 miljoen uitgekeerd bij 301 afgewezen
aanvragen, 492 afgesloten overeenkomsten bij een
totaal van 1158 aanvragen.
BEDRIJFSBEëINDIGING
Met de principiële grondslagen van de nieuwe,
per 1 januari 1968 ingestelde regeling voor de be
drijfsbeëindiging is naar de mening van Minister
Lardinois de juiste weg ingeslagen. Intussen is het
aantal aanvragen voor deze regeling beneden de
verwachting, n.l. in totaal: januari 164, februari
270, maart 335, april 410, mei 449, juni 484.
In de oude regeling voor de bedrijfsbeëindiging
waren tot 1 juni 1968 5928 overeenkomsten geslo
ten met 33.921 ha voor bedrijfsvergroting of doel
einden van algemeen nut. Met een gemiddelde be-
drijfsgrootte der beëindigde bedrijven van 5,72 ha
is dit opgelopen van 4,96 ha in het eerste tot 6,50
in het laatste jaar. Het grootste deel der beëindig
de bedrijven lag in 1965 met 29 procent in de klasse
35 ha en thans met 23 procent in de 57 ha klas
se. Het percentage bedrijven groter dan 10 ha steeg
zelfs van 5 naar 19. Er blijkt een zeer duidelijke
ontwikkeling naar grotere bedrijven uit.
De eveneens ingetrokken regeling voor de be
drijfsbeëindiging, die de mogelijkheid van een uit
kering in vijf-jaarlijkse termijnen inhield, heeft
tot nu toe tot 209 overeenkomsten geleid, waarbij
2246 ha Ls vrijgekomen bij een gemiddelde bedrijfs-
grootte van de beëindigde bedrijven van ruim II
ha.
NIET ALLEEN DE LAND- EN TUINBOUW
Wat de Italianen allemaal bedacht hebben om hun
eigen industrie te beschermen is bepaald vinding
rijk, maar daarom niet minder te betreuren, respec
tievelijk in strijd met het Verdrag. Dit schrijft „De
Nederlandse Onderneming" in een commentaar
over het scheppen van gelijke concurrentievoor
waarden binnen de E.E.G. Daaraan ontbreekt nog, t
aldus dit blad, heel wat. In het artikel worden
vervolgens een aantal Italiaanse concurrentiever
valsingsmaatregelen opgesomd die wij uit de land
en tuinbouwsector ook maar al te goed kennen. Ze
hier te vermelden heeft dan ook bepaald geen zin,
maar wel blijkt uit de opgesomde steunmaatregelen
(waarbij ons in het bijzonder opviel dat met de over
heid kan worden „gepraat" over vestigingsfacilitei
ten en over de hoogte van de definitieve belasting^
aanslag), dat bijv. de textiel-, metaalverwerkende-
en schoenenindustrie daardoor in bijzonder nadeli
ge posities wordt gemanoevreerd.
„Het zal voor de Europese Commissie niet een
voudig zijn haar weg te vinden in het Italiaanse
labyrjpt. Ook wij vleien ons niet met de illusie, dat
wij alle vondsten op het spoor zijn gekomen. Ge
lijke concurrentievoorwaarden is één van de doel
stellingen van het Verdrag van Rome", aldus besluit
dit commentaar. „Vele wegen mogen naar Rome lel
den, naar gelijke concurrentievoorwaarden gaat
slechts één weg. Via oprechte toepassing van het
Verdrag!"
Bekende geluiden, waaruit blijkt dat bepaalde in
dustriële bedrijfstakken in hetzelfde E.E.G.-schuitje
zitten als de land- en tuinbouw!
BI.
de van ouds bekende
gerenommeerde zaadontsmetter
«\A
vraagt Uw leverancier of WIERSUM CHEMIE N.V. - GRONINGEN