LANDBOUWBEGROTING 1968
ONS COMMENTAAR
f^NZE verwachtingen waren ten aanzien
van de landbouwbegroting niet zo erg
hoog gespannen, dat hebben we vorige week
wei laten blijken. Niettemin was er hoop dat
deze nieuwe landbouwbegroting voor 1969
zou inschieten op de actuele problemen waar
boer en tuinder mee worstait. In een voor de
agrarische sector niet gemakkelijke tijd met
veel onzekerheden, zou het immers belang
rijk zijn indien een gewichtig staatstuk als de
landbouwbegroting perspectief zou bieden,
of tenminste wat toon betreft enige zeker
heid en steun zou geven.
Ais we onze kenschets zakelijk houden
moeten we stellen: het is een economisch en
hard stuk dat aan de sociaal en menselijke
kant nogal veel voorbijgaat.
Het beste is dit nog te illustreren aan de
hand van de behandeling van de tuinbouw-
problematiek. Ten aanzien van de fruitteelt
onderkent de memorie van toelichting dat de
situatie de laatste jaren ongunstiger is ge
worden.
De oplossing die hier wordt voorgestaan
is: „Dat gestreefd moet worden naar een
aanpassing, waarbij alleen aan het hoogwaar
dig fruit een blijvende plaats mag worden toe
gekend". En in de paragraaf over het struc
tuurbeleid in de tuinbouw wordt opgemerkt
dat ondernemers, die niet snel genoeg in de
juiste richting veranderen, achter zullen blij
ven bij de inkomstenontwikkeling, en op de
langere duur het bedrijf zullen moeten be
ëindigen. Het is eenzerrde tendens, die ook
naar voren komt uit het persverslag van de
toespraak, die de Minister op 4 september
j.l. in Eindhoven hield. Hij gaf daar eigenlijk
twee wegen aan voor de boer: samenwerken
of eruit gaan. Als het juist weergegeven is,
een wel erg beperkt en ongenuanceerd stand
punt. Dit biijkt nog eens temeer als we zien
dat in de fruitteelt op dit moment de proble
men ook (en soms juist) zitten bij moderne,
zeer efficiënte bedrijven, mede door de in-
vesteringslast tengevolge van de aanpassing
die zij deden. Bovendien de afvloeiing staat
ongeacht de gemiddelde bedrijfsuitkomsten
niet stil. En het ziet er naar uit dat door de
veranderde beroepskeuze in de komende ja
ren nog al wat bedrijven vrij zullen komen,
doordat een opvolger ontbreekt. Is het dan
nodig dat en je krijgt haast de indruk dat
dat de bedoeling is door de concurrentie
strijd maar te laten voortgaan, meer bedrij
ven het loodje leggen dan nodig is?
Bovendien is het uit menselijke overwegin
gen altijd, ook in misschien wel opgelegde
gevallen, mogelijk tot sanering te adviseren.
De nieuwe saneringsregeling is heus geen
oplossing voor elk moeilijk geval! Afgezien
daarvan waar zijn de zinvolle arbeidsplaat
sen voor degenen die op middelbare leeftijd
zijn aangeland?
ETEN nieuwe paragraaf in de memorie van
t" toelichting is die over de financiering.
Op zichzelf een lovenswaardig iets, dat een
materie, die bepaalde zorgen in onze sector
geeft, aan een beschouwing wordt onderwor
pen.
Vorig jaar moest de Minister in zijn begro
ting immers melding maken van een toene
mend beroep op het Borgstellingsfonds en
van ernstige liquiditeitsmoeilijkheden in de
glastuinbouw. De belangrijkste gedeelten
van het Ministeriële overzicht ten aanzien
van dit onderwerp zullen wei elders in dit
nummer zijn opgenomen. Het komt ons voor
dat de standpunten, die de Minister uit dit
overzicht destilleert, een onderwerp van nog
al veel discussie zal zijn in de kring van het
georganiseerd bedrijfsleven. Want deze
standpunten zijn nogal rooskleurig. De Minis
ter zegt namelijk, dat de vermogenssituatie en
vermogensgroei in de landbouw, als geheel,
gunstig is! Dit oordeel is gebaseerd op het
feit dat het eigen vermogen in '57 rond 80
en in '67 op 100.000 bedrijven nog 79 was.
Deze bewonderenswaardige situatie men
moet in de landbouw wel goed doordrongen
zijn van het belang van het eigen vermogen
en toch wel zuinig hebben geleefd krijgt
men nu tegen zich.
Men kan zich de redenering die klaar ligt
al wel indenken:
„De landbouw moet niet teveel eisen steJ-
len. De zaak is gezond, en zit het wat tegen*
dan nog maar wat zuiniger; er is toch getoond
dat het goed kan".
De prijs voor „goed begrip" krijgt de pas
sage waar staat, dat gezien de ontwikkeling
van de rentabiliteit van de landbouw na 1964
mag worden aangenomen dat de liquiditeits
positie gemiddeld niet is achteruit gegaan.
Afgezien van de vraag of het een juiste
aanname is, had er toch wel iets nuance af
gekund. Men heeft in Den Haag toch ook ge
hoord van de aardappelen en van het fruit.
Neen psychologisch gezien is deze paragraaf
een grote misser.
Q OK zakelijk gezien is, dachten wij, bij
deze paragraaf wel een kanttekening
te plaatsen. Als we met een enkele opmer
king wat nuance in de opvatting over de ren
tabiliteit aanbrengen, dan blijkt wel hoe ge
vaarlijk gemiddelden zijn, zo er nog niet meer
uit blijkt.
De kostprijs van de melk in de goede klei-
weidegebieden in Friesland steeg in '66/'68
met 0,75 cent, de opbrengstprijs met 0,50 cent,
aldus de berekening van een ambtenaar van
het Ministerie van Landbouw.
Het arbeidsinkomen in het Zuidwestelijk
kleigebied en Noord-Holland daalde volgens
de opgave in de memorie van toelichting sinds
1^66/ <~966. Het steeg weliswaar in Groningen,
maar over het abominabele niveau waarop het
stond en nog staat, zullen we het niet heb
ben. Bovendien een eigen steekproef onder
een beperkt aantal bedrijven van 32 ha in
Zeeland brachten ons op een niveau dat over
de laatste 3 jaar per jaar gemiddeld f 7500
lager ligt dan in het overzicht in de memorie
van toelichting staat. En tenslotte het netto
overschot in één van de bepaald niet slecht
ste gebieden van de provincie was in de pe
riode 1963/'68 35 lager dan in de periode
1958/'63.
De Minister suggereert voorts in zijn be
schouwingen dat de bedrijfsopvolging niet
zo'n groot knelpunt is. En de berekening van
een overdracht aari een zoon uit een gemid
deld gezin met 3,4 kinderen met een, alweer
gemiddeld, eigen vermogen van 80 toont
aan dat het risicodragend vermogen daalt tot
23 Van de schrik bekomen wordt dan
het advies gegeven een boerendochter te hu
wen uit alweer zo'n gemiddeld gezin met 80
vermogen! Dan daalt het eigen vermogen
maar tot 45
Dat er wanneer er veel grond in het geding
is, de problemen toenemen, wordt onderkend.
Maar hier wordt plotseling aangevoerd dat de
problemen niet voor alle bedrijven gelijk zijn.
Gezien deze verschillen tussen de diverse
bedrijven meent de Minister dat voor die be
drijven die zulks nodig hebben, in de private
financieringssfeer, een oplossing moet wor
den gevonden.
De Minister heeft er vertrouwen in dat dit
zal lukken, desnoods met een nieuw (welk?)
financieringssysteem. Een nogal „goedkoop"
vertrouwen, vooral als men bedenkt dat de
aanpassing, waar de Minister zich regelmatig
voor uitspreekt, ook bedrijfsvergroting zal om
vatten. Hoe groter deze aanpassing, hoe gro
ter het knelpunt (dat wordt toegegeven). Maar
neen desondanks alle vertrouwen!
~T~EN aanzien van het prijsbeleid deelt de
memorie van toelichting in de inleiding
al mede dat het onjuist zou zijn te menen dat
dit beleid onaantastbaar zou zijn.
Hoe verklaarbaar het ook is, dat gezien het
komend Brussels overleg, niet veel wordt me
degedeeld over de stroomlijning en bijstu
ring die de Minister voorstaat, moet vastge
steld worden dat het toch wel een hoogst o»-
bevredi'gend iets is. Enige aanwijzing ten aan
zien van het perspectief voor de akkerbouw
hebben wij niet kunnen vinden. Noch het
prijsbeleid, noch het graszaad wordt ge
noemd, terwijl het vlas wordt afgehandeld met
de mededeling dat het ongeveer gelijk ligt
met Frankrijk en België.
Ook over de voor onze sector zo belang
rijke belastingmaterie hebben wij niets in deze
memorie van toelichting kunnen terugvinden.
De directe belastingheffing is geen beschou
wing waard, laat staan een erkenning van de
voor de Nederlandse boer en tuinder moei
lijke situatie. Jarenlang wordt door het be
drijfsleven mede aan de hand van voorbeel
den op dit aspect van de concurrentieverhou
ding in de E. E. G. gewezen. Jarenlang al wordt
er noch door Minister, noch door parlement
iets aan gedaan. Ook over een Nederlands
antwoord op deze scheve verhouding op een
ander dan het belastingterrein, wordt kenne
lijk niet gedacht
Ten aanzien van de andere concurrentie
vervalsende factoren in E. E. G.-verband
wordt in de begroting melding gemaakt van
vordering in de opheffing van de belemme
ringen op veterinair gebied, en dat is zeker
een pluspunt te noemen. Bedroevend is het
met het steunbeleid. Een toetsing van de in
ventarisatie van de nationale regelingen is
gaande, maar de toetsingsprocedure zal nog
geruime tijd duren aldus de Minister. Een Ne
derlands antwoord op deze ook al jarenlang
slepende zaak is er niet. Wij kunnen de 25 mil
joen voor het ontwikkelingsfonds (evenveel
als vorig jaar) tenminste niet als een tegen
pool van de steunmaatregelen in de andere
E. E. G.-landen zien.
Wel een verhandeling over vermogenspo
sitie gaat stilstaan bij deze factoren der con
currentiepositie. Een betreurenswaardige
zaak!
NTUSSEN gaat de bezuiniging op land
bouwvoorlichting door; er is minder
voor uitgetrokken dan vorig jaar. De voor
sprong op dit terrein die we in E. E. G.-ver
band dan misschien nog hadden is dus ook
aan het slinken. De post voor onderzoek komt
er wat beter af, hoewel hier van een stijging
van betekenis geen sprake is.
Het positieve punt van de begroting zit in
de handhaving van het Cultuurtechnisch werk
op hetzelfde niveau. Deze begrotingspost, die
dus gewoon aan de stijging der kosten is aan
gepast, is dan ook een gelukwens waard.
Gelukkig is er nog een positief punt te noe
men, maar dat komt niet voor rekening van
landbouw: aan de waterschapsfinanciën zal
namelijk het komend begrotingsjaar wat ge
daan worden. Dit is uit de begroting van ver
keer en waterstaat op te maken.
AN het bedrijfsleven zal nu begrip ge-
vraagd worden voor deze karige be
groting. En de eerlijkheid gebiedt te zeggen,
dat de positie van de Minister, zowel in Brus
sel ais Den Haag, geen gemakkelijke is. An
derzijds kunnen wij moeilijk stellen dat de me
morie van toelichting overal overvloeit van
begrip voor de situatie in het bedrijfsleven!
Het vertrouwen in het ondernemerschap
van de Nederlandse boer heeft in deze be
groting plaats gemaakt voor een eindeloos
hameren op het belang van het goede onder
nemerschap. Klopt er nu niets meer van?
Bovendien de landbouw moest recent de
weinig bevredigende zuiveiregeiing, vorig jaar
o.a. het uitblijven van de prijsverhoging van
tarwe accepteren.
De landbouw moet al jarenlang begrip op
brengen voor het steunbeleid en de belasting-
politiek in andere landen, en ook nu wordt
geen perspectief geboden.
Het geheel maakt van deze memorie van
toelichting een hier en daar verbazingwek
kend en moeilijk verteerbaar stuk!
Pr.