De rassenkeuze bij wintertarwe Een klein bedrijf met grote bedrijfsomvang J Nu we de resultaten van de wintertarwerassen- proeven kennen, blijkt dat de opbrengsten in tegenstelling tot de verwachting gemiddeld niet zijn tegengevallen. Dit neemt echter niet weg dat er grote verschil len in opbrengst bij hetzelfde ras zijn gekonstateerd, dit geldt zowel voor praktijkpercelen als op proef velden. Voor deze grote opbrengstverschillen zijn naar onze mening toch wel enkele oorzaken aan te wijzen, n.l.: door de vele regen tijdens het groeiseizoen is de stikstofwerking maximaal geweest, zodat bij een wat zware N bemesting legering is opgetre den. Hierdoor zijn een aantal opbrengstverschil len reeds te verklaren. in een aantal te zware percelen is een vroeg tijdige aantasting door meeldauw opgetreden, vooral in het ras Felix. vooral door de ongunstige afrijpingsperiode hebben verschillende percelen te lijden gehad van afrijpingsziekten. Ten aanzien van het legeren van verschillende rassen zouden wij het volgende willen opmerken: In het oogstjaar 1968 bleek weer eens duidelijk dat een voorspelling met betrekking tot de stik stofbemesting en de maximale werking hiervan altijd moeilijk blijft. Zware stikstofbemestingen blijken altijd weer riskant te zijn. Bij deze legering dient echter ook vermeld te worden dat dit voorjaar weer verschillende percelen door voetziekte waren aangetast. Ook deze factor heeft een rol gespeeld bij het optreden van lege ring en eventuele opbrengstverlaging. HET OPTREDEN VAN GELE ROEST Gele roest is slechts sporadisch voorgekomen en beperkte zich in hoofdzaak tot een lichte aantasting van het ras Ibis. Dat de maatregelen die getroffen waren om een hernieuwd optreden van gele roest in 1968 te voorkomen op zijn plaats waren, moge blijken uit het feit dat op enkele proefvelden het uitgezaaide ras Tadorna opnieuw hevig werd aangetast, waardoor de opbrengst met meer dan één derde verminderde. SCHOTGEVOELIGHEID Door de minder gunstige weersomstandigheden was de verwachting gewettigd dat schot op grote schaal zou voorkomen. In het algemeen is het optre den van schot vooral bij staande gewassen op de proefvelden meegevallen. De rassen die enigszins schot vertoonden waren o.a. Felix, Ibis en Flevina. Manella kwam onder de omstandigheden van dit jaar goed voor de dag. Resultaten rassenproefvelden wintertarwe Zuidwestelijk kleigebied Gemiddelde zaadopbrengsten in verhoudingsgetallen Rassen 1968 1959—1968 Goed wintervast Manella 102 99 Felix 95 96 Ibis 99 98 Flevina 95 97 Sylvia 98 Tadorna 98 99 Vrij goed wintervast Stella 96 Matig en weinig wintervast Joss Cambier 105 104 Rassen in beproeving Carstens 854 105 107 Norda 109 112 DE RASSENKEUZE De rassenkeuze bij wintertarwe is inmiddels een zeer beperkte zaak geworden. Uit de groep goed win- tervaste rassen zijn er slechts twee die om hun pro- duktiviteit en andere goede eigenschappen voor alge mene verbouw in aanmerking komen, n.l. de rassen Manella en Felix. Uit de groep matig wintervast is dit het ras Joss Cambier. Aan de overige rassen uit de eerste groep willen wij verder noemen het ras Flevina en het ras Ibis. Dit laatste ras komt zeker niet gezien de vatbaarheid voor gele roest voor uitzaai op grote schaal in aanmerking. Gezien de beperkte rassenkeuze zal in dit rassenbericht ook aandacht worden geschonken aan enkele in onderzoek zijnde nieuwe rassen. Wij beperken ons hierbij tot de rassen die in het alge meen twee jaar op die rassenproefvelden zijn voor gekomen. Het is niet uitgesloten dat van deze rassen zaai zaad in het verkeer zal worden gebracht. RASBESCHRIJVING Goed wintervast «V Manella. Vroeg rijpende goed wintervaste tarwe die op goede kleigronden hoge opbrengsten geeft. Het is een vlot ontwikkelend gewas. Het stro is van middel matige stevigheid. Tamelijk veerkrachtig. Goede dek- vrucht. Werd in 1967 in lichte mate door gele roest aangetast maar blijkt ten aanzien van het gele roest fysio no. 60 een goede veldresistentie te bezitten. Ge voelig voor bruine roest. De grote korrel is matig ge voelig voor schot. Matig gevoelig voor korreluitval. Felix. Heeft over een reeks van jaren op kleigron den goede opbrengsten gegeven. Het stro is kort en stevig. Heeft een vlotte ontwikkeling en zeer goede grondbedekking. Moet bij voorkeur vroeg gezaaid worden. Kan een flinke stikstofbemesting verdragen. Weinig gevoelig voor gele roest. Gevoelig voor meel- Rijkslandbouwconsulent in het Zuid Westelijk kleigebied dauw en bruine roest. De rode korrel is groot en wei* nig gevoelig voor schot. Gevoelig voor korreluitval. Flevina. Goed wintervaste, oogstzekere tarwe dia goede opbrengsten kan geven. De eerste ontwikke ling is wat traag, later een voldoende dekkend gewas. Verdraagt laat zaaien minder goed. Het stro is mid delmatig lang en matig stevig. Weinig vatbaar voor gele en bruine roest. Rijpt vrij laat. Vrij kleine, iets puntige aar, middengrote rode korrel. Weinig gevoe lig voor korreluitval en schot. Ibis. Goed wintervaste tarwe, die op goede tarwe- gronden zeer produktief is. Verdraagt laat zaaien goed. Het ras is zeer gevoelig gebleken voor gele roest, waardoor de opbrengst, vooral bij een vroege aantasting, aanzienlijk lager is. Ibis heeft een trage voorjaarsontwikkeling en steile bladstand. Hierdoor is de grondbedekking matig. Het stro is middelmatig lang en vrij stevig, doch matig veerkrachtig. Weinig gevoelig voor schot en korreluitval VRIJ GOED WINTERVAST Stella. Geeft op alle gronden goede opbrengsten. Heeft een vlotte, zeer bladrijke beginontwikkeling. Groeit gemakkelijk en stoelt zeer goed uit. Verdraagt laat zaaien zeer goed. Kort fijn stro dat matig stevig is. Matig gevoelig voor gele roest. Maitig gevoelig voor korreluitval en schot. MATIG WINTERVAST Joss Cambier. Zeer vroeg rijpend ras, dat ot> vruchtbare kleigronden zeer goede opbrengsten heeft gegeven. Het stro is kort en stevig. Weinig gevoelig voor legeringsvoetziekte. Het is een ras met een ma tige wintervastheid, zodat het maar voor beperkte uitzaai in aanmerking komt. Heeft een vlotte voor jaarsontwikkeling en een goede grondbedekking. In de latere ontwikkeling is het echter maar matig blad rijk. Vroeg rijpend gewas. Vraagt een flinke stikstof bemesting. Goede dekvrucht. Iets vatbaar voor gele roest, tamelijk vatbaar voor bruine roest, matig vat baar voor afrijpingsziekten. Vrij grote rode korrel. Iets gevoelig voor korreluitval, tamelijk gevoelig voor schot. RASSEN IN BEPROEVING Carstens 854 (Caribo). Caribo is een ras waarvan de wintervastheid vrij goed lijkt. Gaf in die jaren van beproeving zeer goede opbrengsten. Het is een ras met een vlotte voorjaarsgroei; in de latere ontwikke ling een vrij bladrijk gewas. Het stro is vrij kort, met een matige stevigheid maar wel veerkrachtig. Weinig vatbaar voor gele roest. Gevoelig voor bruine roest. Iets gevoelig voor schot, weinig gevoelig voor korreluitval. Rijpt vroeg. Norda. Vroegrijpend ras met een matige winter vastheid. Gaf zowel in 1967 als 1968 zeer goede op brengsten. Een tamelijk bladrijk gewas met vlotte voorjaarsontwikkeling. Het stro is kort en zeer ste vig. Werd in de jaren van beproeving weinig door gele roest aangetast. Vatbaar voor bruine roest. Wei nig gevoelig voor schot. Iets gevoelig voor korreluit val. In een zeer rijp stadium breekt gemakkelijk de aarspil. R.L.V.D. - Axel R. C. C. DE BRUIJCKERE. Dat een bedrijf niet altijd groot van oppervlakte behoeft te zijn om toch een voldoende arbeidsin komen op te leveren, werd bevestigd door een re cent bezoek aan het bedrijf van de heer P. de Koek, Drogendijk, Walsoorden. De heer De Koek nam drie jaar geleden het be drijf van zijn vader over. Het bedrijf was toen 8 ha groot: 6.5 ha bouwland en 1.5 ha grasland. Op het bouwland werden veel intensieve gewassen verbouwd als bieten, aardappelen, uien, winterwor telen, gladiolen, aardbeien, e.d. Bovendien was er enig vee aanwezig: 10 stuks rundvee en 5 fok- zeugen. De arbeidsbezetting bestond uit vader en zoon terwijl in drukke perioden ook nog andere kinderen uit het gezin meehielpen. Alle voorkomende werk zaamheden werden grotendeels in handwerk ver richt Het arbeidsinkomen van het gezin was bevredi gend. ZELF AAN DE SLAG Na overname van het bedrijf door De Koek jr. kwam hij er alleen weliswaar bijgestaan door zijn vrouw voor te staan. Alleen in drukke perioden springt zijn vader of broer nog bij. Door een snellere stijging van de kosten ten op zichte van de opbrengsten is met dit bedrijfsplan in de toekomst geen voldoende arbeidsinkomen meer te verwerven, terwijl door gebruikmaking van nieuwe ontwikkelingen op het gebied van che mische onkruidbestrijding en mechanisatie er veel onproduktieve uren zouden ontstaan. De heer De Koek zag dan ook in dat zijn bedrijf op de een of andere wijze aanpassing behoefde. Nu was er omstreeks die tijd een ruilverkaveling, n.l. die van Walsoorden, in uitvoering. Omdat in het kader hiervan enkele bedrijven zouden worden vergroot, hoopte De Koek dat ook hij hiervoor in aanmerking zou komen. Toen bekend werd dat dit niet het geval was, nam hij het besluit om de var kenshouderij uit te breiden. De vraag was nu echter: Hoe groot moet ik bouwen? Moeten de oude stallen en de schuur verbouwd worden of moet er een nieuwe stal komen? Na lang wikken en wegen werd er besloten om een nieuwe stal en wel voor 45 fokzeugen te bou wen. De stal kwam te bestaan uit 5 kraamhokken, 10 opfokhokken en 25 ligboxen, terwijl de opfokzeu- gen in de oude stallen worden gehouden. De heer De Koek huldigt het principe: als ik iets doe, doe ik het goed. Daarom kocht hij direkt goed fokmateriaal aan in Overijssel en Limburg, ter wijl hij later een eigen beer is gaan aanhouden. De zeugen gaan 2x per dag 1 uur in het wei land. Wat lichaamsbeweging en enige opname van gras komt volgens hem de gezondheid van de zeu gen ten goede, terwijl hij een nevenvoordeel vindt dat de mest buiten wordt gedeponeerd. Na ruim een jaar ervaring is hij over de resul taten van de varkenshouderij zeer tevreden. Het resultaat van zijn bedrijfsekonomische boekhou ding bevestigt dit. NIEUWE TOESTAND BEDRIJF Door aankoop van een perceeltje grond is de oppervlakte thans 9.50 ha: 8.50 ha bouwland en 1 ha erf en grasland. De heer De Koek gaat er van uit dat de uitbrei ding van de varkenshouderij zo weinig mogelijk ten koste mag gaan van.de rentabiliteit van de akker bouw. Door gebruik te maken van de loonwerker bij de oogst en door toepassing van chemische on kruidbestrijding, bleek een intensief bouwplan met gewassen met hoge saldo's mogelijk. Het bouwplan in 1968 was: Tarwe 1.80 ha Gerst 1.10 ha 3.80 ha Vlas 0.90 ha Suikerbieten 0.90 ha Aardappelen 2.60 ha Uien 0.90 ha 4.70 ha Winterwortelen (ruggenteelt) 0.30 ha Omdat enkele percelen met bietencystenaaltje besmet zijn, kon hij dit jaar weinig bieten verbou wen. Op onze vraag, hoe het staat met de benodigde arbeid, antwoordt de heer De Koek dat als hij thans nog moest bouwen hij een stal voor minstens 25 fokzeugen meer zou plaatsen. In een dergelijke nieuwe stal valt bij waterleiding en voerwagentjes de benodigde tijd per zeug mee. Vanzelfsprekend brengt het werpen der zeugen zijn aparte problemen mee, omdat dit nogal eens nachtwerk is. Indien het druk is op het veld neemt de vrouw de verzorging van de varkens voor haar rekening, maar dit aantal dagen is gering. De heer De Koek heeft het niet in de breedte bedrijfsvergroting kunnen vinden en heeft het toen in de diepte gezocht: intensieve akker bouw en een grote eenheid fokzeugen. Wel stelt de heer De Koek uitdrukkelijk dat dit alleen te reali seren is, wanneer er èn vakbekwaamheid èn lief hebberij aanwezig is. Mankeert het daar niet aan, dan is op zulk een bedrijf een goede boterham te verdienen. En met veel vreugde voor het be drijf, getuige het enthousiasme waarmee de heer en mevrouw De Koek over hun bedrijf praten.

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsch landbouwblad ... ZLM land- en tuinbouwblad | 1968 | | pagina 7