Belangrijke zaken in het Hoofdbestuur
K. IN. L. C.
Landbouw-comité
over nieuwe prijzen
Deze week
4
In verband met het komende overleg op allerlei
plaatsen en niveaus over de richtprijzen 1969/70
heeft het hoofdbestuur van het K.N.L.C. enkele
grove voorlopige beleidslijnen getrokken, waar
langs verder gewerkt zou kunen worden, zowel in
Brussel als in Den Haag.
De E.E.G.-Ministerraad gaat straks (oktober of
later?) behalve over de prijzen 1969/70 ook tege
lijk „fundamenteel" praten over het landbouw
probleem. Daarbij zullen de financiële lasten en
overschotten een grote rol spelen. Erkend moet
worden dat structurele factoren (veel arbeids
krachten op veel kleine bedrijven) leiden tot een
produktie-omvang die de vraag overtreft. Hierin
is op korte termijn door prijsverlaging geen ver
andering te brengen. Ook het overstappen op stel
sels waarbij toeslagen lage producentenprijzen
moeten aanvullen zal niet leiden tot een produk-
tiebeperking en allesbehalve tot verlichting voor
de staatskassen.
Voor de oplossing van de E.E.G.-landbouwpro
blemen is noodzakelijk, dat een economisch en
sociale politiek in E.E.G.-verband wordt gevoerd,
eerst gericht op probleemgebieden, die uitwijk
mogelijkheden schept voor hen die de landbouw
verlaten. Dit is een onmisbare voorwaarde voor
verdere verbetering van de produktie-omstandig-
heden in land- en tuinbouw. Wordt hieraan niet
voldaan dan zal die verbetering onvermijdeliik
overschotproblemen versterken. De E.E.G.-Minis-
terraad moet spoedig de nodige organisatorische
en financiële voorzieningen voor een doelmatig
E.E.G.-structuurbeleid buiten en binnen land- en
tuinbouw treffen.
MEDEDINGINGSBELEID
Tegelijk met het structuurbeleid dient ook het
mededingingsbeleid in de landbouw vanuit Brus
sel versterkt te worden voortgezet. Het is nood
zakelijk dat tot gelijktrekking van allerlei maat
regelen in de E.E.G.-landen wordt gekomen, die
nu nog de concurrentie vervalsen. Te meer is dit
nodig als de prijsaanpassing beperkt zou moeten
blijven vanwege de marktsituatie. Verschillende
maatregelen op het gebied van subsidiëring, van
belastingen en van sociale voorzieningen verhin
deren, dat de produktie daar plaats heeft, waar
bedrijf, omgeving en ondernemer er het meest ge
schikt voor zijn.
De laatste tijd is er in het bijzonder aanleiding
om attent te zijn op allerlei maatregelen, die in
Frankrijk zouden worden genomen om de gevol
gen van de onlusten van dit voorjaar voor de
landbouw op te heffen (steun aan eiermarkt, pre
mies per koe). Zou het mededingingsbeleid op
korte termijn niet het gewenste perspectief bie
den, dan zal aan de Nederlandse Minister van
Landbouw moeten worden verzocht om de voor de
Nederlandse ondernemers bestaande concurrentie
nadelen op te heffen.
ALGEMEEN PRIJSNIVEAU
Er kan weer een stijging van de gemiddelde
kosten op nationaal en E.E.G.-vlak geconstateerd
worden. Daarom zal er in beginsel een algemene
prijsverhoging voor de ba si sprod ukten (granen,
koolzaad, suikerbieten, melk, rundvlees, varkens
vlees) plaats moeten hebben, gebaseerd op de ge
middelde kostenstijging in de E.E.G. Omdat er nog
een grote achterstand in landbouwinkomen is, is
het niet gerechtvaardigd om een korting toe te
passen vanwege produktiviteitsstijging.
Er kan aanleiding zijn om voor sommige produk-
ten deze principiële verhoging niet toe te passen
omdat de nadelen voor de marktsituatie opwegen
tegen de inkomensverbetering. Dit geldt met name
voor suikerbieten en varkensvlees.
PRIJZEN EN PRIJSVERHOUDINGEN
Naast een algemene prijsverhoging zal een ver
betering van de prijsverhoudingen nagestreefd
moeten worden terwille van een zo evenwichtig
mogelijk produktiepatroon. Dit betekent dat een
verdergaande prijsverhoging voor sommige pro-
dukten overwogen zou kunnen worden. In dit ver
band kan gedacht worden aan slachtrunderen en
voedergranen (gerst en< rogge).
Wat de voedergranen betreft moet echter ter
dege rekening gehouden worden met de gevol
gen voor de rentabiliteit van de dierlijke produk
tie. Daartegenover staat dat ook de gunstige markt
situatie bij sommige veredelingsprodukten (var
kens) in aanmerking genomen mag worden en
dat heffingen en restituties aan de buitengrens
aangepast kunnen worden. Bovendien mag in
E.E.G.-verband rekening worden gehouden met
het remmende effect- van een voergr aanprijs ver
hoging op een verschuiving naar de veehouderij
sectoren. De verhoging van de drempelprijzen van
mais en andere uitheemse voedergranen moest
zover gaan als strikt noodzakelijk is voor het doen
bereikén van de richtprijzen van gerst en rogge.
Evenals in voorgaande jaren zal ook nu weer
gepleit moeten worden voor een nationaal beleid
ter verbreding van de akkerbouwgarantie (vlas-
en graszaadtoeslag) zolang nog geen E.E.G.-markt
ordening voor de betreffende produkten bestaat.
Op 3 september was het hoofdbestuur van het
Koninklijk Nederlands Landbouw-Comité in
Utrecht bijeen. Het punt, dat de meeste aandacht
vroeg, was het landbouwbeleid voor de naaste toe
komst en dan in het bijzonder het E.E.G.-prijsbe
leid 1969/70. Het hoofdbestuur wijdde daar een
uitvoerige oriënterende bespreking aan, omdat dit
onderwerp in de komende maanden op allerlei
plaatsen aan de orde zal zijn: in het Landbouw
schap en zijn afdelingen, in het C.O.P.A. in Brus-
c'in allerlei besprekingen met Haagse en Brus-
2 autoriteiten. De voorlopige conclusies waar
de men kwam, vindt u in bovenstaand artikel.
Daarnaast waren echter ook andere punten van
de hoofdbestuursagenda belangrijk.
ORGANISATORISCHE ZAKEN
De begroting van het K.N.L.C. voor 1969 werd
in tweede lezing behandeld. Ze gaat nu naar de
algemene vergadering, die haar dan definitief zal
vaststellen. Op dezelfde wijze werd gehandeld met
het accountantsrapport en het verslag van de
Financiële Commissie over het boekjaar 1967. De
algemene vergadering wordt dit jaar gehouden
in het gloednieuwe Nederlands Congresgebouw in
Den Haag op 4 november a.s. Daar zal in het open
bare middaggedeelte gesproken worden door de
Minister van Financiën, prof. dr. H. J. Witteveen,
over het economische klimaat voor de kleine on
dernemer.
Het hoofdbestuur benoemde ook drie vertegen
woordigers in een werkgroep van het Landbouw
schap die verschillende vraagstukken rondom de
pacht gaat bestuderen: pachtprijs en pachtregeling
en hun betekenis voor de bedrijfsvergroting en de
financiering. Aangewezen werden de heren H. P.
H. Waalkens te Tollebeek, T. E. Willems te Roden
en T. A. Oosterhof te Engwierum.
GRONINGER AKKERBOUW
De Groninger Maatschappij van Landbouw had
het hoofdbestuur een rapport van een eigen werk
groep overgelegd, waarin de vraagstukken van
het Groninger klei-akkerbouwgebied duidelijk uit
eengezet waren. De Groninger Maatschappij drong
er op aan, dat nu het landbouwprijsbeleid binnen
kort aan de orde komt, daarbij ook zoveel moge
lijk rekening zal worden gehouden met bedoelde
problemen. Eén van de oplossingen moest name
lijk gezocht worden in dat prijsbeleid. Het ging er
de Groninger Maatschappij om dat men overal tot
de erkenning komt, dat het hier een gebied met
typische en grote moeilijkheden betreft.
Het hoofdbestuur had alle begrip voor de ge
schetste situatie in noordelijk en oostelijk Gronin
gen. In het E.E.G.-prijsbeleid en in het algemene
grotendeels nog nationale landbouwbeleid zal ech
ter slechts een deel van de oplossing kunnen wor
den verkregen. Daarom zal, vooral ook door Gro
ningen zelf, een plan met specifieke maatregelen
voor specifieke,, regionale moeilijkheden opgesteld
moeten worden. In dit verband kan op de ongun
stige waterhuishouding worden gewezen. Speciale
voorzieningen in E.E.G.- of nationaal kader zijn
dan te overwegen.
De vraag kwam ook ter tafel, of men in Gronin
gen wel voldoende rekening houdt met de moge
lijke en wenselijke wijzigingen in structuur- en
bedrijfsplan. Het akkerbouwbedrijf zal b.v. een
vergroting of een gedeeltelijke overschakeling op
veehouderij moeten en kunnen ondergaan.
Anderzijds werd echter gewezen op de opge
dane ervaringen op dit stuk, waardoor men in
Groningen voorlopig zich vooral op het huidige
bedrijfstype meent te moeten baseren.
BEDRIJFSOVERNAME
De P.J.N.G. zorgde voor een nuttige gedachten-
wisseling over de financiering van de bedrijfs
overname. Zij legde het hoofdbestuur een samen
vattend -verslag voor van een studiedag van de
'T1 ELKENS weer constateren wij, dat de schaaX-
vergroting, waarover ook in landbouwkrin-
gen veel gesproken wordt, in andere dan agrarische
sectoren van het maatschappelijke en economische
leven gestadig doorgang en voortgang vindt. Zowel
op het terrein van de samenvoeging van gemeen
ten als die van bedrijven hebben wij de laatste
tijd hierover kunnen lezen.
De minister van binnenlandse zaken is in onze
provincie geweest en heeft gesproken over de
samenvoeging van gemeenten. De tijd is niet ver
meer, dat van de meer dan 100 gemeenten, die
Zeeland telt, er nauwelijks 20 meer van over zul
len zijn. Veel van het vertrouwde en eigene ver
dwijnt hierdoor, de plaatselijke inspraak en per
soonlijke contacten verdwijnen. De overheidsbe
moeiingen in een stedelijk apparaat hebben veel
meer een industriële inslag dan die op een dorp,
waar het persoonlijke element de boventoon voert.
In de grote financiële wereld, op verzekerlngs-
gebied en op industrieel terrein hebben ook weer
fusies plaats gevonden. De financiële kolommen
van onze dagbladen hebben ons uitvoerig ing,elicht
over de gebundelde krachten die een sterkere posi
tie tot gevolg hebben.
TS OMT de landbouw op het punt van samen-
■**- voegingschaalvergroting en samenwerking?
Is de beslotenheid en de gebondenheid, de zin tot
onafhankelijkheid een rem om tot andere syste-
drie centrale 'landbouwjongerenorganisaties. De
P.J.G.N.-vertegenwoordiger lichtte toe, dat de hoge
financiële lasten voor de jonge boer bij volledige
eigendomsoverdracht de jongeren hadden doen den
ken over mogelijke andere oplossingen. Overheids
subsidiëring op dit terrein leek hun op den duur
geen oplossing te bieden. Als mogelijkheden waren
de erfpacht en ook verschillende samenwerkings
vormen aan de orde gekomen, alle bedoeld om de
kapitaalsbehoeften te beperken. De pacht was ook
besproken, waarbij ook gedacht werd aan over
name met verpachting door een nieuw soort Stich
ting Beheer Landbouwgronden. Een dergelijke
aktiviteit zou ook nuttig koopprijsregelend kun
nen werken; in dat verband zou aan hogere pach
ten kunnen worden gedacht.
De jongeren zien een levensgroot financierings
probleem op zich af komen, omdat de bedrijfsver
groting in een snel tempo door zal gaan; en daar
mee de stijging van de kapitaalsbehoefte. Het
hoofdbestuur sprak zijn waardering uit voor dit
stuk werk van de jongeren. Voorkeur werd uit-
fesproken voor het hanteren van de erfpacht, wel-
e rechtsvorm nog meer „verkocht" zou moeten
worden. In dit verband werd ook veel waarde ge
hecht aan de studie over het stelsel van de grond-
kredietbrief die in het Landbouwschap aan de gang
is.
men en bedrijfsvormen over te gdan? Worden de
voorbeelden op andere terreinen van het maat
schappelijk en economisch leven misverstaan, of
zijn deze niet van toepassing op onze landbouwbe
drijven?
Is het feit, dat de landbouwer werkt met leven
de elementen als dieren, bomen en planten, die
als het ware een persoonlijke behandeling eisen
een sta in de weg om een als het ware industriële
behandeling toe te passen?
Ij1 N tocheconomische wetten laten zich
niet straffeloos overtreden. De steeds door
werkende stijging van kosten, bij gelijkblijvende
of dalende opbrengsten eisen een heroriëntering.
De geëigende vormen passen niet meer volledig in
deze tijd. Er zal veel inzicht, bezinning en overleg
aanwezig moeten zijn, tvil de omschakeling sla
gen.
Samenwerken betekent toch het opgeven van de
zelfstandigheid, terwijl voor de uitbreiding als een
manszaak het kapitaal veelal niet toereikend is!
Is het wel toereikend, om b.v. grond te kopen,
dan is de slechte rentabiliteit een rem. Onze be
drijfseconomische afdeling doet het ons hoe langer
hoe meer inzien, dat schaalvergroting welhaast de
enige mogelijkheid is om de tred van de ontwik
keling bij te houden.
PA AU WE.