Waar het om «gaat Waar het in de komende tijd op landbouwpolitiek gebied om gaat H' A' M ONS COMMENTAAR ONS hoofdartikel van deze week waarin een overzicht wordt gegeven van datgene wat zich op landbouwpolitiek gebied afspeelt, zal de lezer vermoedelijk hier en daar net zo verbaasd en verbijsterd hebben als ons toen wij deze gegevens bij de samenstelling van dit overzicht opnieuw onder ogen kregen. Hoewel we ook in dit zo objectief mogelijk opgestelde artikel het oordeel over een en ander niet geheel voor ons konden houden, hebben wij desondanks behoefte aan een apart commen taar. Als we de aan de orde zijnde problemen op de keper proberen te beschouwen, dan moeten we vaststellen dat veel aan de orde gestelde vraag stukken (de kosten van het beleid, de structuur, het zo goed mogelijk aanpassen van aanbod aan vraag) niet langs ons heen mogen gaan. Wij geloven ook niet dat noch bij boer en tuinder, noch bij het ge organiseerde bedrijfsleven dit het geval is. Men is, zo menen wij, bereid om over iedere daadwerkelijke bijdrage in de discussie hoe het beter zou kunnen, serieus te praten en mee te denken. Het zoeken naar de steen der wijzen in landbouw politiek opzicht is evenwel geen eenvoudige, zo geen onmogelijke zaak. Naar ons gevoel zouden we al een eind verder zijn als iedereen dat eens er kende. De tot nog toe gelanceerde gedachten wor den anders teveel gezien als „de oplossingen" van „het" landbouwpolitieke probleem. Een volgende opmerking die wij in dit verband willen maken is dat ons inziens bij al deze discus sies teveel hooi op de vork wordt genomen. Boven dien wordt de indruk gewekt het karweitje wel eventjes te zullen klaren. Er zit verder niet alleen hooi op die vork, er zit ook stro bij en zelfs heeft men hier en daar een zode losgestoken. De prijzen van de landbouwprodukten worden met de overschotten op een hoop gegooid en als het politiek goed uitkomt wordt er de struktuur (grotere bedrijven en versnelde afvloeiing) ook nog bijgedaan. (Vervolg van pag. 1.) ET verband tussen deze drie kwesties, die op dit moment centraal staan, is veel losser dan vele van de bijdragen in de huidige discussie wel doen vermoeden. Bovendien, zo men van oplossin gen wil spreken, dan gaat het om een aanpak die in de tijd gezien toch wel zeer verschillend is. Nie mand denkt toch immers een andere bedrijfsstruk- tuur op korte termijn tot stand te Runnen brengen, welk beleid er dan ook gevoqjd wordt? Of men de kwestie van de Afvloeiing en bedrijfs- struktuur niet zwaar overtrekt, is voor ons een vraag. Is dit zo'n vraagstuk, althans in ons land, als we zien dat boer en tuinder altijd naar kostenver laging hebben gestreefd? Is het zo'n probleem als we kennis nemen van het toenemend aantal bedrij ven, ook in onze streek, zonder opvolger? Neen, we zijn al lang een stap verder, we maken ons zor gen over de vraag hoe de blijvers deze veranderin gen moeten ontvangen. Niets vinden we hierover in de huidige discussies over het landbouwbeleid. In verband met het probleem van de overschot ten menen wij dat zeker in ons land niet genoeg de nadruk gelegd kan worden op de afzetkracht. Onze vraag is voorts of een weergave van de wereld situatie ook niet verhelderend kan werken. Boven dien: is er nu niemand onder diegenen die zich tot nu toe in het landbouwpolitieke debat mengden, die uitgaande van de grote produktiemogelijkheden van de Europese landbouw, eens een studie wijdt aan het inpassen van deze landbouwmogelijkheden in het kader van de ontwikkelingshulp. Aan zo'n studie is zeker behoefte! Bij het zuiveldebat in de Eerste Kamer op 26 juni j.l. heeft Minister Lardinois gewezen op de financiële consequenties voor de E. E. G. van het huidige beleid en de stemmingen die hieromtrent in andere E. E. G.-landen aanwezig zijn. Hij stelde toen namelijk dat we ook nationaal voorzichtig moeten zijn met de produktie omdat de solidari teit in de E.E.G. niet zodanig is dat de toegeno men produktie automatisch en zonder meer voor Europese rekening komt. Hij deed voorts de con statering dat we met een zuiveloversehot zullen moeten leren leven en toonde zich voorstander van een voorzichtig prijsbeleid. Uit dit debat kan tevens worden afgeleid dat de Minister ter verbetering van de situatie, behalve in een relatieve verhoging der rundvleesprijs., bepaald mogelijkheden ziet in verbeteriiig van de afzet. Over de concentratie in de zuivelindustrie, een voorwaarde voor verrui ming van de afzet aldus de Minister, heeft hij nogal harde dingen gezegd in een vraaggesprek met het blad van de F. N. Z. De bewindsman was vermoedelijk van mening dat er zijnerzijds een bijdrage was geleverd in de afzetverbetering door de verhoging van het vet gehalte der consumptie, een verhoging waarvoor zij zelfs tegenstand van een enikele landbouwdes kundige in de Kamer moest trotseren. NOG MEER DUITEN De nuances in het standpunt van de Minister zijn niet altijd te vinden in beschouwingen die ook van andere zijde in ons land over de landbouwproble men naar voren worden gebracht. Het zijn niet al leen artikelen en commentaren in dagbladen en periodieken die niet altijd overstromen van waar dering voor 't huidige landbouwbeleid, maar ook van leidinggevende zijde, zowel uit de sector van 't industrieel bedrijf als uit dat dér wetensohap, wordt de huidige situatie nogal eens op de korrel genomen. De opmerkingen van de heer Hupkes herinneren wij ons nog goed (evenals trouwens de reactie van de heer Geuze). Maar hoezeer hij de gevoelens in industriële kring weergaf, bleek ook wel uit een artikel in de Nederlandse Onder neming, waarin de landbouw wordt verweten dat er een basisfilosofie ontbreekt omtrent de opvoe ring van de produktie, de zelfvoorzieningsgraad, de afvloeiing van personen uit de landbouw en de samenhang van deze factoren met het overige eco nomische leven. Van de beschouwingen van wetenschappelijke zijde hebben vooral die van de Wageningse hoog leraren Horring en Riemsdijk de aandacht getrok ken. Als het voorrecht van de wetenschapsman is om ongeacht het beleidsaspect en het psycho logisch effect ook op de brede massa een koele in sterke mate theoretisch gebaseerde mening te ontvouwen over de nieuwe wegen die het land bouwbeleid moet inslaan, dan moeten we hier ir. B. van Dam nog aan toevoegen en mogen we het advies om marginale gronden maar te bebossen in de let wel jaren '50 door professor Thur- lings gedaan, ook niet vergeten. Overzien we het geheel van suggesties uit deze hoek, dan hebben ze ook alle als achtergrond de onvrede met het huidige prijsbeleid, dat veel kost en overproduktie stimuleert. Prof. Riemsdijk heeft meest recent een oplossing van déze problemen voorgesteld, waarbij de sleutel is verlaging van de producentenprijzen. De inkom stenderving van de boeren moet zijn inziens dan worden opgevangen door het verlenen van toe slagen per ha. Deze toeslagen die ergens zouden moeten liggen tussen 450,en 750,zouden evenwel na ongeveer 20 jaar moeten verdwijnen. Het structuurbeleid zou dan zowel afvloeiing als LS men wijst op het psychologisch slechte effekt van een discussie, zoals tot nog toe over het E.E.G.-landbouwbeleid is gevoerd, wordt er meestal tegengeworpen dat men een gedachten- wisseling niet moet schuwen en dat de waarheid toch gezegd mag worden. Ons bezwaar is evenwel dat er nogal wat halve en eenzijdige waarheden zijn verkondigd. De buitenwacht wordt op die wijze alleen maar gestimuleerd om de modeconclusie, die op alle moeilijke zaken past, „de samenleving moet maar eens zeggen dat het anders moet", met verve naar voren te brengen. Boer en Tuinder constateren dat er veel overhoop wordt gehaald, maar dat er weinig concrete aanwijzingen naar voren komen, waarmede hij die problemen aan kan pakken. In tussen moet hij zich niet in de put laten praten! Neen, hij moet bij blijven, modern zijnl AAR is de constatering dat de moderne boer en tuinder het met de rentabiliteit moeilijk heeft. Dat hij, als de risico's wat groter dan nor- maal zijn, midden in de problemen zit, waar de ban ken intussen heel wat over kunnen vertellen. De stemming wordt wat bitter als men het bij stijgende kosten over prijsstabilisatie heeft. Waar is de constatering dat het E.E.G. markt- en prijsbeleid een niet afgemaakt gebouw is, waar nog wel het een en ander aan ontbreekt. Niet alleen het consumptiemelkbeleid wordt nog gemist, maar ook voor de akkerbouwer ontbreekt een eerlijke markt verhouding ten aanzien van een aantal kleinere pro- dukten. Heeft het geen zin daar eerst eens over te praten? Heeft het geen zin om eerst ook eens wat te doen aan het verschil in produktievoorwaarden. De Nederlandse Minister van Landbouw, die zich bij de zuivelregeling zo'n opportunist toonde, kan nu bij de kwestie van de belastingstruktuur en de subsidies niet wegduiken achter de Europese soli dariteit IN het kader van een voortgaand beleid voor boer en tuinder hebben ook deze laatste vra gen en constateringen alle zin, menen wij. Want hoe zit het nu, vragen velen zich af! Gaat het om een werkelijk beleid voor de moderne boer en tuinder, of worden ze naar koude vaak onnodige en voortijdige sanering toegepraat? Pr. verbetering van de bedrijfsstructuur hebben moe ten bewerkstelligd, zodat het zonder toeslagen en tegen wereldmarktprijzen kan. De bedoeling van deze gedachten zijn duidelijk: tegengaan van pro- du'ktiestijging en verlaging van de kosten van d* overschotten. De van andere zijde gehoorde richtingen, waar in het landbouwbeleid zich zou moeten bewegen zijn: verhoging van krachtvoerprijzen. (Speciaal ge richt op verlaging van de melkproduktie.) versterkte afvloeiing, een contingentering, beperking dus van de hoe veelheid waarvoor interventieprijs geldt. (Zo als nu bij suiker.) BEDRIJFSLEVEN Natuurlijk vormt het geheel van de landbouw politieke discussie, die is ontstaan en waarvan we het belangrijkste gedeelte hier samenvatten, on- derwei-p van uitgebreid beraad in de landbouw- organisatie's, niet alleen binnen de eigen Z. L. M., maar evenzeer landelijk alsook internationaal in het verband van het C. O. P. A. Alle conclusies zijn natuurlijk nog niet getrokken, maar een aantal stemmingen zijn toch al wel weer te geven. De zorg begint in het verband van de boeren- organisatie in de eerste plaats bij het bedrijf en de ondernemer. Onmiskenbaar is immers dat land en tuinbouw reeds een periode achter zich heeft van geweldige veranderingen. De laatste 1015 ja ren nam immers de stijging van de arbeidsproduk- tiviteit door rationalisatie (veroorzaakt door me chanisatie en afvloeiing) een geweldige vlucht. Onmiskenbaar is evenzeer dat desondanks de kosten zeer sterk zijn gestegen en de prijzen van de basisprodukten (waarvan er een Brusselse prijs regeling bestaat) niet evenredig zijn gestegen en die van de vrije produkten gemiddeld een nog slechter beeld geven. De rentabiliteit niet alleen van het marginale bedrijf, maar ook van 't concurrerend landbouwbe drijf wordt gevaarlijk aangetast; een aantasting die niet zwaar genoeg kan tellen, indien men zich realiseert zowel uit theoretische beschouwingen als uit dat wat in de praktijk gebeurt wat voor investeringen en veranderingen boer en tuinder nog te wachten staan. Voor dit probleem der rentabiliteit zal ook het beleid belangrijke bouwstenen voor een oplossing moeten aandragen, anders kan moeilijk meer van beleid sprake zijn. Trachten we het gevoelen in het georganiseerde bedrijfsleven ten aanzien van de overschotten sa men te vatten, dan is er dachten we een wat ge mengde stemming tussen voorzichtigheid en door gaan, verschillend ook naar produkt en afzetsitua- tie. Ongetwijfeld speelt het besef dat Nederland slechts maar een zeer klein gedeelte van de Euro pese overschotten levert en het gevaar veeleer in de andere E. E. G.-landen ligt hierbij een rol. Bovendien overschotten zijn er vaker geweest en indien we dan met dit verschijnsel in toenemende mate moeten leven, geeft dat dan aanleiding tot al die schrikreakties die er zijn De deskundigen ook van het bedrijfsleven zijn bezig alle oplossingen, die zijn voorgesteld, te bezien. Wat al wel duidelijk is geworden, is dat noch het struktuurbeleid (de grote bedrijven), noch het prijsbeleid (lage prijzen) het teveel kunnen uit roeien. Prof. Van Riemsdijk is te optimistisch, zo hoort men in de kring van deze deskundigen. Hij denkt dat over 20 jaar er niet alleen een volmaakte struk tuur zal zijn, maar dat dit ook een goed inkomen garandeert; bovendien verwacht hij dat waar het parlement niet bereid is een overschot te financie- ren dit wel het geval zal zijn met het zeer hoge bedrag dat de toeslagen zullen vragen. De afzet de verbetering hiervan zien de landbouworganisaties als een zeer belangrijke zaak. In de kring der besturen van de landbouworganisa ties is er ongetwijfeld dan ook ongeduld waar te nemen over het tempo waarin de concentraties in de commerciële agrarische sektor zich voltrekken. Dat het georganiseerd bedrijfsleven zich daar naast vooral ook beraad op dat wat inzake de op heffing van de verschillen in produktievoorwaar den tussen de E.E.G.-landen dient te gebeuren, zal diegene die heeft kennis genomen van wat in Frank rijk weer voor besluiten op het terrein van sub sidiëring zijn genomen, niet verbazen. Nog zwaar der wegen bij de besturen der landbouworganisa ties vermoedelijk de verschillen in de heffing der direkte belasting. Ook geen verwonderlijke zaak voor wie er vanuit gaat, dat deze besturen de stemming weergeven die onder boer en tuinder leeft! De landbouw met de grote „L" gaat een be langrijke periode tegemoet. Het lijkt ons niets t® veel gezegd, indien al de gedurende de laatst® tijd naar voren gekomen gedachten in Brussel doorklinken.

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsch landbouwblad ... ZLM land- en tuinbouwblad | 1968 | | pagina 3